ECLI:NL:RBDHA:2023:1741

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
FT RK 23/97
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van voorlopige voorziening in het kader van problematische schulden en huurrecht

Op 1 februari 2023 heeft de heer [naam01] de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening op grond van artikel 287b van de Faillissementswet, omdat de heer [naam02] van plan was zijn huurwoning te ontruimen. De heer [naam01] verkeert in een situatie van problematische schulden en heeft een WSNP-verzoek ingediend. De rechtbank heeft op 2 februari 2023 een tussenvonnis gewezen waarin is bepaald dat de ontruiming niet mag plaatsvinden voordat er op het verzoek is beslist. Tijdens de zitting op 9 februari 2023 zijn beide partijen en hun gemachtigde verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie voor de heer [naam01], aangezien de ontruiming op 3 februari 2023 was aangekondigd.

De rechtbank heeft de belangen van de heer [naam01] en de heer [naam02] afgewogen. De heer [naam01] heeft een nieuwe baan en kan zijn huurtermijnen tijdig betalen, wat de rechtbank als positief heeft beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de heer [naam01] zwaarder wegen dan die van de heer [naam02], vooral omdat er een kans is op een 100% uitkering aan de schuldeisers binnen achttien maanden. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de heer [naam01] toegewezen en de heer [naam02] verboden om de woning te ontruimen. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2023.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: FT RK 23/97
beschikking op grond van artikel 287b van de Faillissementswet van 16 februari 2023
[naam01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
hierna: de heer [naam01] ,
tegen
[naam02] ,
wonende te [woonplaats01] ,
hierna: de heer [naam02] ,
gemachtigde: mr. [gemachtigde01] namens BoitenLurs Gerechtsdeurwaarders.
Waar deze zaak over gaat
De heer [naam02] wilde de huurwoning van de heer [naam01] op 3 februari 2023 ontruimen. Hierdoor ontstond voor de heer [naam01] een bedreigende situatie. Op 1 februari 2023 heeft hij de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening uit te spreken, waarbij de ontruiming voor zes maanden wordt verboden. De heer [naam01] verkeert in een situatie van problematische schulden. De rechtbank heeft op 2 februari 2023 tussenvonnis gewezen, waarin is bepaald dat niet tot ontruiming van de woning mag worden overgegaan voordat is beslist op het op 1 februari 2023 ingediende verzoek. Bij deze beslissing wijst de rechtbank, alles afwegende, het verzoek van de heer [naam01] toe en legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
Op 1 februari 2023 heeft de heer [naam01] gevraagd om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet (Fw). Daarbij heeft de heer [naam01] ook een WSNP-verzoek ingediend.
1.2.
Het verzoek strekt ertoe dat de heer [naam02] als verhuurder voor zes maanden wordt verboden om de woning die de heer [naam01] van hem huurt te ontruimen. Eerder is de heer [naam01] bij verstekvonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 3 januari 2023 onder meer veroordeeld tot ontruiming van gehuurde woning. De ontruiming stond gepland op 3 februari 2023.
1.3.
Op 2 februari 2023 heeft de rechtbank een tussenvonnis gewezen. Daarbij is de behandeling van het verzoek tot het afgeven van de voorlopige voorziening verwezen naar de zitting van 9 februari 2023. Op deze zitting verschenen:
- de heer [naam01] ;
- de heer [naam03] , schuldhulpverlener;
- de heer [naam02] , verhuurder;
- mevrouw mr. [gemachtigde01] , gemachtigde namens BoitenLuhrs Gerechtsdeurwaarders.

2.De beoordeling

Het doel van de voorlopige voorziening (moratorium)

2.1.
Wanneer iemand kampt met problematische schulden biedt de wet de mogelijkheid met een voorlopige voorziening een soort adempauze te bereiken. Deze adempauze moet een schuldenaar in staat stellen een minnelijk traject voort te zetten, om met zijn schuldeisers een minnelijke schuldregeling te bereiken en/of af te ronden (Artikel 287b Fw). In deze periode wordt de schuldenaar dan niet gehinderd door (executie)maatregelen. Voorwaarde is wel dat is gestart met het minnelijk traject, direct aansluitend op de zogeheten stabilisatiefase én dat sprake is van een bedreigende situatie, zoals bijvoorbeeld een gedwongen woningontruiming.
Is sprake van een bedreigende situatie?
2.2.
De rechtbank stelt vast dat in dit geval sprake is van een bedreigende situatie. De woningontruiming is immers aangezegd tegen 3 februari 2023.
Is een start gemaakt met het minnelijk traject?
2.3.
Vaststaat dat de heer [naam01] , door tussenkomst van financiële hulpverlening van de Gemeente [plaats01] , zich op 1 februari 2023 heeft aangemeld bij [bedrijf01] B.V. met het verzoek geholpen te worden met zijn schuldenproblematiek. In hoog tempo is vervolgens een aanvang gemaakt met de inventarisatie van de schulden en de voorbereiding van de hier voorliggende verzoeken. De schuldhulpverlener heeft op de zitting aangegeven de inventarisatiefase inmiddels te hebben afgerond. De heer [naam01] heeft een aanzienlijke schuld bij zijn verhuurder (de heer [naam02] ) en een substantiële schuld bij zijn zorgverzekeraar. De schuldhulpverlener verwacht in maart 2023 namens de heer [naam01] een aantrekkelijk aanbod aan de schuldeisers te doen, te weten een 100% uitkering over een periode van achttien maanden. Met het minnelijk traject is daarmee een prille start gemaakt.
Worden de lopende termijnen betaald?
2.4.
Om het verzoek om voorlopige voorziening te kunnen toewijzen, is nodig dat de lopende huurtermijnen op tijd worden voldaan. Dat volgt uit de wet (artikel 287b lid 4 Fw in samenhang met artikel 305 lid 2 Fw).
2.5.
Uit de stukken blijkt, en op zitting is besproken, dat de huur voor de maanden januari en februari 2023 inmiddels is voldaan en dat betaling van de daaropvolgende maanden ervan voldoende kan worden gegarandeerd. De heer [naam01] heeft een contract bij een nieuwe werkgever en is op 15 februari 2023 met een nieuwe baan binnen zijn vakgebied. Het gaat om een voltijds dienstverband als IT-medewerker. Hierdoor zal het inkomen van de heer [naam01] aanzienlijk toenemen en kan tijdige betaling van de lopende huurverplichtingen, onder toeziend oog van de ingeschakelde schuldhulpverlener die zich hier op de zitting uitdrukkelijk aan heeft gecommitteerd, voldoende worden gegarandeerd.
Belangenafweging
2.6.
Omdat is voldaan aan de voorwaarden waaronder het verzoek om een voorlopige voorziening kan worden toegewezen, dient een belangenafweging plaats te vinden tussen de belangen van de heer [naam01] en die van de heer [naam02] .
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat de belangen van de heer [naam01] zwaarder wegen dan de belangen van de heer [naam02] , zeker nu bij een succesvol verloop van een minnelijke regeling naar verwachting binnen achttien maanden een uitkering van 100% aan de schuldeisers mogelijk is. De belangen van de heer [naam01] bij het kunnen beschikken over een woonruimte spreken voor zich. Daarbij weegt ook mee dat de heer [naam01] nu de gelegenheid moet worden geboden om tot een oplossing van zijn schulden te komen. De heer [naam01] heeft een lastige periode achter de rug, waarbij hij (na het overlijden van zijn vader) het overzicht over zijn financiën is kwijtgeraakt. Hij streeft ernaar zijn leven weer een goede wending te geven. Hij heeft sinds kort zijn nieuwe baan, met een inkomen waarmee hij zijn schuldeisers in termijn kan betalen. Op het moment dat de heer [naam01] zijn woning nu moet verlaten is er een reële kans dat hij zijn proeftijdperiode niet doorkomt, omdat zijn situatie daardoor verder destabiliseert. In dat geval wordt het schuldhulpverleningstraject ook stopgezet. Hierdoor is de kans groot dat nieuwe schulden ontstaan en de heer [naam01] in een vicieuze cirkel belandt. De aangekondigde ontruiming heeft de heer [naam01] net op tijd wakker geschud en hij is gemotiveerd om een oplossing te vinden voor zijn schuldenproblematiek.
2.8.
De heer [naam02] heeft in dit verband op de zitting aangegeven dat hij het vertrouwen in de heer [naam01] is verloren en wat hem betreft het verzoek moet worden afgewezen en zijn belang zwaarder zou moeten wegen. Hij heeft de heer [naam01] naar eigen zeggen tientallen kansen gegeven om tot een oplossing te komen. De huurachterstand is aanzienlijk opgelopen, terwijl de heer [naam02] ook zijn vaste lasten moet blijven betalen. Daarnaast speelt de situatie inmiddels al bijna twee jaar, waardoor de maat voor de heer [naam02] vol is. De gemachtigde heeft in dit verband aangevoerd dat in juni 2022 al een betalingsregeling met de heer [naam01] is getroffen, maar dat geen enkele betaling door hem werd verricht. In die omstandigheid verdient de heer [naam01] weinig vertrouwen, aldus de heer [naam02] .
2.9.
De rechtbank verwerpt in dit geval het verweer. Weliswaar spreekt ook het belang van de heer [naam02] om zijn vordering betaald te krijgen en niet verder te laten oplopen voor zich. Dit belang wordt door toewijzing van het verzoek evenwel niet geschaad: op de zitting en uit de stukken is gebleken dat betaling van de lopende huurtermijnen voldoende is gegarandeerd en als hierna te melden ook als essentiële voorwaarde aan de voorziening wordt verbonden. De vordering van de heer [naam02] zal in die omstandigheid en naar verwachting niet (veel) verder oplopen. Daar komt bij dat ook de heer [naam02] gebaat is bij een geslaagde minnelijke regeling. De opmaat daartoe is alleen mogelijk in een voorlopig (voldoende) stabiele, niet bedreigende situatie, hetgeen niet mogelijk is wanneer de woningontruiming nu wordt doorgezet.
2.10.
De rechtbank zal daarom het verzoek toewijzen. Daarmee wordt de heer [naam01] de gelegenheid geboden om het minnelijk traject voort te zetten met als doel om met zijn schuldeisers, waaronder de heer [naam02] , de beoogde regeling voor de schulden te bereiken en/of het minnelijk traject af te ronden.
2.11.
Op het WSNP-verzoek kan nog niet worden beslist, omdat het minnelijke traject nog niet is afgerond. De (verdere) behandeling van dat verzoek zal plaatsvinden op
17 juli 2023 om 09:30 uur, onder de voorwaarde dat één week voor voornoemde datum een compleet WSNP-verzoek is overgelegd. Deze termijn is langer wanneer met het WSNP-verzoek ook een verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord (inclusief bijlagen), wordt ingediend. In dat geval dienen beide verzoeken drie weken voor voornoemde datum te zijn aangeleverd.

3.De beslissing

De rechtbank:
  • verbiedt de heer [naam02] tot ontruiming van de woning op het adres [adres01] te [plaats01] over te gaan;
  • bepaalt dat deze voorziening slechts geldt onder de voorwaarde dat
  • bepaalt dat deze voorziening geldt totdat de uitspraak op het WSNP-verzoek in kracht van gewijsde is gegaan of dit verzoek is ingetrokken;
  • bepaalt dat de voorziening in ieder geval vervalt na verloop van
- bepaalt dat de (verdere) behandeling van het WSNP-verzoek zal plaatsvinden op
17 juli 2023 om 09:30 uur, onder de voorwaarde dat één week voor voornoemde datum een compleet WSNP-verzoek is ingediend. Als dat verzoek gepaard gaat met een verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord (inclusief bijlagen), moeten deze verzoeken drie weken voor voornoemde datum zijn aangeleverd.
- bepaalt dat uiterlijk één week (of drie weken als sprake is van een verzoek tot het opleggen van het dwangakkoord) voor voornoemde datum door [bedrijf01] B.V. verslag zal worden uitgebracht als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw.
Dit is een beslissing van mr. H.J. van Harten, rechter, in samenwerking met M.Y.P.M. Zeeman, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2023.