ECLI:NL:RBDHA:2023:17392
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke klachtprocedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen de brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had in deze brief van 7 augustus 2023 aangegeven dat er geen beroep openstaat tegen de afhandeling van de klacht van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij kennelijk onbevoegd is om te beslissen op het beroep van eiser. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 9:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin is bepaald dat beroep tegen de afhandeling van een klacht niet mogelijk is. De rechtbank legt uit dat deze uitsluiting van beroep is bedoeld om een onnodige opeenstapeling van procedures te voorkomen en om het informele karakter van de klachtbehandeling te waarborgen.
Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend en, na een reeks van beslissingen en uitspraken, had hij op 1 maart 2023 een klacht ingediend bij de staatssecretaris. De staatssecretaris had deze klacht ongegrond verklaard, met de opmerking dat de wettelijke beslistermijn voor de asielaanvraag op dat moment nog niet was verstreken. Eiser was het niet eens met deze beslissing en had beroep ingesteld. De rechtbank concludeert dat er geen appellabel besluit is, omdat de klachtbehandeling niet onder de reikwijdte van de Awb valt. De rechtbank verklaart zich daarom onbevoegd om van het beroep kennis te nemen en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, en is openbaar gemaakt op 13 november 2023.