ECLI:NL:RBDHA:2023:17386

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
NL23.33934
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid van het asielrelaas en procedurele aspecten

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, heeft op 4 september 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 oktober 2023 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 9 november 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar de gemachtigde van eiser zich had afgemeld wegens het ontbreken van documenten.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat het asielrelaas van eiser niet geloofwaardig is. Eiser heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn vertrek uit Algerije en de dood van zijn broer, en heeft geen documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn claims. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Algerije een reëel risico loopt op ernstige schade.

Daarnaast wordt ingegaan op procedurele aspecten, waarbij de rechtbank stelt dat het de verantwoordelijkheid van de gemachtigde is om het asieldossier tijdig op te vragen. De rechtbank oordeelt dat, hoewel eiser niet met zijn gemachtigde heeft kunnen overleggen, dit niet heeft geleid tot benadeling in zijn belangen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33934

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. U.H. Hansma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum]. Hij heeft op 4 september 2023 een (opvolgende) aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 19 oktober 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. De gemachtigde van eiser heeft zich afgemeld voor de zitting nu eiser voorafgaand aan de zitting geen documenten heeft overgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eisers broer had problemen met zijn schoonfamilie en is daarom volgens eiser in 2018 vermoord. Eiser vreest bij terugkeer naar Algerije ook voor problemen met de schoonfamilie van zijn broer.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. problemen met de schoonfamilie van uw broer.
6. De staatssecretaris heeft het eerste relevante element geloofwaardig geacht. De staatssecretaris vindt het tweede relevante element niet geloofwaardig. Eiser heeft tegenstrijdig verklaard over het moment dat hij Algerije heeft verlaten, over wanneer zijn broer zou zijn overleden en over of er iemand verantwoordelijk is gehouden voor de dood van zijn broer. Eiser heeft niet concreet gemaakt dat zijn broer daadwerkelijk zou zijn vermoord. Voorts heeft eiser met zijn verklaringen niet concreet gemaakt waarom hij voor de schoonfamilie van zijn broer te vrezen zou hebben. De staatssecretaris werpt eiser voorts tegen dat hij geen documenten heeft overgelegd om zijn gestelde problemen te onderbouwen. De staatssecretaris vindt daarom dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade.
De voorbereiding van het bestreden besluit
7. Eiser voert aan dat zijn gemachtigde voorafgaand aan het voornemen niet de beschikking had over de stukken van de eerdere asielprocedures. De staatssecretaris had daarom een nieuw voornemen moeten uitbrengen nadat eiser kennis had kunnen nemen van deze stukken. Bovendien heeft eiser door een fout van de beveiliging zijn procedure niet kunnen voorbereiden met zijn gemachtigde, die op hetzelfde moment als eiser wel aanwezig was op de plek van het gehoor. Eiser stelt voorts dat hij onvoldoende tijd heeft gehad om het nader gehoor met zijn gemachtigde na te bespreken. Het besluit berust daarom volgens eiser niet op een deugdelijke voorbereiding.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich in het bestreden besluit allereerst terecht op het standpunt gesteld dat het de verantwoordelijkheid van de gemachtigde is om het asieldossier tijdig op te vragen bij de staatssecretaris. Het komt voor risico van eiser dat dit niet is gebeurd. De rechtbank volgt de staatssecretaris voorts in zijn overweging dat het op weg van de gemachtigde lag om uitstel te vragen voor het indienen van correcties en aanvullingen. Niet gebleken is dat dat niet mogelijk was.
8.1.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser zijn procedure niet heeft kunnen voorbereiden met zijn gemachtigde, terwijl zij beiden op het daarvoor geplande tijdstip aanwezig waren. Dat is in strijd met artikel 3.109, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit, waardoor het bestreden besluit niet berust op een zorgvuldige voorbereiding. Naar het oordeel van de rechtbank is echter niet gebleken dat eiser door de gang van zaken is benadeeld. De niet onderbouwde stelling van eiser dat hij in zijn belangen is geschaad, is voor dat oordeel onvoldoende. Evenmin blijkt uit het verslag van het nader gehoor of uit de correcties en aanvullingen dat eiser door de gemiste voorbereiding niet afdoende heeft kunnen verklaren. De rechtbank zal daarom dit gebrek passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.
De geloofwaardigheid van het asielrelaas
9. Eiser stelt zich op het standpunt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft overwogen dat zijn asielrelaas niet geloofwaardig is. Eiser kan stukken overleggen ter onderbouwing van zijn asielrelaas. Daarnaast heeft de staatssecretaris eiser tijdens het nader gehoor onvoldoende geconfronteerd met de verschillen tussen de verklaringen in het nader gehoor en de verklaringen tijdens eerdere gehoren. Eiser vindt voorts dat de staatssecretaris ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake is van tegenstrijdige, inconsistente, vage, bevreemdende of anderszins ongeloofwaardige verklaringen. Tot slot voert eiser aan dat niet valt in te zien waarom de dood van zijn broer minder geloofwaardig zou zijn als gevolg van de reisbewegingen die eiser in Europa heeft gemaakt.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in de besluitvorming voldoende gemotiveerd waarom hij het asielrelaas van eiser niet geloofwaardig vindt. De staatssecretaris heeft er daarbij allereerst op kunnen wijzen dat eiser langere tijd in diverse Europese landen heeft verbleven zonder daar asiel aan te vragen. Eiser heeft hiervoor geen verklaring gegeven en heeft evenmin zijn stelling dat niet valt in te zien waarom de reisbewegingen afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn relaas onderbouwd.
10.1.
De staatssecretaris heeft voorts kunnen tegenwerpen dat eiser geen documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn relaas. Eiser heeft namelijk zowel tijdens het nader gehoor als in de zienswijze en in beroep verklaard dat hij over documenten ter onderbouwing van zijn asielrelaas beschikt en dat hij deze nog zal overleggen. Eiser heeft dergelijke documenten echter niet overgelegd. Het feit dat eiser stelt over documenten te beschikken en dat hij deze niet overlegt, doet naar het oordeel van de rechtbank afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers verklaringen.
10.2.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de staatssecretaris onder verwijzing naar passages uit de gehoren deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser op diverse punten tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Eiser heeft zijn stelling dat hij geen tegenstrijdige verklaringen zou hebben afgelegd niet nader geconcretiseerd of onderbouwd. De rechtbank volgt niet eisers stelling dat de staatssecretaris hem onvoldoende zou hebben geconfronteerd met de geconstateerde tegenstrijdigheden. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt dat de staatssecretaris eiser heeft geconfronteerd met tegenstrijdigheden tussen verklaringen in het nader gehoor en het aanmeldgehoor [1] .
Het inreisverbod
11. Eiser voert aan dat de staatssecretaris het reeds opgelegde inreisverbod had moeten heroverwegen. Eiser heeft inmiddels zijn asielmotieven naar voren gebracht in een algemene asielprocedure en er is geen sprake van een bijzondere reden om een inreisverbod op te leggen.
12. Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris heeft het inreisverbod bij besluit van 26 september 2022 opgelegd. Dat besluit staat in rechte vast. Eiser heeft niet verzocht om heroverweging van het inreisverbod en heeft ook overigens niets naar voren gebracht op grond waarvan de staatssecretaris het eerder opgelegde inreisverbod had moeten heroverwegen of opheffen. Het enkele feit dat eiser een herhaalde asielaanvraag heeft gedaan is daartoe naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie p. 9 van het nader gehoor