In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, heeft op 4 september 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 oktober 2023 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 9 november 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar de gemachtigde van eiser zich had afgemeld wegens het ontbreken van documenten.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat het asielrelaas van eiser niet geloofwaardig is. Eiser heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn vertrek uit Algerije en de dood van zijn broer, en heeft geen documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn claims. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Algerije een reëel risico loopt op ernstige schade.
Daarnaast wordt ingegaan op procedurele aspecten, waarbij de rechtbank stelt dat het de verantwoordelijkheid van de gemachtigde is om het asieldossier tijdig op te vragen. De rechtbank oordeelt dat, hoewel eiser niet met zijn gemachtigde heeft kunnen overleggen, dit niet heeft geleid tot benadeling in zijn belangen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.