Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiseres,
mede namens haar minderjarige kinderen:
[minderjarige],
[minderjarige],
[minderjarige],
[minderjarige],
[minderjarige],
[minderjarige],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres op 30 september 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op deze aanvraag niet tijdig beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiseres op 5 april 2023. Eiseres heeft vervolgens op 1 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen heeft beslist op de aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn is verstreken en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen, met inachtneming van de zorgvuldigheid van de besluitvorming. Gezien de achterstanden bij de staatssecretaris, heeft de rechtbank de termijn verlengd naar acht weken.
Daarnaast heeft de rechtbank een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, die verschuldigd is vanaf 20 april 2023 tot en met 1 juni 2023. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door de staatssecretaris moeten worden betaald. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd.