ECLI:NL:RBDHA:2023:17370

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
NL23.21822
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser wegens onvoldoende zwaarwegende discriminatie en geloofwaardigheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 10 november 2023, wordt het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 12 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 5 juli 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren, maar eiser zelf niet.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht ongegrond heeft verklaard. Eiser heeft aangevoerd dat hij problemen heeft gehad met zijn familie en discriminatie heeft ervaren vanwege zijn uiterlijke kenmerken. De staatssecretaris heeft echter vastgesteld dat, hoewel de identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig zijn, de door eiser gestelde discriminatie niet als zwaarwegend genoeg wordt beschouwd om aan te nemen dat hij vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij niet kan functioneren op maatschappelijk en sociaal gebied.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21822

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E.H. Bokhorst),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. H.R.D. Leene).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft de Algerijnse nationaliteit. Hij heeft op 12 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 5 juli 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser is niet op de zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de ongegrondverklaring van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Asielaanvraag
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag – kort samengevat – ten grondslag dat hij problemen had met zijn broer en vaak door hem en door zijn vader werd mishandeld. Ook werd eiser gediscrimineerd en mishandeld door medeburgers en door de Algerijnse autoriteiten vanwege zijn uiterlijke kenmerken. Daarnaast ondervond eiser problemen met zijn buren, er is een zaak tegen eiser aanhangig gemaakt bij de rechtbank.
3.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen;
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Problemen in familiaire sfeer met vader en broer;
- Discriminatie vanwege uiterlijke kenmerken;
- Problemen met buren.
De staatssecretaris acht eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig ondanks het feit dat het nationale paspoort van eiser nog niet is onderzocht.
De relevante elementen ‘problemen in familiaire sfeer met vader en broer’, ‘discriminatie vanwege uiterlijke kenmerken’ en ‘problemen met buren’ worden door de staatssecretaris geloofwaardig geacht. De geloofwaardigheid van deze relevante elementen is volgens de staatssecretaris echter onvoldoende zwaarwegend om aan te nemen dat eiser vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Op wat de staatssecretaris over de zwaarwegendheid van de relevante elementen overweegt wordt – voor zover van belang – nader ingegaan. Ook wordt ingegaan op wat eiser daartegen heeft aangevoerd.
Is het besluit innerlijk tegenstrijdig en ondeugdelijk gemotiveerd omdat niet kenbaar is waarom de discriminatie onvoldoende zwaarwegend is?
4. Eiser betoogt dat de discriminatie zwaarwegend is en dat de staatssecretaris in het bestreden besluit onvoldoende en innerlijk tegenstrijdig heeft gemotiveerd waarom de geloofwaardig geachte discriminatie van eiser door de staatssecretaris als onvoldoende zwaarwegend is aangemerkt. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser toegelicht dat het bestreden besluit innerlijk tegenstrijdig is omdat de discriminatie in het voornemen geloofwaardig is geacht en de staatssecretaris hier in het bestreden besluit op terug komt door eiser tegen te werpen dat hij niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom en op welke wijze hij is gediscrimineerd bij de toegang tot onderwijs, de arbeidsmarkt en de medische zorg.
Wettelijk kader
4.1.
De rechtbank stelt allereerst het wettelijk kader vast. Uit paragraaf C2/3.2. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000), volgt dat de staatssecretaris discriminatie van de vreemdeling door de autoriteiten en medeburgers aanmerkt als daad van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag als de vreemdeling vanwege de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren.
Oordeel van de rechtbank – zwaarwegendheid discriminatie
4.2.
Anders dan eiser meent, volgt uit de motivering van het bestreden besluit en de verwijzing daarin naar het voornemen dat de staatssecretaris de door hem gestelde discriminatie (nog altijd) geloofwaardig maar onvoldoende zwaarwegend acht. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat geen sprake is van discriminatie als daad van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, omdat eiser door de discriminatie niet dusdanig is beperkt dat hij niet kon functioneren op maatschappelijk en sociaal gebied. [2]
4.3.
In dat verband stelt de staatssecretaris terecht dat eiser toegang had tot onderwijs en diploma’s heeft behaald. Tussen 2007 en 2008 heeft eiser onder andere aan het Nationaal Instituut Administratief Information een opleiding gevolgd tot magazijnmedewerker en een andere opleiding tot bankier gevolgd die hij niet heeft afgemaakt. [3]
Ook is gebleken dat eiser toegang had tot de arbeidsmarkt. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij voor zichzelf werkzaam is geweest als schilder in de bouw en ook heeft gewerkt als beveiliger. [4] De staatssecretaris heeft deze informatie van belang mogen achten voor het standpunt dat eiser niet wordt gevolgd in zijn betoog dat hij problemen had bij het vinden en behouden van werk. Uit de verklaringen blijkt immers dat hij arbeid heeft verricht en economische activiteiten heeft ondernomen. Dat eiser op enig moment onterecht is ontslagen en op zijn werk is gediscrimineerd, maakt dit niet anders, omdat daaruit het door eiser gestelde structurele karakter van de discriminatie niet blijkt.
De staatssecretaris heeft er verder terecht op gewezen dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt dat hij door de discriminatie geen toegang had tot de medische zorg. Hierbij heeft de staatssecretaris mogen betrekken dat eiser zelf heeft verklaard dat de toegang tot de zorg in een (openbaar) ziekenhuis in principe voor iedereen toegankelijk en gratis is. [5] Daarnaast zijn er meerdere medische voorzieningen – zowel privéklinieken als openbare ziekenhuizen – aanwezig in [stad]. Er is niet gebleken dat eiser heeft geprobeerd om bij andere ziekenhuizen een medische verklaring te verkrijgen. Eiser heeft niet onderbouwd waarom de artsen die werkzaam zijn voor ziekenhuizen – en vaak een privékliniek hebben – volgens hem racisten zijn en dat hij gediscrimineerd is. [6]
4.4.
Gelet op het bovenstaande concludeert de rechtbank dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Raat, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Paragraaf C2/3.2. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000).
3.Pagina 7 van het Aanmeldgehoor (AMG).
4.Pagina 7 van het Aanmeldgehoor (AMG).
5.Pagina 10 van het Nader Gehoor (NG).
6.Pagina 10 van het Nader Gehoor (NG).