ECLI:NL:RBDHA:2023:17367

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
09/313259-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroof met geweld door meerderjarige verdachte in Wassenaar

Op 9 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 november 2022 samen met medeverdachten een straatroof heeft gepleegd in Wassenaar. De verdachte, geboren in 2004, werd beschuldigd van het wegnemen van goederen van twee slachtoffers, waaronder een scooter en persoonlijke bezittingen, met geweld en bedreiging. Tijdens de zitting op 26 oktober 2023 heeft de verdachte zijn betrokkenheid bekend, wat leidde tot een bewezenverklaring van de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 82 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte heeft geen strafblad en is gevoelig voor groepsdruk, wat door de reclassering is vastgesteld. De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast, gezien de leeftijd van de verdachte ten tijde van het delict. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die samen een bedrag van € 2.458,90 vorderen, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen grotendeels toegewezen, met uitzondering van niet onderbouwde schadeposten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-313259-22
Datum uitspraak: 9 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de terechtzitting van 26 oktober 2023.
De officier van justitie in deze zaak is mr. C.M. Offers en de advocaat van de verdachte is mr. R.J. Jager te Utrecht. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 november 2022 te Wassenaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter ( [kenteken] ) en/of een tas (merk Louis Vuitton) en/of een of meerdere helm(en) en/of een of meerdere jas(sen) en/of een of meerdere telefoon(s) en/of meerdere pasjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (terwijl die op een scooter reden) aan te rijden en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (terwijl die op een scooter reden) klem te rijden en/of
- aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Maak je helm los" en/of "Trek je jas uit", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] meerdere malen op zijn helm te slaan.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Zoetermeer, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 327).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 26 oktober 2023;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , opgemaakt op 29 november 2022 (p. 142-146);
3. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , opgemaakt op 30 november 2022 (p. 147-152);
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 december 2022 (p. 178-213).
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 december 2022 (p. 279-294).
3.4
Bewijsoverwegingen
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 29 november 2022 te Wassenaar, tezamen en in vereniging met anderen, een scooter ( [kenteken] ) en een tas (merk Louis Vuitton) en helmen en jassen en telefoons en pasjes, die aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (terwijl die op een scooter reden) aan te rijden en
- voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (terwijl die op een scooter reden) klem te rijden en
- aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Maak je helm los" en "Trek je jas uit", en
- voornoemde [slachtoffer 2] meerdere malen op zijn helm te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte - met toepassing van het jeugdstrafrecht - wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 77 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod met de medeverdachten.
De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om te volstaan met een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en heeft hierbij opgemerkt dat de verdachte de voorlopige hechtenis in een volwassen regime door heeft gebracht, hetgeen zwaarder is dan in een JJI. Indien daar toch een aanvullende straf aan gekoppeld wordt door de rechtbank, zou dat in de vorm van een deels voorwaardelijke taakstraf kunnen. Met betrekking tot de bijzondere voorwaarden heeft de verdediging verzocht om geen contactverbod met de aangevers of medeverdachten op te leggen, evenmin als de verplichting om mee te werken aan een ambulante behandeling. Ook heeft de verdediging verzocht middelencontrole niet als bijzondere voorwaarde op te nemen, nu de verdachte het delict niet onder invloed van middelen heeft gepleegd. De verdachte heeft zijn leven op orde. Het is niet duidelijk op welke gebieden de verdachte hulp nodig zou hebben.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten op 29 november 2022 schuldig gemaakt aan een straatroof in Wassenaar. De verdachte zat als bijrijder in de auto van één van de medeverdachten. De verdachten zaten met hun zessen in de auto. Er reden twee scooters voor hen, waarbij de [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , samen op de ene scooter zaten en een derde persoon op de andere scooter. Eén van de verdachten liet zijn oog vallen op de helm van één van de slachtoffers en wilde die hebben. In de auto is vervolgens het plan bedacht om de slachtoffers te beroven. Zij zijn achter de scooters aangereden en hebben geprobeerd de scooter waarop de slachtoffers zaten, aan te rijden. Toen de auto van de verdachten die scooter had aangetikt, zijn vier van de zes verdachten uitgestapt. De beide scooters reden echter verder. De verdachte en de medeverdachte die de auto bestuurde zijn daar achteraan gereden en hebben de scooter waarop de slachtoffers zaten, klem gereden. De andere scooter kon ontkomen. De vier verdachten die eerder waren uitgestapt, kwamen kort nadat de scooter met daarop de slachtoffers was klemgereden, aangerend. De slachtoffers zijn vervolgens door de verdachten van hun jassen, helmen, telefoons en pasjes beroofd. Ook is de scooter van het [slachtoffer 1] weggenomen. De verdachten hadden niet allemaal dezelfde rol bij het plegen van het strafbare feit, maar zij zijn daarvoor naar het oordeel van de rechtbank wel allemaal in dezelfde mate gezamenlijk verantwoordelijk. De rechtbank rekent de verdachte aan dat hij bij de straatroof totaal niet aan de gevolgen voor de slachtoffers heeft gedacht.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 12 september 2023. De verdachte is niet eerder veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van GGZ Fivoor Den Haag van 13 oktober 2023. Daaruit volgt – kort samengevat – dat de reclassering vermoedt dat de verdachte gevoelig is voor groepsdruk en hierdoor in de problemen komt. De reclassering ziet risicofactoren in de denkpatronen van de verdachte, zijn gedrag en vaardigheden in combinatie met groepsdruk. De verdachte wenste tot dusver geen medewerking te verlenen aan nadere diagnostiek en een eventuele behandeling bij de forensische polikliniek De Waag of Youz of soortgelijke instelling, omdat hij er de meerwaarde niet van inziet en het geen bijzondere voorwaarde is. De reclassering acht nader onderzoek en het volgen van de geïndiceerde behandeling noodzakelijk en adviseert een behandelverplichting. De verdachte lijkt voldoende leerbaar te zijn voor gedragsverandering en heeft ook aangegeven dat hij zijn medewerking zal verlenen als het als een bijzondere voorwaarde wordt opgelegd. Daarnaast acht de reclassering het van groot belang dat de verdachte dagbesteding in de vorm van school of werk heeft. De reclassering adviseert dan ook beide genoemde bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijk strafdeel te verbinden. Ook adviseert de reclassering het meewerken aan middelencontrole als bijzondere voorwaarde op te nemen, nu de verdachte hierover wisselend verklaart en geen eenduidig beeld schept. Voorts adviseert de reclassering de meldplicht als bijzondere voorwaarde zodat zij toezicht kan houden op de bijzondere voorwaarden.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.
Vanuit de onderzoeken is gebleken dat er voldoende indicaties zijn die pleiten voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. De verdachte doet op dit moment een opleiding, is thuiswonend en de reclassering ziet nog mogelijkheden om zijn ontwikkeling door middel van een pedagogische aanpak positief te beïnvloeden. Wel is het van belang dat de verdachte zal worden begeleid door de volwassenreclassering, juist omdat toegewerkt moet worden naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid. Daarnaast zijn er eveneens geen specifieke interventies vanuit het jeugdstrafrecht geïndiceerd.
Toepassing van het jeugdstrafrecht in ASR zaken
Volgens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportage, het gegeven advies en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toepassen.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en naar de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin is als uitgangspunt voor een straatroof een taakstraf vanaf 60 uren dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie vermeld. Er kan sprake zijn van strafverzwarende omstandigheden. Die zijn er in dit geval. De auto waarin de verdachte reed, is gebruikt als wapen om de beroving mogelijk te maken. Daarnaast heeft het feit ’s-avonds laat in het donker plaatsgevonden en op een plaats met weinig bebouwing, waar weinig verkeer en niemand op straat was. Ten slotte heeft de verdachte het strafbare feit samen met anderen gepleegd en waren zij in een overrompelende meerderheid ten opzichte van de slachtoffers.
Gelet op de aard en de ernst van het feit en de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden, acht de rechtbank het opleggen van jeugddetentie passend. De rechtbank ziet aanleiding om een gedeelte daarvan voorwaardelijk op te leggen. De verdachte is immers niet eerder veroordeeld en heeft geruime tijd in voorlopige hechtenis gezeten. De voorwaardelijke straf is een waarschuwing voor de verdachte om niet nogmaals een strafbaar feit te begaan. Ook maakt het voorwaardelijke strafdeel het mogelijk dat de verdachte zich met hulp van behandeling, toezicht en begeleiding zo gunstig mogelijk verder kan ontwikkelen.
Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf opleggen om recht te doen aan de ernst van het feit.
Alles overwegende zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de voorlopige hechtenis, waarvan 82 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank komt bij de berekening daarvan op een hoger aantal dagen uit dan de officier van justitie. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de meldplicht, de ambulante behandelverplichting met daarbij medewerking verlenen aan diagnostiek en de dagbesteding verbinden. Het contactverbod is door de officier van justitie niet gevorderd en ook de rechtbank ziet geen aanleiding om deze als bijzondere voorwaarde op te leggen. Ook voor het opleggen van meewerken aan middelencontrole ziet de rechtbank geen aanleiding, aangezien deze voorwaarde bij het wijzigen van de schorsingsvoorwaarde reeds is vervallen.
Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf opleggen, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen jeugddetentie.

7.De vordering van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 6.368,95, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op € 1.368,95 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 7.197,90, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op € 2.197,90 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ten aanzien van de materiële schade niet is onderbouwd. De benadeelde partij zal hiervoor niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de immateriële schade beperkt is onderbouwd, maar dat deze wel hoofdelijk tot een bedrag van € 500,- voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente. De officier van justitie vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade voor wat betreft de reparatiekosten aan de scooter hoofdelijk voor toewijzing vatbaar is. Voor het overige gevorderde dient de materiële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de immateriële schade hoofdelijk tot een bedrag van
€ 500,- voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente. De officier van justitie vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] af te wijzen voor zover deze ziet op de materiële schade. Het is onduidelijk waar de schade aan de scooter vandaan komt en of al deze schade veroorzaakt is door het feit. De overige materiële schade van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , maar ook de gevorderde materiële schade van de benadeelde partij [slachtoffer 2] dient te worden afgewezen aangezien zij de gestolen goederen terug hebben gekregen van de politie. Bovendien is deze schade onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de verdediging van mening dat het voorstelbaar is dat een bedrag wordt toegewezen, maar de voorgestelde € 500,- door de officier van justitie acht de verdediging ook nog fors. Indien er een bedrag wordt toegewezen verzoekt de raadsvrouw om de schade niet hoofdelijk op te leggen, maar te verdelen per verdachte.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 2]
Door het bewezen verklaarde strafbare feit is vast komen te staan dat de verdachten de benadeelde partij hebben klemgereden. Uit het dossier volgt dat de schoenen van de benadeelde partij [slachtoffer 2] hierdoor zijn beschadigd. Nu de rechtbank vaststelt dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht aan zijn schoenen en deze gevorderde schade niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen. Voor het overige zal de vordering ten aanzien van de materiële schade worden afgewezen nu de benadeelde partij deze goederen terug heeft gekregen.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
[slachtoffer 1]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De scooter van [slachtoffer 1] is door de auto waar de verdachten in zaten, aangereden en later van de weg afgereden. Vlak daarna is de scooter omgeduwd en op de grond gevallen. Aannemelijk is dat er aanmerkelijke schade is opgetreden aan de carrosserie van de scooter. De benadeelde partij is vanwege de inbeslagname van de scooter door het bewezen verklaarde strafbare feit zijn scooter meerdere weken kwijt geweest. De benadeelde partij kon daardoor niet eerder zijn scooter laten repareren. De gevorderde schade aan de scooter komt de rechtbank om die reden niet onrechtmatig of ongegrond voor. Deze schade zal daarom worden toegewezen. Voor het overige zal de vordering ten aanzien van de materiële schade worden afgewezen.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf 29 november 2022, nu de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 2] een schadevergoeding betalen van € 710,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van
€ 1.748,90,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Nu de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot 82 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor te Johanna
Westerdijkplein 40 te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
2. meewerkt aan ambulante behandeling bij De Waag, ambulant centrum Fivoor of een vergelijkbare instelling zolang de reclassering dat nodig vindt;
3. een opleiding volgt of zich inzet voor en bij een andere nuttige dagbesteding;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
reclassering, zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen.
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
100 (honderd) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [slachtoffer 2], te betalen een bedrag van
€ 710,- (zegge: zevenhonderdtien euro),bestaande uit € 210,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan
de benadeelde partij [slachtoffer 2], zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde partij [slachtoffer 2]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door
de benadeelde partij [slachtoffer 2]meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [slachtoffer 2]te betalen
€ 710,- (zegge: zevenhonderdtien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op
0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan
de benadeelde partij [slachtoffer 2], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 1.748,90 (zegge: zeventienhonderd achtenveertig euro en negentig eurocent), bestaande uit € 1.248,90 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan
de benadeelde partij [slachtoffer 1], zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde partij [slachtoffer 1]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door
de benadeelde partij [slachtoffer 1]meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [slachtoffer 1]te betalen
€ 1.748,90 (zegge: zeventienhonderd achtenveertig euro en negentig eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op
0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan
de benadeelde partij [slachtoffer 1], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, voorzitter,
mr. N.I.S. Boers, kinderrechter,
en mr. I.C. Kranenburg, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 november 2023.