ECLI:NL:RBDHA:2023:17365

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
09/105936-23, 09/099346-23 (t.t.z. gevoegd) en 01/137411-18 (TUL)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor meerdere overvallen met geweld en bedreiging

Op 15 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 27-jarige man, die werd beschuldigd van het plegen van meerdere overvallen op supermarkten en een juwelier in Zuid-Holland. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. De rechtbank oordeelde dat de man in een periode van drie dagen vier supermarkten en een juwelier had overvallen, waarbij hij telkens met een mes dreigde en geweld toepaste tegen het personeel. De rechtbank matigde de straf, omdat de man ten tijde van de feiten verminderd toerekeningsvatbaar was door psychotische waanbeelden en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van slachtoffers, camerabeelden en de bekennende verklaring van de verdachte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar en TBS geëist, wat door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die vaak langdurig last hebben van de gevolgen van dergelijke geweldsdelicten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/105936-23, 09/099346-23 (t.t.z. gevoegd) en 01/137411-18 (TUL)
Datum uitspraak: 15 november 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1996 [geboorteplaats] ,
[adres] ,
op dit moment gedetineerd te PPC Haaglanden.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 4 augustus 2023 (pro forma) en 1 november 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.C.G. van der Wulp en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw
mr. C.H. van Keulen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na nadere omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting van 1 november 2023 – ten laste gelegd dat:
09/105936-23 (hierna: dagvaarding I)
1.
hij op of omstreeks 21 april 2023 te Voorschoten, althans in Nederland, een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of andere winkelmedewerkers, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp te tonen en/of vast te houden en/of
- ( vervolgens) te zeggen dat die [slachtoffer 2] de kassa open moest maken en/of
- die [slachtoffer 2] bij haar arm vast te pakken en/of te houden;
2.
hij op of omstreeks 21 april 2023 te Oegstgeest, althans in Nederland, een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of andere winkelmedewerkers, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of vast te houden en/of
- dit mes tegen de zij van die [slachtoffer 5] te zetten en/of (vervolgens) te zeggen dat die [slachtoffer 5] de kassa moest openen;
3.
hij op of omstreeks 20 april 2023 te 's-Gravenhage, althans in Nederland (meerderen) siera(a)d(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of andere winkelmedewerkers, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een hamer te tonen en/of omhoog te houden en/of heen en weer te zwaaien en/of
- ( hierbij) te roepen: uit mijn buurt blijven anders doe ik je wat aan, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
4.
hij of omstreeks 19 april 2023 te Voorschoten, althans in Nederland, een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 9] en/of andere winkelmedewerkers, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [slachtoffer 9] vast te pakken en/of
- “open de la”, of woorden van gelijke aard en/of strekking te roepen en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of vast te houden;
5.
hij of omstreeks 19 april 2023 te Rotterdam, althans in Nederland, een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 10] en/of andere winkelmedewerkers, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [slachtoffer 10] vast te pakken en/of
- te roepen: Doe die kassa open, althans woorden van gelijke aard en of strekking en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of vast te houden;

09/099346-23 (hierna: dagvaarding II)

hij op of omstreeks 19 februari 2023 te Voorschoten opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het bij dagvaarding I onder feit 1 ten laste gelegde vasthouden en tonen van een vuurwapen, onder feit 2 van het houden van een mes tegen de zij van [slachtoffer 5] , onder feit 4 van het tonen van een mes en onder feit 5 van het vastpakken van [slachtoffer 10] .
Voor het overige heeft de raadsvrouw gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Opgave van bewijsmiddelen
Dagvaarding II
De rechtbank zal voor het bij dagvaarding II ten laste gelegde feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer] , van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd pagina 1 t/m 29).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 1 november 2023;
2. Het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte, opgemaakt op 19 februari 2023 (p. 4-6);
3. Het proces-verbaal van bevindingen betreffende drugsonderzoek, opgemaakt op 2 maart 2023 (p. 23-25);
4. Een geschrift, te weten het NFI-rapport, opgemaakt op 1 maart 2023 (p. 26).
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
Dagvaarding I
De rechtbank heeft voor de bij dagvaarding I ten laste gelegde feiten hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het onderzoeksdossier [naam] , [nummer] , politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Leiden/Bollenstreek (doorgenummerd pagina 1 t/m 442).
Alle feiten
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 augustus 2023, voor zover inhoudende (met fotobijlagen, p. 366-369):
Op vrijdag 21 april 2023 werd kort na de overval op de [slachtoffer 3] te Oegstgeest de verdachte aangehouden: [verdachte] . Verdachte werd aangehouden in een personenauto van het merk [naam] met het kenteken [nummer] .
2. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 1 november 2023, voor zover inhoudende:
De [naam] auto met kenteken [nummer] was mijn huurauto in de periode dat de overvallen waar ik van verdacht word, hebben plaatsgevonden. Ik was de enige persoon die die auto in die periode gebruikte en daarin rond reed.
Feit 1
3. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , opgemaakt op 22 april 2023, voor zover inhoudende (p. 60-61):
Op 21 april 2023 omstreeks 20:15 uur was ik aan het werk in de [slachtoffer 1] aan het
[adres] te Voorschoten. Ik zag dat er iemand direct naar de servicebalie liep.
Ik zag dat hij in zijn linkerhand een donker voorwerp had. Ik hoorde de man zeggen dat ik
de kassa's open moest maken. Ik zag dat de man geld uit kassa negen haalde en in zijn tas
stopte. De man pakte vervolgens met zijn hand mijn linker bovenarm vast. Hij zei iets in de
trant van: En nu maak je de andere kassa open. Ik zag dat hij de hele kassalade uit kassa 8
haalde en in zijn sporttas deed.
4. Het proces-verbaal van verhoor van de [getuige 1] , opgemaakt op 21 april 2023, voor zover inhoudende (p. 62-63):
Ik ben werkzaam als teamleider bij de [slachtoffer 1] gelegen aan [adres] te
Voorschoten. Op 21 april 2023 omstreeks 20.25 uur was ik aan het werk. Ik hoorde dat er
een overval was bij de kassa in mijn winkel. Ik zag dat er een man bij de kassa stond. Ik zag
dat hij in een van z’n handen een zwart keukenmes had. Ik zag dat hij het mes richting mijn
collega hield die achter de kassa stond. Ik zag dat de man wegrende. Ik zag dat hij hier in
een voertuig stapte, een donkerblauwe auto met lichtblauwe velgen. Ik zag dat het kenteken
van dit voertuig [naam] betrof.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 april 2023, voor zover inhoudende (p. 52-57):
Vergelijken camerabeelden [slachtoffer 1] Voorschoten
Op 22 april 2023 heb ik, verbalisant, de camerabeelden van de [slachtoffer 1] meerdere keren
bekeken. Na het kijken van de camerabeelden heb ik de verdachte zijn signalement
omschreven als volgt;
- Zwarte hoodie/jas met capuchon.
- Bivakmuts met 3 gaten. 2 gaten bij de ogen, 1 gat bij het mondstuk.
- Zwarte broek/trainingsbroek.
- Zwarte sneakers, merk Nike. Nike teken is wit. Witte zool.
- Grijze handschoenen met een zwarte tekst op het wreef van de handen.
- Zwarte schouder/sport tas met lang hengsel, merk Adidas met de kenmerkende witte
strepen.
Het gehele signalement inclusief de opvallende details komt overeen met het signalement
van de aangehouden [verdachte] .
Feit 2
6. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , opgemaakt op 21 april 2023, voor zover inhoudende (p. 80-82):
Ik doe aangifte van diefstal onder bedreiging met een mes. Op 21 maart 2023 tussen
21:00 uur en 21:30 uur, was ik aan het werk bij de [slachtoffer 3] in Oegstgeest. Ik zag een
man via de hoofdingang naar binnen lopen richting mij. Ik zag op dit moment een mes in
zijn handen. Ik zag dat hij mijn kant op liep en naast mij kwam staan. Ik hoorde hem
zeggen: 'maak de kassa open'. Ik klikte de kassa open en ik zag dat deze man in de kassa
graaide en hier geld uit pakte. Ik hoorde deze man vragen of er geld in kassa 2 lag en of
deze open kon.
7. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , opgemaakt op 22 april 2023, voor zover inhoudende (p. 84-86):
Ik doe aangifte van diefstal onder bedreiging met een mes. Ik werk voor de [slachtoffer 3] in
Oegstgeest. Ik zag de man met een mes naar mij toe lopen. Ik hoorde hem schreeuwen dat ik
de kassa open moest maken. Ik zag dat het mes wat de man vast had, was helemaal zwart.
Dit mes was ongeveer 25 tot 30 centimeter lang. Ik zag dat de man het poortje van de
servicebalie open duwde. Ik zag dat de man tegen mijn rechterkant kwam staan. Ik zag dat
hij met zijn linkerhand het mes vast hield en tegen mijn zij aan hield. Hij hield het mes
tegen mijn rechter zijkant ter hoogte van mijn onderste ribben. Ik hoorde de man zeggen dat
ik de kassa open moest maken terwijl hij het mes nog naast mijn zij vast hield.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 21 april 2023, voor zover inhoudende (p. 88-89):
Op 21 april 2023 omstreeks 21:15 uur was ik verbalisant, in vrije tijd, in burger gekleed, in de [slachtoffer 3] aan [adres] te Oegstgeest. Ik zag dat de verdachte achter de servicebalie vandaan kwam en bij de uitgang van de zelfscan kassa's het hekje open trok. Ik zag hierop dat hij een zwart mes vast had. Ik zag dat de verdachte in de richting van de uitgang aan de zijde van [adres] liep. Ik zag dat de verdachte de winkel verliet. Ik zag dat de verdachte in een voertuig stapte en weg reed in de richting van [adres] te Oegstgeest. Het voertuig bedroeg een [naam] voorzien van kenteken [nummer] .
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 april 2023, voor zover inhoudende (p. 52-57):
Vergelijken camerabeelden [slachtoffer 3] Oegstgeest
Op 22 april 2023 heb ik, verbalisant, de camerabeelden van de [slachtoffer 3] meerdere keren
bekeken. Na het kijken van de camerabeelden heb ik de verdachte zijn signalement
omschreven als volgt;
- Zwarte hoodie/jas met capuchon.
- Bivakmuts met 3 gaten. 2 gaten bij de ogen, 1 gat bij het mondstuk.
- Zwarte broek/trainingsbroek.
- Zwarte sneakers, merk Nike. Nike teken is wit. Witte zool.
- Grijze handschoenen.
- Zwarte schouder/sport tas met lang hengsel, merk Adidas met de kenmerkende witte
strepen en wit logo op de tas.
- Draagt een mes bij zich, houdt deze vast de gehele overval en slaat deze kapot tegen de
muur voordat hij weg gaat.
Het gehele signalement inclusief de opvallende details komt overeen met het signalement
van de aangehouden [verdachte] .
Feiten 3, 4 en 5
10. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 21 april 2023, voor zover inhoudende (met fotobijlagen, p. 263-277):
Op 21 april 2023 heb ik, verbalisant, de beveiligingsbeelden van de [slachtoffer 3] gevestigd te Voorschoten bekeken. Ik zie dat er een persoon in beeld verschijnt in het donker gekleed met capuchon op zijn hoofd, NN1. Ik zie dat NN1 over het klaphekje achter de kassa heen stapt. Ik zie dat NN1 de kassamedewerkster van achter
benaderten over haar heen hangt met zijn armen. Ik zie dat NN1 met zijn rechterhand in de kassalade grijpt, een voorwerp pakt en die in zijn binnenzak stopt. Het signalement van NN1 komt overeen met de dader van de overval in de winkel [naam] en de overval op de winkel gevestigd aan [adres] te Rotterdam.
11. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 augustus 2023, voor zover inhoudende (met fotobijlagen, p. 366-369):
Een personenauto van het merk [naam] met het kenteken [nummer] . De GPS posities van het voertuig zijn opgevraagd over de periode van vrijdag 14 april 2023 tot en met 21 april 2023. Aan de hand van de aangeleverde GPS gegevens is gebleken dat het voertuig bij de volgende overvallen in de omgeving stond:
Rotterdam 19 april 2023 overval [slachtoffer 3] tijdstip 16.17 - 16.21
Voorschoten 19 april 2023 overval [slachtoffer 3] tijdstip 21.09 - 21.34
Den Haag 20 april 2023 overval 2023 overval [naam] 13.55 - 14.30.
Feit 3
12. Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 8] , opgemaakt op 20 april 2023, voor zover inhoudende (p. 154-156):
Ik doe namens de winkel [naam] gelegen aan [adres] te 's-Gravenhage
aangifte van diefstal met geweld. Ik was op 20 april 2023 omstreeks 13.50 uur achter in de
winkel. Ik hoorde ineens een hele hoop lawaai wat ik herkende als glasgerinkel. Ik ben
daarop de winkel ingegaan en ik zag een man op de goudvitrines inslaan met een
vuisthamer. Ik zag dat de overvaller uit de vitrines goederen wegnam. Ik ben verder de
winkel in gegaan en ik liep naar de overvaller toe, maar ik zag dat hij om zich heen begon te
slaan. Tijdens de overval hoorde ik de verdachte meerder keren zeggen dat wij uit zijn buurt
moesten blijven of dat hij ons wat zou aan doen.
13. Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 7] , opgemaakt op 20 april 2023, voor zover inhoudende (p. 158-160):
Ik, verbalisant, hoorde in [naam] te Den Haag [slachtoffer 7] :
Ik stond achter in de winkel een collega te helpen. Op een gegeven moment hoorde ik een
glas geluid. Toen zag ik een man staan. Daarbij heb ik deze man van achter beet gepakt. Hij
wurmde zich links om van mij af. Daarbij zag ik dat hij een hamer in zijn rechter hand vast
hield. Tevens zag ik dat de man een mes in zijn broeksband had. De man zei dat ik van hem
af moest blijven. De man draaide zich om en hief de hamer die hij in zijn hand had in de
lucht. Ik zag dat de man met de hamer in zijn hand een zwaaiende beweging maakte richting
mijn hoofd. Hier schrok ik heel erg van waarbij ik meerdere stappen snel achteruit maakte.
Ik hoorde de man zeggen dat ik niets moest proberen en dat ik op afstand moest blijven. Ik
zag dat de man bezig was om een boodschappen tas te vullen met sieraden. Vervolgens
kwam de man naar de voordeur gelopen. Ik zag dat de man de hamer nog in zijn handen
had. Wederom dreigde de man naar mijn collega en ik dat wij uit de buurt moesten blijven.
14. Het proces-verbaal van [slachtoffer 11] , opgemaakt op 26 april 2023, voor zover inhoudende (met bijlagen, p.141-153):
[slachtoffer 8] heeft op 20 april 2023 aangifte gedaan van diefstal met geweld. Dit deed de
[slachtoffer 8] namens de [naam] in Den Haag. Naar aanleiding van genoemde
aangifte werd later een overzicht van de weggenomen goederen aangeleverd. Deze werd als
bijlage bijgevoegd bij de aangifte. [1]
15. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 april 2023, voor zover inhoudende (met fotobijlagen, p. 190-195):
Ik, verbalisant, liep de goudhandelaar [slachtoffer 12] binnen. Ik deelde [slachtoffer 13] , de
eigenaar, mede dat uit onderzoek was gebleken dat er vermoedelijk weggenomen goederen
waren ingeleverd bij hem. Ik zag dat [slachtoffer 13] mij een doorzichtig plastic gripzakje
toonde. Ik zag dat in het gripzakje diverse gouden kettingen en hangers zaten. Ik onderzocht
ter vergelijking de door mij in beslaggenomen gouden goederen met de weggenomen
goederen van [naam] . Ik zag meerdere goederen voor honderd procent
overeenkwamen.
16. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 april 2023, voor zover inhoudende (met fotobijlagen, p. 196-198):
Op maandag 24 april werd een controle gedaan van het (digitale)opkopersregister van
[slachtoffer 12] , [adres] te Den Haag. Uit het register bleek dat [naam]
op 20 april 2023 om 17:07 uur sieraden had ingeleverd ter waarde van €4872.
Ik deed onderzoek naar de camerabeelden van [slachtoffer 12] .
16:10:25 uur: ik zie dat [verdachte] voor de winkel staat en naar binnen gaat. Ik herken [verdachte]
aan de hand van een foto van zijn aanhouding.
16:10:53 uur: ik zie dat [verdachte] goudkleurige voorwerpen uit de zak van zijn vest haalt en
die op de balie legt.
16:46:30 uur: ik zie dat [verdachte] een stapel briefgeld krijgt.
Feit 4
17. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] , opgemaakt op 19 april 2023, voor zover inhoudende (p. 233-236):
Op 19 april 2023: Ik ben zojuist slachtoffer geworden van een overval. Ik werk bij het filiaal
van [slachtoffer 3] aan [adres] in Voorschoten. Ik had de man die bij de kassa stond
geholpen. Op dat moment voelde ik ineens dat ik met twee armen vanaf achteren om mijn
bovenlijf werd vastgepakt. Ik hoorde opeens die persoon zeggen: ‘open de la’. Ik wist
meteen dat het een overval was. Ik heb de la meteen geopend. Ik zag dat die man toen
meteen het geld wat in de lade zat pakte en in zijn jas stopte. Ik zag dat hij muntgeld pakte.
Ik zag toen ik achteruit liep de winkel in dat de overvaller een recht ‘iets’ in zijn hand had
met een houtkleurig iets eraan.
18. Het proces-verbaal van verhoor van de getuige K. Pet, opgemaakt op 19 april 2023, voor zover inhoudende (p. 240-241):
Op 19 april 2023 omstreeks 21.00 uur was ik bij de [slachtoffer 3] in Voorschoten.
Ik zag een man aan komen lopen vanaf de kassa die direct naast de servicebalie ligt. Verder
zag ik dat de man een mes in zijn handen had. Ik zag dat dit een mes was, omdat ik een hout
handvat zag. Het was bruin van kleur en ik zag van die puntjes op het handvat die je ook ziet
bij een mes.
19. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] , opgemaakt op 19 april 2023, voor zover inhoudende (p. 246-247):
Op 19 april 2023 ben ik getuige geweest van een diefstal met geweld. Ik ben de [slachtoffer 3]
aan [adres] in Voorschoten ingelopen. Ik zag een man met een parajumper jas bij de
balie en kassa 1 staan. Ik zag dat de man zich omdraaide richting de uitgang. Ik rende er
achteraan. Ik verloor de man uit het zicht. Ik hoorde dat twee meiden mij toeriepen dat de
man waar ik achteraan rende richting [adres] was gerend. Toen ik op
[adres] stond zag ik dat er een voertuig met hoge snelheid van
[adres] wegreed. Het voertuig dat met hoge snelheid
wegreed zag er als volgt uit:
- SUV model
- Merk: [naam]
Feit 5
20. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 14] , opgemaakt op 19 april 2023, voor zover inhoudende (p. 284-286):
Ik doe aangifte van diefstal met geweld en bedreiging. Bij die diefstal en bedreiging werd
fysiek geweld gebruikt. Bij de diefstal was er geld weggenomen vanuit de kassa. Ik ben
werkzaam bij de [slachtoffer 3] op [adres] in Rotterdam als kassière. Op
19 april 2023, omstreeks 16.10 uur, was ik aan het werk bij de [slachtoffer 3] . Ik
zag dat er opeens iemand met een harde vaart richting de servicebalie kwam gerend. Ik zag
dat die persoon rechts van mij met geweld de balie oversprong. Ik zag en hoorde dat het
plexiglas omver geduwd werd door die persoon. Hij kwam zo agressief over de balie
gesprongen. Ik zag dat die man mij probeerde te pakken. Ik hoorde dat de man schreeuwde.
Ik zag dat die naar kassa nummer 6 liep. Ik zag dat [naam] de kassa opende. Ik zag dat de
man geld uit de kassa haalde en in zijn zakken stopte. Ik zag dat de man richting de uitgang
van het winkelcentrum rende aan de kant van [adres] . Ik kan de man als volgt
omschrijven:
- ongeveer 180 centimeter lang,
- normaal postuur,
- capuchon over zijn hoofd met bontkraag,
- donkergekleurde parajumper met bontkraag,
- donkergrijze jeans,
- zwarte Nikes met witte logo en zool.
21. Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 10] , opgemaakt op 19 april 2023, voor zover inhoudende (p. 292-293):
Ik hoorde mijn collega, genaamd [slachtoffer 14] , gillen. Ik hoorde een mannelijke stem
schreeuwen: "doe de la open!". Ik zag [slachtoffer 14] weg rennen van de
servicebalie en ik zag een mannelijk persoon achter haar aan rennen. Ik zag dat de verdachte
mij aan keek en ik zag dat hij op mij af kwam lopen. Ik hoorde hem het volgende zeggen:
"doe de kassa open".
22. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 april 2023, voor zover inhoudende (p. 289-290):
Op 19 april 2023 kwamen wij verbalisanten ter plaatse bij de [slachtoffer 3] op [adres]
te Rotterdam.
Camerabeelden
Ik, verbalisant [naam] , liep naar het kantoor van de [slachtoffer 3] om naar de het
beveiligingsbeelden te kijken. Ik zag op de beelden dat er om 16:17 uur een mans persoon
over de toonbank van de kassa bij de servicebalie sprong. Ik zou de man als volgt
omschrijven:
- man;
- donkere huidskleur;
- tussen de 1,80 - 1,90 meter lang;
- zwarte Parajumpers jas met een geel lipje aan de rits;
- grijze spijkerbroek met scheuren;
- zwarte Nike schoenen met een wit Nike logo en witte zool;
- rode trui die onder de jas vandaan kwam;
- oranje handschoenen;
- mes in zijn linker hand met een zwart handheft.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Op 19, 20 en 21 april 2023 zijn in Voorschoten, Oegstgeest, Den Haag en Rotterdam vijf overvallen gepleegd door een dader met telkens hetzelfde signalement en met een overwegend gelijksoortige modus operandi. De dader heeft in vier supermarkten de cassière(s) bedreigd met geweld en/of (licht) geweld toegepast, alvorens de kassalades leeg te roven. In [naam] te Den Haag heeft de dader een vitrine kapot geslagen, gouden sieraden weggenomen en vervolgens met een hamer om zich heen gezwaaid toen hij betrapt werd. Ook in dat geval had de dader een mes bij zich, zij het dit keer niet in zijn handen.
De verdachte heeft verklaard dat hij waarschijnlijk de persoon is die de feiten gepleegd heeft. Hij kan het zich echter niet herinneren, omdat hij in een psychotische toestand verkeerde. De rechtbank concludeert dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte de overvallen gepleegd heeft. De overvaller is niet alleen – al dan niet aan de hand van camerabeelden – geïdentificeerd als de verdachte op basis van het gegeven signalement, ook is bij alle feiten de auto die hij huurde, met kenteken [nummer] , in de buurt gesignaleerd of wordt gezien dat de overvaller erin wegrijdt. De verdachte heeft zelf verklaard dat hij de enige persoon was die de auto gebruikte en daarin reed. De rechtbank zal hierna, waar nodig, nader ingaan op de specifieke verweren die zijn gevoerd.
Feiten 1 en 2
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de persoon is die zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 zal de verdachte partieel vrijgesproken worden van het tonen en vasthouden van een vuurwapen, omdat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte een vuurwapen bij zich had. Ten aanzien van feit 2 oordeelt de rechtbank, anders dan door de verdediging is bepleit, dat de verdachte een mes tegen de zij heeft gedrukt van [slachtoffer 5] , conform hetgeen zij hierover heeft verklaard. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan haar verklaring, die specifiek en gedetailleerd is.
Feit 4
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de persoon is die zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 4 ten laste gelegde feit. Gelet op de verklaring van de aangeefster dat zij heeft gezien dat de dader een houtkleurig ‘recht iets’ in zijn handen had en de verklaring van Pet dat de dader een groot mes in zijn handen had, acht de rechtbank eveneens dat de verdachte bij de overval een mes heeft getoond en vastgehouden.
Feit 5
De rechtbank acht het onder 5 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, maar spreekt de verdachte partieel vrij van het ten laste gelegde vastpakken van [slachtoffer 10] , omdat dit onvoldoende uit het dossier blijkt. Evenwel acht de rechtbank de tenlastegelegde geweldscomponent bewezen, gezien de agressiviteit waarmee de verdachte te werk is gegaan.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de feiten 1 tot en met 5, met uitzondering van de genoemde gedragingen bij feit 1 en 5, wettig en overtuigend bewezen verklaart.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart met betrekking tot dagvaarding I ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 21 april 2023 te Voorschoten een geldbedrag dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
,welke diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door:
- een mes te tonen en vast te houden en
- ( vervolgens) te zeggen dat die [slachtoffer 2] de kassa open moest maken en
- die [slachtoffer 2] bij haar arm vast te pakken;
2.
hij op 21 april 2023 te Oegstgeest een geldbedrag dat aan [slachtoffer 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
,welke diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door:
- een mes te tonen en vast te houden en
- dit mes tegen de zij van die [slachtoffer 5] te zetten en (vervolgens) te zeggen dat die [slachtoffer 5] de kassa moest openen;
3.
hij op 20 april 2023 te 's-Gravenhage sieraden die aan [naam] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen
,welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken
enhet bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een hamer te tonen en omhoog te houden en heen en weer te zwaaien en
- ( hierbij) te roepen: uit mijn buurt blijven anders doe ik je wat aan, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
4.
hij
op19 april 2023 te Voorschoten een geldbedrag dat aan [slachtoffer 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
,welke diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 9] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door:
- die
[slachtoffer 9]vast te pakken en
- “open de la”, of woorden van gelijke aard en/of strekking te roepen en
- een mes te tonen en vast te houden;
5.
hij
op19 april 2023 te Rotterdam een geldbedrag dat geheel aan [slachtoffer 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
,welke diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 10] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door:
- te roepen: doe die kassa open, en
- een mes te tonen en vast te houden;
en met betrekking tot dagvaarding II dat:
hij op 19 februari 2023 te Voorschoten opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlasteleggingen type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaringen verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte en de gronden daarvoor

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van een straf en maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en dat aan hem een maatregel van terbeschikkingstelling (hierna ook: TBS-maatregel) met dwangverpleging wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte primair aanhouding van de zaak bepleit, opdat een aanvullend maatregelenrapport kan worden opgesteld door de reclassering ten behoeve van een TBS-maatregel met voorwaarden. Subsidiair heeft zij bepleit dat aan de verdachte een gevangenisstraf van maximaal een jaar wordt opgelegd. Meer subsidiair, indien de rechtbank een langere gevangenisstraf dan een jaar oplegt, heeft zij bepleit dat de rechtbank zal bepalen dat de TBS-maatregel van de verdachte na het uitzitten van 2/3e deel van de gevangenisstraf zal aanvangen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een periode van drie dagen schuldig gemaakt aan vijf overvallen, gepleegd op vier supermarkten en de ‘ [naam] ’ winkel. Hij heeft (grote) geldbedragen uit de kassalades weggenomen en een aantal gouden sieraden van hoge waarde weggenomen. Dit alles werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging daarmee. De verdachte heeft gedreigd met een mes en bij [naam] heeft hij vitrines kapot geslagen met een hamer, alvorens hij met diezelfde hamer om zich heen is gaan zwaaien om de vlucht mogelijk te maken en de sieraden mee te kunnen nemen. Hij heeft personeel vastgepakt en in sommige gevallen een mes tegen hen aangedrukt, telkens om geld weg te nemen.
Een overval is een bijzonder kwalijk feit en de slachtoffers van dergelijke feiten, veelal winkelpersoneel, ervaren deze feiten als levensbedreigend. Dat blijkt onder meer uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 9] en uit verschillende aangiftes. Winkelpersoneel en overige klanten horen zich veilig te voelen in deze omgeving en zeker het personeel dat slachtoffer is van een overval heeft vaak nog langere tijd met angst en andere klachten te kampen tijdens het werk.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 5 oktober 2023. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij al veelvuldig met justitie in aanraking is gekomen wegens vergelijkbare feiten en daarvoor onder meer twee jaren is geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna ook: ISD-maatregel). Die ISD-maatregel is in november 2019 opgelegd en liep tot 21 november 2021.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een Pro Justitia dubbelrapportage van 14 juli 2023, bestaande uit een psychologisch onderzoek en psychiatrisch onderzoek, evenals de aanvullingen daarop van 13 oktober 2023.
De psycholoog [naam] heeft aan de hand van verschillende oude rapportages betreffende de verdachte, het procesdossier en bijbehorende stukken en een gesprek met de verdachte een rapportage opgesteld d.d. 14 juli 2023. Daarin staat het volgende. De verdachte is een man van gemiddelde intelligentie bekend met gedragsproblemen. Hij is leidende aan een chronisch psychotische stoornis met stemmingscomponent, gediagnosticeerd als schizo-affectieve stoornis. Daarnaast is sprake van problematiek met externalisatie, manipulatie, gebrekkig geweten en slechte beheersing van impulsen (antisociale persoonlijkheidsstoornis). Er is ook verslavingsproblematiek. Ten tijde van onderhavige feiten was er sprake van deze stoornissen en deze hebben de gedragingen beïnvloed, maar niet volledig. Met name de schizo-affectieve stoornis en antisociale persoonlijkheidsstoornis hebben het gedrag beïnvloed, maar de feiten zijn ook vanuit gewoonte en berekening gepleegd.
De verdachte zelf legt deze overvallen volledig uit vanuit een psychose en neemt er geen verantwoordelijkheid voor dat hij zelf gestopt is met zijn medicatie tegen die psychoses. De verdachte schuift de schuld naar instellingen en omstandigheden. De psycholoog overweegt echter dat een psychose niet per definitie predisponeert tot overvallen, maar dat daar nog vergaande voorbereidingen voor nodig zijn en dat de verdachte ook in het verleden veelvuldig vergelijkbare feiten heeft gepleegd, terwijl destijds van psychoses nog geen sprake was. De uitvoering van deze nieuwe overvallen is tamelijk doelmatig en oogt niet ‘verward’. Daarentegen reed de verdachte die middag gevaarlijk rond in zijn auto, meerdere verkeersovertredingen begaand, wat niet duidt op een slimme en doordachte handelswijze voorafgaand aan een voorgenomen overval. De psycholoog adviseert het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rapportage is door de psycholoog op 13 oktober 2023 aangevuld naar aanleiding van twee nieuwe verdenkingen (de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten) en deze bevestigen voor de psycholoog de reeds getrokken conclusies. De psycholoog persisteert dan ook bij het advies.
De psychiater [naam] heeft op 14 juli 2023 een rapport van psychiatrisch onderzoek opgesteld aan de hand van justitiële informatie, het procesdossier, informatie van de huisarts, Fivoor, Rivierduinen, J.C. Zaanstad en drie gesprekken van enkele uren die de psychiater met de verdachte gevoerd heeft. In deze rapportage staat het volgende. In diagnostische zin is er bij de verdachte sprake van een schizo-affectieve stoornis die zich sinds enkele jaren manifesteert en zich uit door psychotische episoden en stemmingsontregelingen, met name (hypo)manisch. Verder is er sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, blijkend uit een langdurige patroon van agressief en grensoverschrijdend gedrag, een zucht naar prikkels, roekeloosheid en lacunaire gewetensvorming en een gebrek aan empathie en verantwoordelijkheidsgevoel. Dit patroon is al zichtbaar in de vroege jeugd van de verdachte. Hij houdt zich niet aan regels en stelt daarbij zijn eigen belang voorop. Tevens is er sprake van misbruik van cocaïne (ernstig, namelijk dagelijks en forse hoeveelheden), maar ook alcohol en cannabis.
Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten en beïnvloedden deze ook. De verdachte had een (hypo)manisch toestandsbeeld ontwikkeld, waardoor hij dacht dat hij de toekomst kon voorspellen en hij andere grootheidswanen had. Hoewel dit een invloed heeft gehad op het ten laste gelegde, had hij nog in enige mate sturing over zijn gedrag. De psychiater adviseert, evenals de psycholoog, om het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De rapportage is door de psychiater op 13 oktober 2023 aangevuld naar aanleiding van twee nieuwe verdenkingen (de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten) en deze nieuwe feiten bevestigen voor de psychiater de reeds getrokken conclusies. De psychiater persisteert dan ook bij het advies.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog en de psychiater over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal de feiten in verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
Voor zover de verdachte heeft willen bepleiten dat hij volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard, merkt de rechtbank op dat zich daarvoor in het dossier verder geen aanknopingspunten bevinden.
De maatregel tot terbeschikkingstelling
De verdediging heeft bepleit dat aan de verdachte een TBS-maatregel kan worden opgelegd, maar met voorwaarden. De verdediging heeft daartoe verzocht de zaak aan te houden opdat een nadere maatregelenrapportage kan worden opgesteld. De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 12 september 2023, waaruit volgt dat sprake is van een hoog recidiverisico, hoog risico op letsel en hoog risico op onttrekking aan voorwaarden. De reclassering concludeert dat de verdachte geen schuldbesef heeft en merkt op dat de verdachte zich niet kan voorstellen dat de feiten maatschappelijke onrust hebben veroorzaakt. Hij is laconiek over zijn strafblad en zegt dat het nu allemaal goed gaat. De reclassering heeft in het verleden slechte ervaringen gehad met de verdachte als het gaat om zijn medewerking met voorwaarden en ziet geen mogelijkheden met de verdachte te werken in een voorwaardelijk kader. De verdachte stelt zich nu op als ‘modelgedetineerde’ en zegt zich aan alle mogelijke voorwaarden te zullen houden, maar de reclassering gelooft daar niet in. Daartoe overweegt de reclassering (mede) dat de verdachte ook sinds het einde van de ISD-maatregel in november 2021 alweer vaak in de problemen is gekomen. Zo heeft hij zelf het aan zijn ISD-traject aansluitende begeleid wonen-traject beëindigd omdat hij niet goed om kon gaan met de regels die hem daar gesteld werden, heeft hij problemen gehad met een huisgenoot in zijn nieuwe woning waardoor hij weer op straat belandde, verloor hij het contact met zijn behandelaren en is hij in psychotische toestand aangetroffen bij zijn vader op de stoep.
Concluderend adviseert de reclassering negatief omtrent TBS met voorwaarden. Geadviseerd wordt een TBS-maatregel met dwangverpleging aan de verdachte op te leggen.
Uit het psychologisch rapport van [naam] blijkt verder het volgende. De verdachte heeft jarenlang onder ambulante psychiatrische behandeling gestaan, maar heeft telkens zijn medicatie gestaakt of geweigerd, zo ook tijdens de ISD-maatregel. Tijdens de maatregel verzette hij zich tegen het opzetten van een begeleidingsplan en er deden zich in de inrichting vele verregaande incidenten voor. De verdachte heeft geen inzicht of motivatie tot verandering getoond. Een klinische opname in de FPK Eindhoven moest in 2020 wegens wangedrag binnen een week voortijdig worden beëindigd. Die kliniek stelde dat er sprake is van autoriteitsproblemen. Net als de reclassering schrijft de psycholoog dat de verdachte na invrijheidstelling eind 2021 binnen een half jaar het hem aangeboden begeleid wonen-traject onmogelijk heeft gemaakt door ruzie te maken met een medebewoner. Ook na een crisisopname in GGZ Rivierduinen kwam stabilisatie niet tot stand, omdat de verdachte zijn vervolgafspraken niet nakwam, waarvoor hij de schuld (groten)deels bij Fivoor legt.
De rechtbank overweegt dat de conclusies van de reclassering, de psychiater en de psycholoog overeenkomen met hetgeen door de rechtbank ter terechtzitting is waargenomen. Ook ter terechtzitting verklaart de verdachte dat hij zijn leven op orde heeft en dat geconcentreerd moet worden op de laatste twee jaren, waarin hij het goed heeft gedaan en zich geen problemen hebben voorgedaan met justitie. De rechtbank constateert echter dat uit de reclasseringsrapportage ook blijkt dat zich sinds het einde van het ISD-traject al meerdere problematische situaties hebben voorgedaan en dat de verdachte in februari 2023 in verwarde toestand is aangetroffen in zijn auto, wat uiteindelijk heeft geresulteerd in het onder dagvaarding II bewezenverklaarde feit. De verdachte verklaart dat hij de afgelopen jaren alle kansen ‘met beide handen heeft aangepakt’, maar uit het procesdossier en de rapportages blijkt het tegenovergestelde. Verder verklaart hij dat de rapporteurs hun werk niet goed hebben gedaan. Daarmee bevestigt de verdachte de beweringen van alle rapporteurs dat de verdachte zijn problemen externaliseert.
Conclusie: geen aanhouding van de zaak en geen aanvullend maatregelenrapport
Gelet op het verleden van de verdachte en de rapportages die door de psycholoog, de psychiater en de reclassering opgesteld zijn, evenals het verhandelde ter terechtzitting, acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht en heeft de rechtbank geen vertrouwen dat de verdachte zich kan en wil houden aan afspraken in een voorwaardelijk kader. De rechtbank wijst dan ook het verzoek om aanhouding van de zaak ten behoeve van het opstellen van een maatregelenrapport af.
Conclusie: last tot TBS met dwangverpleging
Al met al concludeert de rechtbank als volgt. Ten tijde van het plegen van het feit was een ziekelijke stoornis van de geestvermogens aanwezig bij de verdachte, zo volgt uit de overwegingen ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid. Verder betreft het bewezenverklaarde feit een misdrijf waarvoor op grond van artikel 37a, eerste lid, Sr oplegging van TBS mogelijk is. Gelet op hetgeen is gerapporteerd komt de rechtbank tot de conclusie dat in verband met de aard van het feit en de gevaarlijkheid van de verdachte, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen niet alleen de terbeschikkingstelling, maar ook de dwangverpleging eisen. Zowel die beveiliging als de vermindering van het recidiverisico kunnen alleen worden bereikt door middel van een langdurige klinische behandeling in een voldoende beveiligde omgeving waar de verdachte zich niet aan kan onttrekken.
De rechtbank zal, gelet op de kwalificatie van de bewezenverklaarde feiten, de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel kan daarom, gelet op het bepaalde in artikel 38e, eerste lid Sr, langer duren dan vier jaar.
De straf
Naast deze maatregel is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de bijzondere ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, nog een langdurige gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar voor een overval in een winkel met licht geweld of bedreiging met geweld en drie jaar onvoorwaardelijk voor een overval met ander type geweld. Let wel, deze uitgangspunten gelden per ‘enkele’ overval.
In dit geval acht de rechtbank strafverlagend dat bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis ten gevolge waarvan hij ten tijde van de onder dagvaarding I gepleegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht. Daartegenover staat dat de verdachte zelf gestopt is met zijn medicatie, waardoor de psychotische waanbeelden (weer) bij hem intraden. Ook weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee dat hij in het verleden veelvuldig voor diefstallen, al dan niet met geweld, met justitie in aanraking is gekomen en daar al veel straffen, maatregelen en voorwaarden voor opgelegd heeft gekregen, telkens zonder het gewenste resultaat.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van
vier jarenmet zich brengt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank onthoudt zich van verdere bemoeienis met de executie van de gevangenisstraf en de TBS-maatregel en wijst het verzoek van de verdediging af om te bepalen dat de TBS-maatregel na 2/3e deel van de gevangenisstraf zal aanvangen.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[naam] (namens [slachtoffer 15] , € 1.597,69 aan materiële schade),
[naam] (als wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 2] , € 5.000,-- aan immateriële schade) en [slachtoffer 6] (€ 7.485,-- aan materiële schade) hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vorderen schadevergoeding ter hoogte van genoemde bedragen, alsook de wettelijke rente hierover en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van
[slachtoffer 15] (namens de [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] moeten worden toegewezen en de vordering van [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
[naam] heeft de vordering namens [slachtoffer 15] ingediend en een KVK-uittreksel van dit bedrijf als bijlage toegevoegd. Het slachtoffer in deze zaak is echter de [slachtoffer 1] te Voorschoten en de rechtbank kan uit de meegeleverde stukken niet vaststellen dat [slachtoffer 15] als vertegenwoordiger daarvan kan optreden. Om de benadeelde partij de gelegenheid te geven om een nadere onderbouwing van die vertegenwoordiging te overleggen, zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank verklaart [naam] om die reden niet-ontvankelijk in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 6] merkt de rechtbank op dat in de vordering staat vermeld dat verwacht wordt dat een deel van de kosten vergoed zal worden, minus het eigen risico. Onduidelijk is of deze vergoeding is ontvangen en zo ja, wat de hoogte daarvan is. Ook kan uit het dossier worden opgemaakt dat (een of meer) sieraden die bij [slachtoffer 12] zijn gebracht bij [slachtoffer 6] zijn teruggekomen. In hoeverre dit juist is en welke invloed dit heeft op de hoogte van de schade is onduidelijk voor de rechtbank. Daarom verklaart de rechtbank [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk in de vordering en kan de benadeelde partij de vordering nog slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op de niet-ontvankelijkheid van de vorderingen zal de rechtbank de kosten die in verband met de vorderingen van [naam] (namens [slachtoffer 15] ) en [slachtoffer 6] zijn gemaakt, compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partijen ieder de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van de vordering van [naam] , die zij als wettelijk vertegenwoordiger van en namens [slachtoffer 2] heeft ingediend, het volgende. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden in de vorm van aantasting van haar persoon door het bij dagvaarding I onder 1 bewezenverklaarde feit. Dit blijkt uit de door haar ingediende aangifte en haar toelichting in de vordering en deze schade is naar het oordeel van de rechtbank ook evident aan te nemen als gevolg van de overval die door de verdachte gepleegd is. De rechtbank zal de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.000,--. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 21 april 2023, omdat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank legt aan de verdachte tevens de schadevergoedingsmaatregel op ten behoeve van [slachtoffer 2] , opdat zij niet zelf belast wordt met het innen van het toegewezen bedrag.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 23 juni 2023 gevorderd dat de bij parketnummer 01/137411-18 door de politierechter te Eindhoven voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van 1 week, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen, primair omdat de proeftijd verlopen is, subsidiair omdat het gelet op het nieuwe feitencomplex en de te verwachten straf en/of maatregel niet opportuun is de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie afwijzen, omdat dit gelet op de straf en maatregel die aan de verdachte opgelegd zullen worden, niet opportuun is.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 36 f, 37a, 37b, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I en II ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt
Dagvaarding I
ten aanzien van de feiten 1, 2, 4 en 5:
telkens: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
ten aanzien van feit 3:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
Dagvaarding II
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
4 (VIER) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de terbeschikkingstelling van verdachte en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Beslissingen op de verzoeken tot schadevergoeding
[slachtoffer 2] .
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe en veroordeelt de verdachte om aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 1.000,--, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst de vordering voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
Schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen;
bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 15] en [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6] en verdachte ieder de eigen kosten dragen;
wijst af de vordering van de officier van justitie van 23 juni 2023 tot tenuitvoerlegging van de bij parketnummer 01/137411-18 voorwaardelijk opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.X. Cozijn, voorzitter,
mr. R. Wieringa, rechter,
mr. D. van Dam, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. den Besten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 november 2023.

Voetnoten

1.Deze bijlage is aan dit vonnis gehecht als bijlage I.