In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering vanaf 20 juli 2021 en de terugvordering van een bedrag van € 826,19 aan betaalde bijstand over de periode van 20 juli 2021 tot en met 31 augustus 2021. Eiser had het college op 19 juli 2021 geïnformeerd over zijn aanstaande huwelijk, maar stelde dat zijn situatie niet zou veranderen omdat hij niet ging samenwonen met zijn echtgenote. Het college oordeelde echter dat eiser en zijn echtgenote als gehuwden moesten worden aangemerkt, waardoor er geen recht op bijstand bestond.
De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2023 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van het college aanwezig waren. Eiser voerde aan dat hij verkeerd was geïnformeerd door een medewerker van het college, die hem zou hebben verteld dat zijn huwelijk geen gevolgen zou hebben voor zijn bijstandsuitkering. De rechtbank oordeelt dat het college bevoegd was om de bijstandsuitkering in te trekken op basis van de Participatiewet, maar dat het college niet adequaat heeft gereageerd op het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het college niet op het volledige bezwaar van eiser heeft beslist. Desondanks is het beroep ongegrond verklaard, maar het college moet wel het griffierecht en de proceskosten aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk en is openbaar uitgesproken op 17 oktober 2023.