ECLI:NL:RBDHA:2023:17360

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
09/313280-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroof en wapenbezit door minderjarige verdachte in Wassenaar

Op 9 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die op 29 november 2022 samen met medeverdachten een straatroof heeft gepleegd in Wassenaar. De verdachte heeft een scooter en persoonlijke bezittingen van twee slachtoffers weggenomen, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. Daarnaast had de verdachte een omgebouwde gasrevolver met munitie in zijn bezit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 107 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank overweegt dat de verdachte zich bewust was van zijn daden en dat het gebruik van de auto als wapen de ernst van het feit vergroot. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en de invloed van groepsdruk. De vordering van de benadeelde partijen is gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoeding is opgelegd voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-313280-22
Datum uitspraak: 9 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [verdachte] 2003 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de terechtzitting van 26 oktober 2023.
De officier van justitie in deze zaak is mr. C.M. Offers en de advocaat van de verdachte is mr. G.D. Haytink te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 29 november 2022 te Wassenaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter ( [kenteken] ) en/of een tas (merk Louis Vuitton) en/of een of meerdere
helm(en) en/of een of meerdere jas(sen) en/of een of meerdere telefoon(s) en/of meerdere pasjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (terwijl die op een scooter reden) aan te rijden en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (terwijl die op een scooter reden) klem te rijden en/of
- aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Maak je helm los" en/of "Trek je jas uit", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] meerdere malen op zijn helm te slaan;
2
hij op of omstreeks 29 november 2022 te Wassenaar, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwde gasrevolver, van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber
origineel 6 mm Knall omgebouwd naar .22 LR, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of 8 stuks randvuurpatronen, kaliber .22 LR en/of geschikt om met voornoemd vuurwapen te verschieten, voorhanden heeft gehad;

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde bepleit, omdat er geen sprake is geweest van enig bewustzijn van het voorhanden hebben van het vuurwapen. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat dit bewezen kan worden verklaard.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen feit 1
De rechtbank zal voor feit 1 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Zoetermeer, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 327).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 26 oktober 2023;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , opgemaakt op 29 november 2022 (p. 142-146);
3. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , opgemaakt op 30 november 2022 (p. 147-152);
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 december 2022 (p. 178-213);
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 december 2022 (p. 279-294).
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen feit 2
De rechtbank heeft in de bijlage de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen ten aanzien van feit 2.
3.5
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
Door de raadsvrouw is vrijspraak bepleit. De verdachte wist niet dat het vuurwapen in zijn tas zat. De verdachte vermoedt dat één van de medeverdachten, die tot op heden onbekend is gebleven, dit wapen in zijn tas heeft gestopt. Ook de videofragmenten die op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen, bewijzen niet dat de verdachte de eigenaar is van het wapen want hier is niet op te zien wie de persoon is die het wapen vast heeft. Nu er geen sprake is geweest van enig bewustzijn van het voorhanden hebben van het pistool moet de verdachte worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt als volgt.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist dat het wapen in zijn tas zat. Hij heeft verklaard dat hij vermoedt dat één van de medeverdachten dit wapen in zijn tas heeft gestopt. De verdachte heeft echter niet willen verklaren wie dit dan is geweest.
Het dossier bevat een proces-verbaal van bevindingen waarin is geverbaliseerd over het onderzoek aan de telefoon van de verdachte. Daarin staat – samengevat – het volgende. Op de telefoon van de verdachte zijn twee videofragmenten aangetroffen. Op één van deze videofragmenten, gedateerd 16 november 2022, is een hand te zien die een vuurwapen vasthoudt. Dit wapen komt volgens de verbalisant volledig overeen met het wapen dat bij de verdachte in zijn tasje is aangetroffen. Op een ander videofragment gedateerd 31 maart 2022, is dezelfde achtergrond als op het eerste videofragment te zien en hierop is ook de verdachte te zien.
De verklaring dat iemand anders dan de verdachte het wapen in zijn tasje heeft gestopt, heeft de verdachte niet nader onderbouwd. Bovendien moet in aanmerking worden genomen dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het aantreffen op zijn telefoon van de genoemde videofragmenten. Dat iemand anders het wapen in zijn tasje heeft gestopt, acht de rechtbank daarom niet geloofwaardig. De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat de verdachte zich bewust is geweest van het wapen in zijn tas en ook de beschikkingsmacht over dat wapen heeft gehad.
Conclusie
De rechtbank is met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
Het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 29 november 2022 te Wassenaar, tezamen en in vereniging met anderen, een scooter ( [kenteken] ) en een tas (merk Louis Vuitton) en helmen en jassen en telefoons en pasjes, die aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde
nheeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (terwijl die op een scooter reden) aan te rijden en
- voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (terwijl die op een scooter reden) klem te rijden en
- aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Maak je helm los" en "Trek je jas uit", en
- voornoemde [slachtoffer 2] meerdere malen op zijn helm te slaan;
2.
hij op 29 november 2022 te Wassenaar, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwde gasrevolver, van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber origineel 6 mm Knall omgebouwd naar .22 LR, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver, en 8 stuks randvuurpatronen, kaliber .22 LR geschikt om met voornoemd vuurwapen te verschieten, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte - met toepassing van het jeugdstrafrecht - wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 137 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden zoals de reclassering deze heeft geadviseerd in haar advies van 21 maart 2023, met uitzondering van het contactverbod met de medeverdachten.
De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om te volstaan met een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie. De verdachte is voldoende gestraft doordat hij zijn voorarrest in een volwassen regime heeft doorgebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenDe verdachte heeft zich samen met de medeverdachten op 29 november 2022 schuldig gemaakt aan een straatroof in Wassenaar. De verdachte was de bestuurder van zijn eigen auto en reed met de vijf medeverdachten rond in Wassenaar. Er reden twee scooters voor hen, waarbij de [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] samen op de ene scooter zaten en een derde persoon op de andere scooter. Eén van de verdachten liet zijn oog vallen op de helm van één van de slachtoffers en wilde die hebben. In de auto is vervolgens het plan bedacht om de slachtoffers te beroven. Zij zijn achter de scooters aangereden en hebben geprobeerd de scooter waarop de slachtoffers zaten, aan te rijden. Toen de auto van de verdachten die scooter had aangetikt, zijn vier van de zes verdachten uitgestapt. De beide scooters reden echter verder. De verdachte is daar achteraan gereden en heeft de scooter waarop de slachtoffers zaten, klem gereden. De andere scooter kon ontkomen. De vier verdachten die eerder waren uitgestapt, kwamen kort nadat de scooter met daarop de slachtoffers was klemgereden, aangerend. De slachtoffers zijn vervolgens door de verdachten van hun jassen, helmen, telefoons en pasjes beroofd. Ook is de scooter van het slachtoffer [slachtoffer 1] weggenomen. De verdachten hadden niet allemaal dezelfde rol bij het plegen van het strafbare feit, maar zij zijn daarvoor naar het oordeel van de rechtbank wel allemaal in dezelfde mate gezamenlijk verantwoordelijk. In het bijzonder geldt hierbij voor de verdachte dat hij zijn auto als wapen heeft gebruikt door eerst de scooter met daarop de slachtoffers aan te tikken en vervolgens klem te rijden. Met name de laatste handeling van de verdachte heeft de beroving mogelijk gemaakt. De rechtbank rekent de verdachte aan dat hij bij de straatroof alleen oog heeft gehad voor zijn eigen financieel gewin en dat hij niet aan de gevolgen hiervan voor de slachtoffers heeft gedacht.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwde gasrevolver met bijbehorende munitie. Hij had dit wapen bij zich terwijl hij zich op de openbare weg bevond. Dit soort gaswapens kunnen niet alleen worden gebruikt voor bedreigingen, maar kunnen ook ernstig lichamelijk letsel veroorzaken wanneer daarmee op korte afstand op personen wordt geschoten. Ook zorgt het enkele bezit van wapens in de samenleving niet alleen voor gevoelens van angst en onveiligheid maar wordt dat bezit ook als schokkend ervaren en ten sterkste afgekeurd. Het bezit van wapens onder jongeren neemt toe en dit is een zeer zorgelijke ontwikkeling die door het bestraffen ervan zo veel mogelijk gestopt moet worden.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 12 september 2023. De verdachte is niet eerder veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Verslavingszorg Noord Nederland van 21 maart 2023 en het aanvullende emailbericht van Verslavingszorg Noord Nederland van 23 oktober 2023. Daaruit volgt – kort samengevat – dat de verdachte een beïnvloedbare jongen is. Hij vindt het lastig om met groepsdruk om te gaan en handelt daardoor impulsief.
Gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft de verdachte zich geconformeerd aan de bijzondere voorwaarden zoals opgelegd. De verdachte heeft zich aan de afspraken met de reclassering gehouden en zich begeleidbaar opgesteld. De reclassering ziet een kwetsbare jongeman die gebaat zou zijn bij een pedagogische benadering en het betrekken van zijn ouders in het reclasseringstoezicht. Hij staat welwillend tegenover interventies die nodig zijn om recidive te voorkomen. Gezien de leeftijd van de verdachte en de pedagogische invloed van de ouders adviseert de reclassering het jeugdstrafrecht toe te passen en een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere
voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een contactverbod met de medeverdachten en het meewerken aan middelencontrole.
Toepassing van het jeugdstrafrecht in ASR zaken
Volgens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportage, het gegeven advies en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toepassen.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en naar de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin is als uitgangspunt voor een straatroof een taakstraf vanaf 60 uren dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie vermeld. Er kan sprake zijn van strafverzwarende omstandigheden. Die zijn er in dit geval. De auto waarin de verdachte reed, is gebruikt als wapen om de beroving mogelijk te maken. Daarnaast heeft het feit ’s-avonds laat in het donker plaatsgevonden en op een plaats met weinig bebouwing, waar weinig verkeer en niemand op straat was. Ten slotte heeft de verdachte het strafbare feit samen met anderen gepleegd en waren zij in een overrompelende meerderheid ten opzichte van de slachtoffers.
De verdachte is ook schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Volgens de LOVS-oriëntatiepunten is het uitgangspunt bij het voorhanden hebben van een wapen een jeugddetentie vanaf zes weken.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten en de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden, acht de rechtbank het opleggen van jeugddetentie passend. De rechtbank ziet aanleiding om een gedeelte daarvan voorwaardelijk op te leggen. De voorwaardelijke straf is een waarschuwing voor de verdachte om niet nogmaals een strafbaar feit te begaan. Ook maakt het voorwaardelijke strafdeel het mogelijk dat de verdachte zich met hulp van toezicht en begeleiding zo gunstig mogelijk verder kan ontwikkelen.
Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf opleggen om recht te doen aan de ernst van de feiten.
Alles overwegende zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen voor de duur van 150 dagen, met aftrek van de voorlopige hechtenis, waarvan 107 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen jeugddetentie. De meldplicht bij de reclassering, de ambulante behandeling en het meewerken aan middelencontrole als bijzondere voorwaarden is daarbij passend en geboden. Voor een contactverbod met de medeverdachten ziet de rechtbank, net als de officier van justitie, geen noodzaak en zij zal dat daarom ook niet opleggen.

7.De vordering van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 6.368,95, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op € 1.368,95 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 7.197,90, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op € 2.197,90 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ten aanzien van de materiële schade niet is onderbouwd. De benadeelde partij zal hiervoor niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de immateriële schade beperkt is onderbouwd, maar dat deze wel hoofdelijk tot een bedrag van € 500,- voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente. De officier van justitie vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade voor wat betreft de reparatiekosten aan de scooter hoofdelijk voor toewijzing vatbaar is. Voor het overige gevorderde dient de materiële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de immateriële schade hoofdelijk tot een bedrag van
€ 500,- voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente. De officier van justitie vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de gevorderde materiële schade. De gestolen goederen zijn aan de benadeelde partijen teruggegeven zodat er van schade geen sprake is. Ten aanzien van de schade aan de scooter van de benadeelde partij [slachtoffer 1] is de verdediging van mening dat het schadebedrag te hoog is gelet op de waarde van de scooter.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade kan de verdediging zich vinden in een bedrag van € 500,- te verdelen onder de verdachten.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 2]
Door het bewezen verklaarde strafbare feit is vast komen te staan dat de verdachten de benadeelde partij hebben klemgereden. Uit het dossier volgt dat de schoenen van de benadeelde partij [slachtoffer 2] hierdoor zijn beschadigd. Nu de rechtbank vaststelt dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht aan zijn schoenen en deze gevorderde schade haar niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen. Voor het overige zal de vordering ten aanzien van de materiële schade worden afgewezen.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
[slachtoffer 1]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De scooter van [slachtoffer 1] is door de auto waar de verdachten in zaten, aangereden en later van de weg afgereden. Vlak daarna is de scooter omgeduwd en op de grond gevallen. Aannemelijk is dat er aanmerkelijke schade is opgetreden aan de carrosserie van de scooter. De benadeelde partij is vanwege de inbeslagname van de scooter door het bewezen verklaarde strafbare feit zijn scooter meerdere weken kwijt geweest. De benadeelde partij kon daardoor niet eerder zijn scooter repareren. De gevorderde schade aan de scooter komt de rechtbank om die reden niet onrechtmatig of ongegrond voor. Deze schade zal daarom worden toegewezen. Voor het overige zal de vordering ten aanzien van de materiële schade worden afgewezen.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf 29 november 2022, nu de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 2] een schadevergoeding betalen van € 710,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van
€ 1.748,90,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Nu de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 36 f, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.6 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
1.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot 107 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ Verslavingszorg Noord Nederland te Groningen op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van Verslavingszorg Noord Nederland Forensische Poli of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering;
mee werkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen;
geeft opdracht aan GGZ Verslavingszorg Noord Nederland om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
reclassering, zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen.
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
100 (honderd) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [slachtoffer 2], te betalen een bedrag van
€ 710,- (zegge: zevenhonderdtien euro),bestaande uit € 210,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan
de benadeelde partij [slachtoffer 2], zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde partij [slachtoffer 2]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door
de benadeelde partij [slachtoffer 2]meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [slachtoffer 2]te betalen
€ 710,- (zegge: zevenhonderdtien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op
0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan
de benadeelde partij [slachtoffer 2], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 1.748,90 (zegge: zeventienhonderd achtenveertig euro en negentig eurocent), bestaande uit € 1.248,90 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan
de benadeelde partij [slachtoffer 1], zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde partij [slachtoffer 1]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door
de benadeelde partij [slachtoffer 1]meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [slachtoffer 1]te betalen
€ 1.748,90 (zegge: zeventienhonderd achtenveertig euro en negentig eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op
0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan
de benadeelde partij [slachtoffer 1], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, voorzitter,
mr. N.I.S. Boers, kinderrechter,
en mr. I.C. Kranenburg, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 november 2023.