ECLI:NL:RBDHA:2023:17339

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
09/176711-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor openlijke geweldpleging en straatroof met jeugddetentie en taakstraf

Op 9 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en straatroof. De feiten vonden plaats op 12 juli 2022 in Delft en op 29 november 2022 in Wassenaar. De verdachte en zijn medeverdachten hebben samen geweld gepleegd tegen een politieagente en hebben een straatroof gepleegd waarbij zij goederen van slachtoffers hebben weggenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 107 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 150 uren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft eerder geweld gepleegd, wat meegewogen is in de beslissing. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en schadevergoedingen toegewezen voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09-176711-22 en 09-313305-22 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 9 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 26 oktober 2023.
De officier van justitie in deze zaak is mr. C.M. Offers en de advocaat van de verdachte is mr. C.M. Emeis te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
09-176711-22
hij op of omstreeks 12 juli 2022 te Delft, openlijk, te weten, op/aan de Voorhofdreef, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer] (hoofdagent bij Politie Eenheid Den Haag) door
- [slachtoffer] tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen en/of
- slaande bewegingen te maken in de richting van [slachtoffer] en/of
- aan het lichaam van [slachtoffer] te trekken;
09-313305-22
hij op of omstreeks 29 november 2022 te Wassenaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter ( [kenteken] ) en/of een tas (merk Louis Vuitton) en/of een of meerdere helm(en) en/of een of meerdere jas(sen) en/of een of meerdere telefoon(s) en/of meerdere pasjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] en/of [naam 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam 1] en/of [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- tegen voornoemde [naam 1] en/of [naam 2] (terwijl die op een scooter reden) aan te rijden en/of
- voornoemde [naam 1] en/of [naam 2] (terwijl die op een scooter reden) klem te rijden en/of
- aan voornoemde [naam 1] en/of [naam 2] de woorden toe te voegen: "Maak je helm los" en/of "Trek je jas uit", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- voornoemde [naam 2] meerdere malen op zijn helm te slaan.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het met parketnummer 09-176711-22 ten laste gelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het met het parketnummer 09-313305-22 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen 09-313305-22
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer 1] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Zoetermeer, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 327).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 26 oktober 2023;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 29 november 2022 (p. 142-146);
3. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 30 november 2022 (p. 147-152);
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 december 2022 (p. 178-213);
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 december 2022 (p. 279-294).
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen 09-176711-22
De rechtbank heeft in de bijlage de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
3.5
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De enkele aanwezigheid van de verdachte bij het door de medeverdachte(n) gepleegde geweld is daarvoor niet genoeg. De verdachte heeft zich uitsluitend verbaal bemoeid met de gang van zaken.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, komt naar voren dat de aangeefster [slachtoffer] bezig was met de uitoefening van haar werkzaamheden als politieagente. Zij had samen met haar collega drie jongens op een gestolen snorfiets zien rijden en zij wilden die jongens staande houden. Tijdens de achtervolging van de jongens hield de aangeefster één jongen in het zicht. Dit bleek later [naam 3] , de jongere broer van de verdachte te zijn. Toen zij hem staande wilde houden, voelde ze dat [naam 3] zich los rukte en zag zij dat andere jongens om haar heen kwamen staan. De aangeefster kreeg op dat moment van [naam 3] een vuistslag op haar neus. De aangeefster wilde de noodknop indrukken van haar portofoon, maar dat lukte niet omdat de andere jongens nog steeds om haar heen stonden. Zij voelde vervolgens dat er aan haar linker arm werd getrokken en meerdere klappen op de rest van haar lichaam kreeg. Aangezien [naam 3] voor haar stond, had de aangeefster het vermoeden dat het de andere jongens die om haar heen stonden, waren die aan haar lichaam trokken. De aangeefster heeft los kunnen komen nadat een collega zijn motor tussen de aangeefster en de groep jongens reed.
Deze motoragent heeft verklaard dat hij zag dat [naam 3] niet meewerkte met de aangeefster, dan wel dat hij zich verzette. Verder zag hij onder andere nog een jongen met een zwart t-shirt aan de kant van de aangeefster staan. Hij stond dusdanig dicht bij de aangeefster dat zij haar werkzaamheden niet ongestoord kon uitvoeren. Hij zag dat deze jongen met zijn armen hevig heen en weer bewoog of sloeg. Deze jongen zou volgens de motoragent de verdachte moeten zijn.
De verdachte erkent dat hij erbij was, maar niet dat hij geweldshandelingen heeft gepleegd.
De rechtbank overweegt dat de aangeefster door de groep jongens is geslagen en aan haar lichaam is getrokken. De verdachte maakte deel uit van die groep jongens. Hij was met de andere jongens heel dicht op de aangeefster gaan staan en versperde haar de weg, waardoor zij niet weg kon komen en zich niet aan het geweld, dat bestond uit slaan en trekken, kon onttrekken. De situatie was voor de aangeefster zeer dreigend. De motoragent heeft de gehele situatie als dusdanig dreigend beoordeeld, dat hij zijn dienstmotor op de grond heeft gelegd als afscherming van de aangeefster. Niet alleen het dicht op de aangeefster staan en haar de weg versperren, maar ook de verbale uitingen van de verdachte hebben bijgedragen aan deze dreigende situatie. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door zijn handelen een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan het openlijk geweld heeft geleverd.
Conclusie
De rechtbank is met betrekking tot het met het parketnummer 09-176711-22 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
Het met het parketnummer 09-313305-22 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
09-176711-22
hij op 12 juli 2022 te Delft, openlijk, te weten, op/aan de Voorhofdreef, in elk geval op of aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] (Politie Eenheid Den Haag) door
- [slachtoffer] tegen het hoofd en het lichaam te slaan en stompen en
- slaande bewegingen te maken in de richting van [slachtoffer] en
- aan het lichaam van [slachtoffer] te trekken;
09-313305-22
hij op 29 november 2022 te Wassenaar, tezamen en in vereniging met anderen, een scooter ( [kenteken] ) en een tas (merk Louis Vuitton) en helmen en jassen en telefoons en pasjes, die aan [naam 1] en/of [naam 2] toebehoorde
nheeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam 1] en/of [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- tegen voornoemde [naam 1] en [naam 2] (terwijl die op een scooter reden) aan te rijden en
- voornoemde [naam 1] en [naam 2] (terwijl die op een scooter reden) klem te rijden en
- aan voornoemde [naam 1] en/of [naam 2] de woorden toe te voegen: "Maak je helm los" en "Trek je jas uit", en
- voornoemde [naam 2] meerdere malen op zijn helm te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte - met toepassing van het jeugdstrafrecht - wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte mee werkt aan reclasseringstoezicht.
De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een jeugddetentie op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel de duur van het voorarrest niet te boven gaat met daarbij een fors voorwaardelijk deel met bijzondere voorwaarden en een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenDe verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten op 29 november 2022 schuldig gemaakt aan een straatroof in Wassenaar. De verdachte zat als passagier in de auto van één van de medeverdachten. De verdachten zaten met hun zessen in de auto en reden rond in Wassenaar. Er reden twee scooters voor hen, waarbij de slachtoffers [naam 1] en [naam 2] , samen op de ene scooter zaten en een derde persoon op de andere scooter. Een van de verdachten liet zijn oog vallen op de helm van een van de slachtoffers en wilde die hebben. In de auto is vervolgens het plan bedacht om de slachtoffers te beroven. Zij zijn achter de scooters aangereden en hebben geprobeerd de scooter waarop de slachtoffers zaten, aan te rijden. Toen de auto van de verdachten die scooter had aangetikt, is de verdachte samen met drie andere medeverdachten uitgestapt. De beide scooters reden echter verder. Twee medeverdachten zijn daar achteraan gereden en hebben de scooter waarop de slachtoffers reden klem gereden. De andere scooter kon ontkomen. De verdachte kwam samen met zijn drie medeverdachten kort nadat de scooter met daarop de slachtoffers [naam 1] en [naam 2] was klemgereden, aangerend. De slachtoffers zijn vervolgens door de verdachten van hun jassen, helmen, telefoons en pasjes beroofd. Ook is de scooter van het slachtoffer [naam 1] weggenomen. De verdachten hadden niet allemaal dezelfde rol bij het plegen van het strafbare feit, maar zij zijn daarvoor naar het oordeel van de rechtbank wel allemaal in dezelfde mate gezamenlijk verantwoordelijk. De rechtbank rekent de verdachte aan dat hij bij de straatroof alleen oog heeft gehad voor zijn eigen financieel gewin en dat hij niet aan de gevolgen hiervan voor de slachtoffers heeft gedacht.
Daarnaast heeft de verdachte zich eerder schuldig gemaakt aan openlijk geweld. Hij heeft samen met onder andere zijn jongere broer een politieagente mishandeld. Deze politieagente probeerde de jongere broer van de verdachte aan te houden. Door het geweld te plegen, heeft de verdachte de agente angst aangejaagd, pijn gedaan en haar in het uitoefenen van haar functie belemmerd. De verdachte heeft samen met de medeverdachten inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dergelijke feiten hebben doorgaans grote impact op de slachtoffers en kunnen traumatiserend zijn, hetgeen tot langdurige psychische schade kan leiden. Bovendien versterken dergelijke feiten in hoge mate gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. De rechtbank rekent de verdachte dat aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 12 september 2023. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte eerder veroordeeld is voor openlijke geweldpleging.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 13 oktober 2023 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige [naam 4] ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat voortzetting van de huidige voorwaarden van belang wordt geacht om de verdachte te ondersteunen waar nodig, beschermende factoren te vergroten en om (verder) afglijden te voorkomen. Hoewel het traject bij de jeugdreclassering niet goed is verlopen en behandeling niet gelukt is, is er inmiddels sprake van contactgroei en bereidheid bij de verdachte om zich te conformeren aan eventuele bijzondere voorwaarden. Een eventuele cognitieve vaardighedentraining behoeft niet als aparte bijzondere voorwaarden opgelegd te worden, aangezien dit binnen de meldplicht bij en begeleiding door de reclassering vorm gegeven kan worden. Het gezinssysteem zal ook meegenomen worden in de begeleiding. Gelet op de overdracht van de jeugdreclassering naar de volwassenreclassering tijdens de schorsingsperiode, is het van belang bij het opleggen van bijzondere voorwaarden de begeleiding en toezicht door de volwassenreclassering plaats te laten vinden.
Toepassing van het jeugdstrafrecht in ASR zaken
Volgens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportage, het gegeven advies en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toepassen.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en naar de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin is als uitgangspunt voor een straatroof een taakstraf vanaf 60 uren dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie vermeld. Er kan sprake zijn van strafverzwarende omstandigheden. Die zijn er in dit geval. De auto waarin de verdachte reed, is gebruikt als wapen om de beroving mogelijk te maken. Daarnaast heeft het feit ’s-avonds laat in het donker plaatsgevonden en op een plaats met weinig bebouwing, waar weinig verkeer en niemand op straat was. Ten slotte heeft de verdachte het strafbare feit samen met anderen gepleegd en waren zij in een overrompelende meerderheid ten opzichte van de slachtoffers.
De verdachte is daarnaast schuldig bevonden aan openlijk geweld tegen een persoon, zijnde een ambtenaar in functie. Volgens de LOVS-oriëntatiepunten is het uitgangspunt bij openlijke geweldpleging een taakstraf van 40 uren.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten en de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden, acht de rechtbank het opleggen van jeugddetentie passend. De rechtbank ziet aanleiding om een gedeelte daarvan voorwaardelijk op te leggen. De voorwaardelijke straf is een waarschuwing voor de verdachte om niet nogmaals een strafbaar feit te begaan. Ook maakt het voorwaardelijke strafdeel het mogelijk dat de verdachte zich met hulp van toezicht en begeleiding zo gunstig mogelijk verder kan ontwikkelen.
Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf opleggen om recht te doen aan de ernst van de feiten.
Alles overwegende zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen voor de duur van 150 dagen, met aftrek van de voorlopige hechtenis, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf voor de duur van 150 uren, te vervangen door 75 dagen jeugddetentie. De meldplicht bij en begeleiding door de (volwassen)reclassering en de verplichting tot het vinden en behouden van een dagbesteding als bijzondere voorwaarden zijn daarbij passend en geboden.
De rechtbank zal geen contactverbod opleggen, omdat daartoe gelet op hetgeen ter zitting is besproken, onvoldoende aanleiding bestaat.

7.De vordering van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

[naam 2] heeft zich in de zaak met het parketnummer 09-313305-22 als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 6.368,95, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op € 1.368,95 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
[naam 1] heeft zich in de zaak met het parketnummer 09-313305-22 als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 7.197,90, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op
€ 2.197,90 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [naam 2] ten aanzien van de materiële schade niet is onderbouwd. De benadeelde partij zal hiervoor niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de immateriële schade beperkt is onderbouwd, maar dat deze wel hoofdelijk tot een bedrag van € 500,- voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente. De officier van justitie vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 1] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade voor wat betreft de reparatiekosten aan de scooter hoofdelijk voor toewijzing vatbaar is. Voor het overige gevorderde dient de materiële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de immateriële schade hoofdelijk tot een bedrag van
€ 500,- voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente. De officier van justitie vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vorderingen voor zover zij zien op de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren. De schade is onvoldoende onderbouwd. Bovendien hebben de benadeelde partijen hun spullen terug gekregen.
Ten aanzien van de immateriële schade kan de verdediging zich vinden in het voorstel van de officier van justitie om € 500,- toe te wijzen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
[naam 2]
Door het bewezen verklaarde strafbare feit is vast komen te staan dat de verdachten de benadeelde partij hebben klemgereden. Uit het dossier volgt dat de schoenen van de benadeelde partij [naam 2] hierdoor zijn beschadigd. Nu de rechtbank vaststelt dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht aan zijn schoenen en deze gevorderde schade niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen. Voor het overige zal de vordering ten aanzien van de materiële schade worden afgewezen, nu de goederen terug gegeven zijn aan de benadeelde partij.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
[naam 1]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam 1] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De scooter van [naam 1] is door de auto waar de verdachten in zaten aangereden en later van de weg afgereden. Vlak daarna is de scooter omgeduwd en op de grond gevallen. Aannemelijk is dat er aanmerkelijke schade is opgetreden aan de carrosserie van de scooter. De benadeelde partij is vanwege de inbeslagname van de scooter door het bewezen verklaarde strafbare feit zijn scooter meerdere weken kwijt geweest. De benadeelde partij kon daardoor niet eerder zijn scooter repareren. De gevorderde schade aan de scooter komt de rechtbank om die reden niet onrechtmatig of ongegrond voor. Deze schade zal daarom worden toegewezen. Voor het overige zal de vordering ten aanzien van de materiële schade worden afgewezen.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf 29 november 2022, nu de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam 2] een schadevergoeding betalen van € 710,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam 1] een schadevergoeding betalen van
€ 1.748,90,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Nu de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141 en 312 van het Wetboek
van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het met het parketnummer 09-176711-22 ten laste gelegde feit en het met het parketnummer 09-313305-22 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.6 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
09-176711-22
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
09-313305-22
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot 107 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
reclassering, zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen.
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen;
de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam 2], te betalen een bedrag van
€ 710,- (zegge: zevenhonderdtien euro),bestaande uit € 210,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan
de benadeelde partij [naam 2], zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde partij [naam 2]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door
de benadeelde partij [naam 2]meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [naam 2]te betalen
€ 710,- (zegge: zevenhonderdtien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op
0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan
de benadeelde partij [naam 2], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam 1], te betalen een bedrag van
€ 1.748,90 (zegge: zeventienhonderd achtenveertig euro en negentig eurocent), bestaande uit € 1.248,90 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan
de benadeelde partij [naam 1], zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde partij [naam 1]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door
de benadeelde partij [naam 1]meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [naam 1]te betalen
€ 1.748,90 (zegge: zeventienhonderd achtenveertig euro en negentig eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op
0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan
de benadeelde partij [naam 1], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.I.S. Boers, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
en mr. I.C. Kranenburg, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 november 2023.
I