ECLI:NL:RBDHA:2023:17311
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende tijdelijke bescherming
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die in beroep is gegaan tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hem werd meegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, zou eindigen op 4 september 2023. Verzoeker heeft op 28 augustus 2023 een ordemaatregel verzocht, waarin hij vroeg om te voorkomen dat verweerder uitvoeringshandelingen zou verrichten totdat de rechtbank het beroep had beoordeeld.
Tijdens de zitting op 9 november 2023 zijn verzoeker en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de gemachtigde van verweerder wel aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld en het onderzoek ter zitting gesloten. In de uitspraak van vandaag is vastgesteld dat het samenhangende beroep van verzoeker ongegrond is verklaard. Tevens is gebleken dat verzoeker niet zal worden uitgezet totdat er een beslissing in hoger beroep is genomen. Hierdoor was er volgens de voorzieningenrechter geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening of ordemaatregel, en heeft hij het verzoek afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels als griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.