ECLI:NL:RBDHA:2023:17307
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met niet-ontvankelijkheid door niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Het primaire besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd 20 april 2022, om deze aanvraag niet in behandeling te nemen, leidde tot bezwaar van de verzoeker. Het bezwaar werd echter niet-ontvankelijk verklaard in het bestreden besluit van 12 juli 2022.
De verzoeker heeft vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de procedure is vastgesteld dat het griffierecht voor het indienen van het verzoek € 184,00 bedraagt. De verzoeker heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht, maar heeft geen onderbouwing geleverd na een aanmaning op 1 juni 2022.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker het griffierecht niet heeft betaald en geen verontschuldiging voor dit verzuim heeft gegeven. Hierdoor is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.