ECLI:NL:RBDHA:2023:17294

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
AWB 22/3869
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak zonder gronden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd, maar wiens aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 3 juni 2022 was afgewezen. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Echter, het verzoekschrift van de verzoeker bevatte geen gronden voor het verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vastgesteld dat een verzoekschrift ten minste de gronden van het verzoek moet bevatten. Aangezien de verzoeker geen gronden heeft ingediend, heeft de voorzieningenrechter op 28 juni 2022 aan de verzoeker gevraagd om binnen twee weken alsnog gronden in te dienen. De verzoeker heeft hierop niet gereageerd.

Gelet op het ontbreken van gronden heeft de voorzieningenrechter het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/3869

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nr.] ,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Fitters).

Procesverloop

Bij besluit van 3 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 2 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, en artikel 8:81, vierde lid, van de Awb bevat het verzoekschrift ten minste de gronden van het verzoek. Dat zijn de redenen waarom er om een voorlopige voorziening wordt verzocht.
2. Als er geen gronden worden ingediend, kan de voorzieningenrechter op grond van artikel 6:6 en artikel 8:81, vierde lid, van de Awb het verzoek niet-ontvankelijk verklaren. Dat houdt in dat het verzoek niet inhoudelijk wordt behandeld. De voorzieningenrechter moet dan wel eerst een mogelijkheid tot herstel bieden.
3. Het verzoekschrift van verzoeker bevat geen gronden. Daarom heeft de voorzieningenrechter bij aangetekende brief van 28 juni 2022 aan verzoeker gevraagd om binnen twee weken alsnog gronden in te dienen. Op deze brief is geen reactie gekomen.
4. Gelet hierop is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, op 7 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.