ECLI:NL:RBDHA:2023:17288
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake verblijfsvergunning voor zelfstandige zonder ingediende gronden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige. Eiser, wiens naam niet is vermeld, had op 2 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, waarna eiser bezwaar maakte. Het bezwaar werd echter niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser.
De rechtbank heeft het beroep zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overwoog dat het beroepschrift van eiser geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Eiser was door de rechtbank op 26 augustus 2022 verzocht om binnen vier weken alsnog gronden in te dienen, maar hierop is geen reactie ontvangen.
Gelet op het ontbreken van ingediende gronden, heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.