ECLI:NL:RBDHA:2023:17286

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
C/09/644264/KG RK 23-356
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens onvoldoende concrete omstandigheden van vooringenomenheid

Op 25 april 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een gedetineerde verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. M. van Stratum. Het verzoek was gericht tegen de rechters G.H.M. Smelt, M.C. Ritsema van Eck-van Drempt en B.A. Sturm, die betrokken waren bij een strafzaak tegen de verzoeker. De verzoeker stelde dat de rechters vooringenomen waren, onder andere vanwege het afwijzen van getuigenverzoeken en het ontbreken van een begrijpelijke motivering voor hun beslissingen.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er concrete omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De verzoeker had onvoldoende concrete omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen wijzen op vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat de motivering van een (tussen)beslissing op zichzelf geen grond voor wraking kan zijn, tenzij deze motivering objectief als blijk van vooringenomenheid kan worden opgevat.

Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen en werd bepaald dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/48
zaak- /rekestnummer: C/09/644264 / KG RK 23-356
Beslissing van 25 april 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaatsnaam] , locatie [locatie] ,
hierna te noemen: verzoeker,
bijgestaan door mr. M. van Stratum, advocaat te Den Haag,
strekkende tot de wraking van
mrs. G.H.M. Smelt, M.C. Ritsema van Eck-van Drempt en B.A. Sturm,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 10 maart 2023;
- het e-mailbericht van mr. Van Stratum van 11 maart 2023.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de zaak met parketnummer 09/157076-22 tegen verzoeker als verdachte in een strafzaak. Deze strafzaak is op 10 maart 2023 (niet inhoudelijk) ter zitting behandeld door een meervoudige kamer, bestaande uit de rechters.
2.2.
De inhoud van het wrakingsverzoek d.d. 10 maart 2023 luidt als volgt:
“Aan de voorzitter en leden van het college onder voorzitterschap van mr Smelt
Geachte voorzitter en leden van de rechtbank,
Namens [verzoeker] wraak ik u wegens kort gezegd vooringenomenheid en het afwijzen van alle getuigenverzoeken (terwijl ovj zich daar niet eens gemotiveerd tegen heeft verzet doch een regiezitting bij de rv voorstelde) en verzoek opheffing/schorsing vh, om onbegrijpelijke reden, welke overwegingen thans dermate onbegrijpelijk zijn dat [verzoeker] van dit college geen eerlijk proces als bedoeld in art. 6 evrm te krijgen, verdere gronden en motivering: pm”
In de e-mail van 11 maart 2023 heeft de raadsman van verzoeker zijn gronden als volgt aangevuld:
“Afwijzing van resp. alle ingediende getuigenverzoeken en overige verzoeken en het ontzeggen van enig getuigenverhoor aan [verzoeker] in een grote strafzaak waar ook in geval van bewezenverklaring een hoge straf valt te verwachten, zonder voldoende inhoudelijke motivering op een grond die de wet niet kent en onbegrijpelijke motivering dat opgegeven getuigen niet belastend zouden hebben verklaard, de onbegrijpelijke afwijzing van het verzoek opheffing en schorsing vh alsmede de mededeling dat binnen korte termijn de inhoudelijke behandeling zal plaatsvinden, terwijl een pf zitting al was gepland, is thans dermate onbegrijpelijk, dat daarmee genoemde vrees van [verzoeker] voor partijdigheid en vooringenomenheid mede in het licht van art. 6 EVRM objectief gerechtvaardigd is.”

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Verzoeker legt aan het verzoek ten grondslag dat de motivering van de (tussen)beslissing grond is voor wraking. Uitgangspunt is dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
3.3.
Naar het oordeel van de wrakingskamer heeft verzoeker in zijn wrakingsverzoek onvoldoende concrete omstandigheden aangevoerd om te kunnen vaststellen dat de motivering van de (tussen)beslissing niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid. Het wrakingsverzoek, voor zover het is gebaseerd op de motivering van de (tussen)beslissing, is dus niet toewijsbaar.
3.4.
Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• verzoeker p/a zijn advocaat;
• de officier van justitie mr. M.C. Stolk;
• de rechters.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Keulen, S.M. Krans en R.G.C. Veneman, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.