ECLI:NL:RBDHA:2023:17283

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
C/09/644263/Kg RK 23-355
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter op basis van procedurele beslissing en eerdere behandeling van zaken

Op 15 maart 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. M. Nijenhuis, de rechter in een kort geding. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter eerder zaken van verzoeker had behandeld en dat de rechter zonder redelijke grond de zitting van 17 maart 2023 had uitgesteld. Verzoeker stelde dat deze omstandigheden leidden tot vooringenomenheid van de rechter.

De rechtbank oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er concrete omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. De rechtbank benadrukte dat de beslissing om een zitting al dan niet door te laten gaan een rechterlijke beslissing is en dat deze beslissing op zichzelf geen grond voor wraking kan zijn. Bovendien werd vastgesteld dat het feit dat de rechter eerder zaken van verzoeker had behandeld, op zich geen reden voor wraking is, zelfs niet als eerdere beslissingen onwelgevallig waren voor verzoeker.

De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en wees het af. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023-47
zaak- /rekestnummer: C/09/644263 / KG RK 23-355
Beslissing van 15 maart 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M. Nijenhuis,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 13 maart 2023 om 15.43 uur per e-mail ingediende wrakingsverzoek;
- de e-mails van verzoeker van 13 maart 2023 om 15.59 uur, 16.01 uur, 16.01 uur, 16.22 uur en 18.16 uur en van 14 maart 2023 om 7.29 uur.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 101360397 / CV EXPL 23-553 tussen verzoeker als eiser en Stichting Zorgpartners Midden Nederland als gedaagde (hierna: de hoofdzaak).
2.2.
De hoofdzaak is een kort geding. Naar aanleiding van een verzoek tot dagbepaling van verzoeker is op 1 maart 2023 bepaald dat het kort geding zou worden behandeld ter zitting van 17 maart 2023. Per e-mail van 13 maart 2023 om 10.56 uur is aan verzoeker bericht dat de gemachtigde van de wederpartij een verplaatsingsverzoek heeft ingediend en dat verzoeker bij zijn aanvraag voor het kort geding niet de verhinderdata van de gedaagde partij heeft opgegeven, zodat het verplaatsingsverzoek op grond van artikel 10.1 en 10.2 van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken, kanton zal worden ingewilligd. In de e-mail staat dat de zitting op 17 maart 2023 niet door zal gaan, waarbij tevens wordt opgemerkt dat het herstelexploot niet binnen de geldende dagvaardingstermijn is betekend. Als nieuwe datum is woensdag 29 maart 2023 bepaald.
2.3.
Verzoeker heeft blijkens de e-mail van 13 maart 2023 om 15.43 uur aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag gelegd dat de rechter het kort geding zonder redelijke grond uitstelt en dat de rechter bovendien al twee eerdere zaken van verzoeker heeft behandeld. Hierdoor kent de rechter verzoeker te goed, waardoor hij vooringenomen, minder objectief en partijdig is. Dit blijkt volgens verzoeker ook uit de omstandigheid dat de rechter de zitting van 17 maart 2023 niet door laat gaan en de (levens)nood van een 86-jarige vrouw niet voorop stelt.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Verzoeker vindt de rechter vooringenomen omdat deze een onjuiste beslissing heeft genomen door de zitting van 17 maart 2023 niet door te laten gaan. De beslissing om een zitting wel of niet door te laten gaan is een rechterlijke beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek, voor zover het is gebaseerd op de (tussen)beslissing, niet toewijsbaar is. Dit alles kan anders zijn als de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Dat is hier evenmin aan de orde.
3.3.
Verzoeker heeft ook nog gesteld dat de rechter, kort gezegd, niet onpartijdig is omdat de rechter eerder zaken van hem heeft behandeld. Dat de rechter eerder zaken van verzoeker heeft behandeld, is niet een omstandigheid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden, ook niet als eerder beslissingen zijn genomen die verzoeker onwelgevallig zijn.
3.4.
Slotsom is dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond is en daarom zal worden afgewezen. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
  • verzoeker;
  • de wederpartij in de hoofdzaak;
  • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en S.M. Westerhuis-Evers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.