ECLI:NL:RBDHA:2023:17255
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Duitsland en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende persoon, zijn asielaanvraag niet in behandeling genomen zag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris stelde dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien de eiser op 6 juni 2023 een asielaanvraag in Duitsland had ingediend. De eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. P.R. Klaver.
Tijdens de zitting op 2 november 2023 heeft de eiser aangevoerd dat hij alleen vingerafdrukken in Duitsland heeft afgegeven en daar geen asiel heeft aangevraagd. Hij heeft ook aangegeven dat hij familieleden in Nederland heeft en dat hij vreest voor een onmenselijke behandeling in Duitsland. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet heeft aangetoond dat er ernstige tekortkomingen zijn in het Duitse asiel- en opvangsysteem.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de wens van de eiser om bij zijn familie in Nederland te verblijven niet kan worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid die een overdracht aan Duitsland onevenredig hard zou maken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om de inhoudelijke behandeling van het asielverzoek van de eiser aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.