ECLI:NL:RBDHA:2023:17253

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
NL23.35218
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang geweigerd wegens ingetrokken visum bij grenscontrole; verzoek om voorlopige voorziening afgewezen

In deze spoedpiketzaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 november 2023 uitspraak gedaan over de weigering van toegang tot Nederland aan verzoeker, die op 6 november 2023 bij de grenscontrole werd tegengehouden. De toegang werd geweigerd op basis van de artikelen 6 en 14 van de Schengengrenscode, omdat verzoeker niet in het bezit was van een geldig visum. Verzoeker heeft hiertegen administratief beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om alsnog toegang te krijgen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat verzoeker onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldeed aan de toegangsvoorwaarden. Verzoeker had verklaard dat hij een hotelreservering had in Amsterdam, maar de voorzieningenrechter concludeerde dat de reservering was geannuleerd en dat verzoeker niet kon aantonen dat hij aan de verblijfsomstandigheden voldeed. Bovendien was er twijfel over de juistheid van verzoekers verklaringen, vooral omdat hij weigerde contactgegevens van zijn vriendin te verstrekken, die mogelijk zijn verhaal had kunnen bevestigen.

De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.35218
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S. Faber), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

De ambtenaar belast met de grensbewaking heeft op 6 november 2023 aan verzoeker de toegang tot Nederland geweigerd op grond van het bepaalde in de artikelen 6 en 14 van de Schengengrenscode.
Verzoeker heeft tegen het besluit tot toegangsweigering een administratief beroepschrift ingediend. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is erop gericht om verweerder te gebieden dat hem alsnog toegang wordt verleend.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Indien tegen een besluit administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker een spoedeisend belang in deze procedure; verweerder is voornemens om hem op 9 november 2023 om 15:50 uur uit te zetten naar Marokko.
4. Verweerder heeft aan de toegangsweigering ten grondslag gelegd dat verzoeker niet in het bezit was van een geldig visum. Het aan verzoeker verleende visum is op 6 november 2023, omstreeks 23:00 uur ingetrokken omdat hij bij een grenscontrole niet in het bezit was van passende documentatie waaruit het doel en de omstandigheden van het verblijf bleken.
5. Verzoeker voert aan dat tijdens het verhoor bij de grenscontrole geen gebruik is gemaakt van een tolk in de voor hem verstaanbare taal. Hij is achtereenvolgens in het Frans, Arabisch en Engels gehoord, terwijl hij het Frans en Engels matig beheerst en hij de tolk in de Arabische taal vanwege een accent niet goed kon verstaan.
6. De voorzieningenrechter is van voorlopig oordeel dat uit het proces-verbaal van bevindingen van 7 november 2023 niet blijkt van communicatieproblemen tussen de verbalisant en verzoeker. Verzoeker heeft samenhangende en adequate antwoorden gegeven op de gestelde vragen. Het door verzoeker in het verzoekschrift gegeven voorbeeld van mogelijk onjuiste vertalingen over valleien in Amsterdam staat op zichzelf en is geen wezenlijk onderdeel van een dragende overweging in de motivering van het bestreden besluit.
7. Verzoeker voert vervolgens aan dat zijn visum ten onrechte is ingetrokken. Het doel en de omstandigheden van de reis waren volkomen duidelijk. Eventuele tegenstrijdigheden zijn te wijten aan een verkeerde vertaling van de tolk en verzoeker wilde niet dat contact werd opgenomen met zijn vriendin omdat hij geen zin had in het gedoe dat hij dan met haar zou krijgen. Zijn vader heeft bevestigd dat de hotelkosten zijn betaald. De annulering van de reservering is te wijten aan de toegangsweigering waardoor verzoeker niet in het hotel kon verschijnen. Daarnaast heeft hij een retourticket en voldoende middelen van bestaan. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit pagina 5 van het proces-verbaal van bevindingen voldoende blijkt dat verzoeken zijn reisdoel niet voldoende duidelijk en/of concreet heeft gemaakt.
8. Op grond van het bepaalde in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c, van de Schengengrenscode geldt als één van de toegangsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen dat zij het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden kunnen staven. Indien blijkt dat als een onderdaan van een derde land niet aan één van de toegangsvoorwaarden voldoet, kan aan deze de toegang worden geweigerd.
9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de verklaringen van verzoeker, zoals weergegeven in het proces-verbaal van bevindingen en de overige bevindingen, verweerder heeft mogen concluderen dat verzoeker het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Zo heeft verzoeker verklaard dat hij een hotelreservering heeft in Amsterdam en dat de hotelkosten al volledig betaald zijn. Zijn vader heeft dit telefonisch bevestigd. Uit informatie van het desbetreffende hotel blijkt echter dat de reservering achteraf betaald moest worden en dat deze reservering op 6 november 2023, omstreeks 08:00 uur geannuleerd is. Gelet hierop mocht verweerder aannemen dat de verblijfsomstandigheden van verzoeker niet zijn aangetoond. Evenmin kan
worden aangenomen dat de annulering het gevolg is van het niet verschijnen van verzoeker in het hotel, nu de reservering is geannuleerd om 08:00 uur en verzoeker op dezelfde dag om 17:50 uur is gecontroleerd aan de grensdoorlaatpost luchthaven Amsterdam Schiphol. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het voorlopig oordeel dat met het tijdstip van 08:00 uur mogelijk het tijdstip van 20:00 uur is bedoeld.
10. De voorzieningenrechter ziet niet in waarom verzoeker desgevraagd heeft geweigerd om contactgegevens van zijn vriendin te verstrekken. De verklaring van verzoeker dat hij zijn vriendin niet had verteld dat hij naar Nederland zou gaan een geen zin had in gedoe met zijn vriendin mocht verweerder naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter aanleiding geven voor verdere twijfel aan de juistheid van de verklaringen van verzoeker, nu zijn vriendin mogelijk zijn verklaringen over het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden had kunnen bevestigen. Het bezit van een retourticket en voldoende middelen van bestaan doet daar niet aan af.
11. Nu de voorzieningenrechter in de gronden bij het verzoek ook overigens geen concrete aanknopingspunten heeft aangetroffen voor een ander oordeel, is deze van oordeel dat het administratief beroep geen redelijke kans van slagen heeft.
12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2023 door mr. P.J.M. Mol, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier. Omdat de voorzieningenrechter is verhinderd om deze uitspraak mede te ondertekenen, is deze uitspraak ondertekend door mr. A. Skerka.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
08 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.