ECLI:NL:RBDHA:2023:17252
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet tijdig betalen van griffierecht
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die zich niet kon verenigen met het feit dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel 'familie en gezin'. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser was verplicht om griffierecht te betalen, zoals vastgelegd in artikel 8:41 van de Awb, maar heeft dit niet tijdig gedaan. Het griffierecht bedroeg € 184,-. De griffier had eiser per aangetekende brief op 19 juli 2023 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Deze brief werd echter onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd. De rechtbank heeft eiser vervolgens per normale post geïnformeerd dat de termijn niet opnieuw aanvangt. Eiser heeft het griffierecht niet betaald en heeft geen geldige reden voor dit verzuim opgegeven. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. A.C. Kampschuur, griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 november 2023.