ECLI:NL:RBDHA:2023:17249

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
NL23.33974
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 23 oktober 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 23 oktober 2023 om 13:00 uur is gehoord en dat de maatregel pas op 24 oktober 2023 om 08:00 uur inging. Eiser stelde dat de maatregel onrechtmatig was omdat deze in de toekomst inging, maar de rechtbank oordeelde dat de maatregel niet onrechtmatig was. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende gronden had om de maatregel van bewaring op te leggen, waaronder het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33974

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

v-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M.E. Disselkamp).

Procesverloop

Verweerder heeft op 23 oktober 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Eiser heeft zich desgevraagd akkoord verklaard met een schriftelijke afdoening van het beroep. Op 31 oktober 2023 heeft eiser de gronden van beroep ingediend. Op 1 november 2023 is een verweerschrift ingediend. Op 2 november 2023 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Eiser heeft aangevoerd dat de maatregel van meet af aan onrechtmatig is geweest omdat er een gebrek bestaat in het voortraject. Op 23 oktober 2023 is aan hem een maatregel opgelegd en uitgereikt die pas in de toekomst – op 24 oktober 2023 om 08:00 uur - in zou gaan. Direct voorafgaand aan de maatregel moet door verweerder worden beoordeeld of deze evenredig is. Door een maatregel op te leggen die in de toekomst ingaat, heeft verweerder dit miskent.
3. De rechtbank volgt dit niet. Eiser is op 23 oktober 2023 om 13:00 uur gehoord. [2] Na afloop van dit gehoor is aan hem een met pen ondertekende maatregel overgelegd, ingaande 24 oktober 2023, om 08:00 uur. Uit een aanvullend Proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 20023 volgt dat eiser tot genoemd tijdstip strafrechtelijk gedetineerd was. Ook volgt uit het aanvullend proces-verbaal dat eiser op 23 oktober 2023 om 16:00 uur door DV&O is opgehaald. Uit deze omstandigheden blijkt dat eiser niet langer is opgehouden dan is toegestaan en dat hij niet zonder titel van zijn vrijheid is beroofd. Niet is gebleken dat de evenredigheid van de maatregel niet is beoordeeld aan de hand van de actuele feiten en omstandigheden. Hierbij stelt de rechtbank vast dat eiser korte tijd vóór de ingang van de maatregel is gehoord en dat eiser geen feiten en omstandigheden heeft gesteld die ten onrechte niet zouden zijn betrokken bij de beoordeling van verweerder.
4. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen M122 aan hem heeft uitgereikt, overweegt de rechtbank dat verweerder de M122 van 5 oktober 2023 op 1 november 2023 aan het dossier heeft toegevoegd. Deze grond kan daarom ook niet slagen.
5. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, als zware gronden [3] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht
op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft
verstrekt met betrekking tot zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of
een andere lidstaat;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer.
en als lichte gronden vermeld dat eiser: [4]
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die
niet tot verlening van een verblijfvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4f. arbeid heeft verricht in strijd met de Wet Arbeid Vreemdelingen.
6. De gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen zijn als zodanig niet betwist. De rechtbank stelt vast dat zware grond 3a feitelijk juist is. Daarnaast is zware grond 3b ook feitelijk juist. Deze beide zware gronden zijn al voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. De overige gronden behoeven dan ook geen bespreking, omdat dit niet kan leiden tot de conclusie dat de bewaring onrechtmatig is.
7. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd is het risico op onttrekking gegeven. Nu uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij niet wil terugkeren naar zijn land van herkomst, is verweerder er terecht vanuit gegaan dat eiser niet uit eigen beweging gevolg zal geven aan de op hem rustende vertrekplicht. Verweerder heeft daarmee voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend is toe te passen om eerder genoemd risico te ondervangen. Voorts is de rechtbank niet gebleken van persoonlijke belangen van eiser die de bewaring voor hem onevenredig bezwarend maken en waarin verweerder aanleiding had moeten zien eiser niettemin een lichter middel dan bewaring op te leggen. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt.
8. Ook overigens is er geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Dat blijkt uit het Proces-verbaal van gehoor van 23 oktober 2023
3.Onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste en derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
4.Onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste en vierde lid van het Vb.