In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een Indonesische vrouw, had op 4 april 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'familie en gezin', welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Hiertegen heeft verzoekster bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat uitzetting achterwege zou blijven totdat op het bezwaar was beslist. De voorzieningenrechter heeft op 26 september 2023 van verweerder vernomen dat deze zich niet verzet tegen de toewijzing van de gevraagde voorziening. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, nu er geen beletselen zijn om de voorziening toe te wijzen, het verzoek zal worden toegewezen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.