ECLI:NL:RBDHA:2023:17189

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
C/09/643999 / JE RK 23-467
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 september 2023 een beschikking gegeven tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam01] in een pleegzorgvoorziening. De machtiging, die eerder was verleend op 29 juni 2023, werd verlengd van 5 oktober 2023 tot 5 november 2023. De kinderrechter oordeelde dat deze verlenging noodzakelijk was in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam01]. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, had verzocht om de machtiging te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, die loopt tot 5 december 2023. Tijdens de zitting werd besproken dat de ouders van [naam01] positieve stappen hadden gezet in hun behandeling en dat de situatie van de ouders in positieve zin was veranderd. De kinderrechter benadrukte dat de gecertificeerde instelling zich voortvarend moest richten op thuisplaatsing van [naam01].

De ouders voerden verweer tegen de verlenging van de machtiging, stellende dat de gecertificeerde instelling zich niet aan eerdere aanwijzingen van de rechtbank hield en dat er geen noodzaak was voor uithuisplaatsing. De kinderrechter oordeelde echter dat, hoewel de situatie van de ouders verbeterd was, er nog steeds voorwaarden waren waaraan voldaan moest worden voordat thuisplaatsing mogelijk was. De kinderrechter besloot de machtiging tot uithuisplaatsing voor een korte periode te verlengen, met de nadruk op het belang van de ontwikkeling van [naam01] en de noodzaak van verdere hulpverlening aan de ouders.

De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling opgedragen om een schriftelijke update te verstrekken over de voortgang van de hulpverlening en de inzet van het [naam06]-traject, dat essentieel is voor de verdere stappen richting thuisplaatsing. De zaak wordt op 26 oktober 2023 opnieuw behandeld, waarbij de ouders en de gecertificeerde instelling aanwezig moeten zijn.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/643999 / JE RK 23-467
Datum uitspraak: 21 september 2023
Beschikking van de kinderrechter tot verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2022 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
[naam03],
hierna te noemen: de vader,
samen wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat van beide ouders: mr. L.P. Lagerweij, gevestigd te Delft.

1.Het verdere verloop van de procedureBij beschikking van 29 juni 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is de machtiging om [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg verlengd van 5 juli 2023 tot 5 oktober 2023. De behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden tot deze zitting.

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit het navolgende:
- voornoemde beschikking van 29 juni 2023;
  • de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling met bijlagen van 12 september 2023;
  • de pleitnota van de advocaat van de ouders, overgelegd tijdens de zitting.
1.2.
Op 21 september 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
  • de moeder;
  • de advocaat van de ouders;
- vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling, [naam04] en [naam05] .

2.Het verzoek

2.1.
Het aangehouden verzoek strekt tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg voor het resterend deel van de verzochte negen maanden. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling onderschreven dat verlenging van de machtiging niet langer zal kunnen duren dan de duur van de ondertoezichtstelling, die loopt tot 5 december 2023. Het verzoek is daar ter zitting op aangepast; met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
2.2.
De gecertificeerde instelling heeft bij schriftelijke update het resterend deel van het verzoek als volgt nader gemotiveerd. Op 23 augustus 2023 zijn de momenten uitgebreid waarop [naam01] bij de ouders is. [naam01] verblijft van maandag 09:00 uur tot woensdag 18:00 uur of 19:00 uur bij de ouders. Er zijn geen vaste momenten waarop de hulpverleners de bezoeken begeleiden. [naam01] ontwikkelt zich goed en de hulpverlening geeft aan dat thuis bij de ouders alles goed gaat en dat er de afgelopen maanden geen momenten zijn geweest waarin zij zich zorgen hebben gemaakt over de acute veiligheid van [naam01] . Ook binnen de netwerkberaden blijft er een positieve groei te zien en dit komt ook terug in de verslaglegging van Maatwerk. De hulpverlening die voor moeder is ingezet verloopt positief en de moeder is betrokken bij de hulpverlening. De vader ondersteunt de moeder in het behandeltraject. De ouders zijn aangemeld voor VUHP en een [naam06] -traject. Zowel bij de VUHP als bij het [naam06] -traject is er aangegeven dat deze in september kunnen starten.
Er is onrust geweest vanuit de hulpverlening rond dit gezin. Het is duidelijk dat de ouders sneller willen gaan. Vanuit de gecertificeerde instelling moet er langdurige vooruitgang gezien worden voordat er sprake kan zijn van een thuisplaatsing.
De gecertificeerde instelling is van mening dat de adviezen vanuit de beoordelingsboog nog geldend zijn. De moeder heeft positieve stappen gezet binnen haar persoonlijke traject in de hulpverlening, maar de beoordelingsboog wordt pas opnieuw getoetst als de hulp is ingezet die is geadviseerd. Daarnaast zal het toezicht in de thuissituatie moeten worden uitgebreid als ouders straks de zorg krijgen over [naam01] , omdat het om een jong meisje gaat. Vanuit Maatwerk is dit niet mogelijk, maar wel vanuit VUHP. Een volledige terugplaatsing is nog te vroeg, omdat VUHP nog niet kan worden ingezet en op het moment dat VUHP zal starten is de verwachting dat er gewerkt kan worden naar terugplaatsing.
Ter zitting is toegelicht dat de gecertificeerde instelling volgens haar protocollen en richtlijnen te werk gaat. De jeugdbeschermer begrijpt dat het voor de ouders vervelend is dat het allemaal zo lang duurt, maar verdere stappen moeten onder begeleiding gebeuren omdat het om een erg jong meisje gaat. Er is wel uitbreiding van de bezoeken geweest, maar er blijven ook zorgen. De jeugdbeschermer heeft al langer ervaring met deze ouders. Het netwerk is klein en er is af en toe wel wrijving. Thuisplaatsing is nu nog een te groot risico zonder begeleiding.
De gecertificeerde instelling vindt het daarom noodzakelijk dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] wordt verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling.

3.Het verweer

3.1.
Door en namens de ouders is verweer gevoerd tegen het verzochte. Daartoe is ter zitting -samengevat en zakelijk weergegeven- naar voren gebracht dat ondanks alle voorgaande beschikkingen van de rechtbank, waarin steeds duidelijk wordt gemaakt dat naar thuisplaatsing moet worden toegewerkt, dat de omgang tussen [naam01] en de ouders moet worden uitgebreid en dat voortvarend te werk moet worden gegaan, en ondanks het heldere advies van de Raad, de gecertificeerde instelling een eigen koers vaart. De gecertificeerde instelling trekt zich niets aan van de aanwijzingen van de rechter in de beschikkingen, van de Raad, van de Brijder noch van enige andere betrokken hulpverleningsinstantie. Ook van de laatste beschikking d.d. 29 juni 2023 trekt de gecertificeerde instelling zich niets aan. Iedere keer als terugplaatsing aan de orde is legt de gecertificeerde instelling de lat iets hoger, zodat terugplaatsing nooit aan de orde komt. Ook in de laatste schriftelijke update wordt de lat weer hoger gelegd en wordt er door de gecertificeerde instelling gezegd dat voor de thuisplaatsing van [naam01] langdurige vooruitgang gezien moet worden. Die voorwaarde blijkt niet uit de beschikking van de rechtbank. Verder blijkt uit de laatste schriftelijke update dat de gecertificeerde instelling eigenlijk alleen maar positief is over de ouders. [naam01] maakt stappen in haar ontwikkeling, de financiën zijn onder controle, er zijn geen signalen dat zich problemen voordoen met de hechting en er zijn geen zorgen over de veiligheid van [naam01] . Voor de moeder is cognitieve gedragstherapie gestart en haar urinecontroles zijn steeds negatief. De Brijder geeft aan dat de inzet van de moeder voorbeeldig is. Tot nu toe hebben de ouders alle hulp geaccepteerd. Zij zijn inmiddels wel het vertrouwen in de jeugdbescherming volledig kwijtgeraakt. Uit de rapportages blijkt dat er bij [naam01] geen sprake is van een hechtingsprobleem. Vanuit de thuissituatie met [naam06] werken aan de hechtingsrelatie en sensitief opvoeden zou dus geen probleem moeten zijn. Een jaar geleden al gaf de gecertificeerde instelling aan dat VUHP ingezet moest worden. Dat is nog steeds niet gebeurd, en dan meldt de gecertificeerde instelling nu dat eerst VUHP moet worden ingezet voordat [naam01] thuisgeplaatst kan worden. VUHP is nota bene een traject dat uithuisplaatsing moet voorkomen. Er is geen reden om met thuisplaatsing te wachten op inzet van [naam06] en/of VUHP. Bovendien is het criterium dat uithuisplaatsing noodzakelijk moet zijn en die noodzaak is er beslist niet. Daarom verzoeken de ouders het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing af te wijzen.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat een (zeer) korte verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
4.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Zoals ook overwogen bij beschikking van 29 juni 2023 is de situatie van de ouders in positieve zin veranderd en moet de gecertificeerde instelling zich voortvarend gaan richten op thuisplaatsing van [naam01] bij de ouders. In voormelde beschikking is verder overwogen dat in dat verband op twee punten nog een slag moest worden gemaakt: de situatie van de ouders diende nog aan stevigheid te winnen en met het oog daarop was van belang dat zij hun behandelingen continueerden; daarnaast diende eerst een [naam06] -traject plaats te vinden om inzicht te krijgen in de emotionele beschikbaarheid van de ouders en hun mogelijkheden.
4.3.
Uit de schriftelijke update en de toelichtingen ter zitting leidt de kinderrechter af dat de situatie van de ouders ook in de afgelopen drie maanden aan stevigheid heeft gewonnen. De behandeling van de moeder heeft tot verdere positieve resultaten heeft geleid. De vader gaat mee naar de behandelingen, heeft geleerd om met lastige situaties om te gaan en heeft gewerkt aan doelen zoals inzicht krijgen en dingen bespreekbaar maken. Ouders hebben er blijk van gegeven in een medische situatie betreffende [naam01] juist te kunnen handelen. Vanuit de hulpverlening komen positieve terugkoppelingen over de ontwikkeling van [naam01] en over het contact met en zorg door de ouders in de thuissituatie. De ouders staan open voor alle hulpverlening en passen de handreikingen en adviezen toe.
Anders dan de gecertificeerde instelling meent is niet vereist dat eerst langdurige vooruitgang gezien moet worden voordat thuisplaatsing aan de orde kan zijn. Het criterium voor uithuisplaatsing, en dus ook voor voortduring daarvan, is of dit in het belang van de opvoeding en verzorging van de minderjarige noodzakelijk is. In het licht van dit criterium is ten tijde van de vorige beschikking geoordeeld dat de situatie van de ouders nog aan stevigheid diende te winnen, en de kinderrechter is op grond van de aangedragen informatie van oordeel dat dit het geval is.
4.4.
Alleen de inzet van het [naam06] -traject is nog een voorwaarde waar aan voldaan moet worden. De gecertificeerde instelling heeft daarover laten weten dat er al wel een naam bekend is van de hulpverlener die met de ouders aan de slag zal gaan, en dat deze hupverlener verwacht aan het eind van de maand september te kunnen starten. De kinderrechter ziet -uitsluitend- in die omstandigheid aanleiding de machtiging tot uithuisplaatsing voor korte duur te verlengen. Ter zitting is besproken dat de gecertificeerde instelling zich ervoor zal inspannen dat dit traject ook daadwerkelijk zo snel mogelijk gestart wordt. Hiervoor is reeds gewezen op het vereiste van noodzaak in het belang van opvoeding en verzorging van de minderjarige, en in het licht van dat criterium is niet noodzakelijk dat het [naam06] -traject ook volledig is afgerond voordat thuisplaatsing aan de orde kan zijn. Het gaat er om dat met dit traject inzicht wordt verkregen in de emotionele beschikbaarheid van de ouders en de hechtingsrelatie.
De kinderrechter zal het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing daarom toewijzen voor de duur van één maand en voor bepaalde tijd aanhouden voor het overige.
4.5.
Ten slotte heeft de kinderrechter ter zitting besproken dat het nodig is dat ook de komende maand wordt gewerkt aan substantiële uitbreiding van de bezoekmomenten, logeermomenten en omgangsmomenten.
4.6.
Aan de gecertificeerde instelling wordt verzocht om één week voorafgaand aan de hierna te melden zittingsdatum een schriftelijke update aan de kinderrechter en aan alle belanghebbenden te sturen en daarin -in ieder geval- te vermelden of het [naam06] -traject gestart is, en mocht dat niet het geval zijn, wanneer daarmee wordt gestart. De gecertificeerde instelling wordt ook verzocht concreet te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om het [naam06] -traject bij de ouders thuis te laten plaatsvinden of na aanvang bij de ouders thuis voort te zetten, en daarvan verslag uit te brengen bij de schriftelijke update.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg van 5 oktober 2023 tot 5 november 2023;
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot de zitting van
26 oktober 2023 om 12:00 uur, tegen welke zitting de gecertificeerde instelling, de vader, de moeder en de advocaat van beide ouders dienen te worden opgeroepen;
5.4.
draagt de gecertificeerde instelling op om uiterlijk één week voor de hiervoor gemelde zittingsdatum aan de kinderrechter en alle belanghebbenden een schriftelijke update te sturen, zoals hierboven onder 4.5 overwogen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.H. Rochat, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2023, in aanwezigheid van mr. B. Boogaarts als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.