ECLI:NL:RBDHA:2023:17168

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
C/09/653706 / JE RK 23-1844
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling van drie minderjarige kinderen in het kader van hun ontwikkeling en opvoeding

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 september 2023 een beschikking gegeven tot ondertoezichtstelling van drie minderjarige kinderen, [naam01], [naam02] en [naam03], op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden. De ouders van de kinderen, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag en wonen samen. De Raad heeft zorgen geuit over de ontwikkeling van de kinderen, waarbij specifieke aandacht is voor de sociale contacten van [naam01], de emotionele regulatie van [naam02] en de zindelijkheidsproblemen van [naam03]. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 september 2023 hebben zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling hun standpunten toegelicht. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er bij elk van de kinderen ontwikkelingsbedreigingen aanwezig zijn, maar dat deze verschillen in aard en ernst. De ouders zijn volgens de kinderrechter onvoldoende in staat om de zorgen weg te nemen zonder ondersteuning. Daarom is besloten om de kinderen onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering voor de duur van zes maanden, met een evaluatie na deze periode. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling opgedragen om voor de volgende zitting, die voor 21 maart 2024 is gepland, een schriftelijke update te geven over de voortgang van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/653706 / JE RK 23-1844
Datum uitspraak: 21 september 2023
Beschikking van de kinderrechter tot ondertoezichtstelling
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
over
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2011 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] ,
[naam02], geboren op [geboortedatum02] 2013 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam02] ,
[naam03], geboren op [geboortedatum03] 2017 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam03] ,
hierna tezamen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam04],
hierna te noemen: de moeder,
wonende [woonplaats01] ,
[naam05],
hierna te noemen: de vader,
wonende [woonplaats01] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het navolgende:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 13 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- [naam06] namens de Raad
- [naam07] namens de gecertificeerde instelling.
1.3.
De kinderrechter heeft [naam01] naar haar mening gevraagd. [naam01] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [naam01] heeft verteld.

2.De feiten

2.1.
De vader en moeder zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam01] , [naam02] en [naam03] .
2.3.
[naam01] , [naam02] en [naam03] wonen bij hun ouders.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam01] , [naam02] en [naam03] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De Raad legt aan dit verzoek het volgende ten grondslag. De Raad heeft zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. De zorgen om [naam01] zijn gelegen in het feit dat zij weinig aansluiting heeft met leeftijdgenoten en veel alleen op haar kamer zit, waardoor zij nauwelijks sociale contacten heeft. Er is sprake van schoolverzuim en dit kan leiden tot een achterstand in haar sociaal-cognitieve ontwikkeling. Het is van belang dat de gesprekken met de therapeut voor [naam01] worden voortgezet, aangezien zij deze als prettig ervaart.
De zorgen om [naam02] betreffen haar neiging om snel boos te worden en het niet kunnen omgaan met haar emoties. Daarnaast is het zorgelijk dat [naam02] de stof op school steeds lastiger vindt en er inmiddels signalen van school zijn dat zij achter gaat lopen.
Bij [naam03] is er sprake van een zindelijkheidsprobleem. Er is specialistische hulpverlening betrokken bij [naam03] maar dit heeft nog niet tot verbetering geleid. De Raad acht het daarom van belang dat deze hulp betrokken blijft. Een andere zorg van de Raad is dat [naam03] angstig op volwassenen reageert.
3.3.
Naast de zorgen over de persoonlijke ontwikkeling van de kinderen, is de Raad ook bezorgd dat de ouders onvoldoende structuur en begrenzing kunnen bieden. De moeder vindt het lastig om grenzen te stellen en dit lijkt er inmiddels toe te leiden dat de kinderen te veel vrijheid krijgen, zich niet laten aansturen en zelfbepalend gedrag laten zien. Omdat er geen duidelijke regels zijn, weten de kinderen niet goed waar zij aan toe zijn, wat voor spanning en onrust zorgt. De kinderen luisteren wel goed naar de vader, maar dat is vooral omdat hij zijn stem verheft. De ouders zien niet in dat de kinderen hierdoor juist angstig kunnen worden. Een andere zorg van de Raad is dat er erg veel spullen in huis staan en het de ouders moeite kost om het huis schoon te houden. De Raad merkt hierbij op dat zij hierin verbetering zien sinds de hulpverlening vanuit Limor betrokken is. Hoewel de Raad ziet dat de ouders het allerbeste willen voor de kinderen, zijn de zorgen groot omdat de ouders onvoldoende in staat zijn om onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulp te accepteren. De ouders herkennen de zorgen over de kinderen grotendeels niet, waardoor ingezette hulp niet van de grond komt of wordt stopgezet. De Raad vindt het daarom noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer betrokken wordt bij het gezin.

4.De standpunten

4.1.
De moeder voert verweer tegen het verzochte. Tijdens de zitting heeft de moeder aangedragen dat zij zich niet herkent in het raadsrapport. Zij vindt ook dat er feitelijke onjuistheden in het raadsrapport staan. Verder weerspreekt zij dat Cardea het gezin nog één kans zou geven. Volgens de moeder kreeg Cardea na een half jaar geen vergoeding meer van de gemeente. Niettemin komt Cardea nog steeds elke donderdag voor [naam03]
4.2.
Ook de vader voert verweer tegen het verzochte. Hij vindt in de eerste plaats dat hij meer betrokken moet worden bij vragen, onderzoeken en beslissingen over zijn kinderen. De vader ziet wel dat er zorgen zijn bij [naam03] , hij wijst er op dat de ouders samen met de hulpverlening werken aan deze zorgen. Bij de andere kinderen merkt de vader op dat hij de zorgen niet herkent en hij zich afvraagt hoe de Raad aan de informatie komt voor het raadsrapport, omdat hij niet is benaderd.
4.3.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen van de Raad. Cardea geeft nog één kans aan de ouders. De gecertificeerde instelling vindt het erg belangrijk dat Cardea betrokken blijft en zorgt ervoor dat de aanmeldingen in orde zijn. De komende tijd zal er iemand van het doorstroomteam beschikbaar zijn; zicht op een vaste jeugdbeschermer is er nog niet.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Bij elk van de kinderen is een ontwikkelingsbedreiging aanwezig, maar niet bij alle kinderen op dezelfde manier. Voor [naam01] is het belangrijk dat zij hulp krijgt om contact te leggen met andere kinderen. Zij heeft al gesprekken met een therapeut en het is belangrijk dat die voortgang blijven vinden. Ook haar schoolverzuim is reden tot zorg. Naast het grote risico op leerachterstanden vergroot dit ook de toch al zorgelijke afstand tussen [naam01] en haar klas- en leeftijdgenoten. Bij [naam02] wordt gezien dat zij te veel moeite heeft om haar emoties te reguleren. Zij heeft daarbij begeleiding en ondersteuning nodig. Voor [naam02] is het verder belangrijk dat de zorgen van school, dat zij voldoende (leer)capaciteiten lijkt te hebben maar toch steeds meer moeite krijgt met de lesstof en gaat achterlopen, worden onderzocht. De ontwikkeling van [naam03] wordt bedreigd omdat zij ondanks specialistische hulpverlening nog niet zindelijk is en ondanks die hulp nog steeds bovenmatig angstig is voor het toilet. Daarnaast wordt gezien dat [naam03] lastig contact maakt met volwassenen en angstig op volwassenen reageert. Op school wordt in dat verband gezien dat zij moeite heeft met zelfstandigheid als haar moeder niet aanwezig is.
De Raad heeft in het rapport en ter zitting toegelicht dat er wel sprake is van bereidheid en inzet van de ouders, maar dat de ouders deze bedreigingen in de ontwikkeling bij hun kinderen onvoldoende herkennen. Het lukt hen zonder ondersteuning niet om de zorgen en ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen.
5.3.
De hiervoor besproken omstandigheden leiden er toe dat de kinderrechter een ondertoezichtstelling voor de kinderen nodig vindt. Hiervoor is overwogen dat de ontwikkelingsbedreigingen van de kinderen verschillen in aard en ernst. Dit betekent dat ook het wegnemen van die bedreigingen per kind kan variëren in tijd. Om die reden zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling uitspreken voor zes maanden en aanhouden voor het overige, zodat er na zes maanden een evaluatie kan plaatsvinden, waarvoor een nieuwe zittingsdatum zal worden bepaald.
5.4.
De kinderrechter verzoekt de gecertificeerde instelling om uiterlijk een week voor de volgende zitting, gelegen voor 21 maart 2024, een schriftelijke update aan de rechtbank en de belanghebbenden te sturen, met daarin -in ieder geval- informatie over hoe het met elk kind afzonderlijk gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [naam01] , [naam02] en [naam03] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 21 september 2023 tot 21 maart 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen vóór
21 maart 2024, tegen welke zitting de Raad, de gecertificeerde instelling, de vader en de moeder dienen te worden opgeroepen;
6.4.
draagt de gecertificeerde instelling op om uiterlijk één week voor de zittingsdatum een schriftelijke update te sturen zoals hiervoor onder 5.4. overwogen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2023 door mr. M.H. Rochat, kinderrechter, in aanwezigheid van B. Boogaarts als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.