ECLI:NL:RBDHA:2023:17139

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
09-174453-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor beschadiging van gemeentelijke eigendommen, overtreding van een gebiedsverbod en belediging van een politieambtenaar

Op 9 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 14 juli 2023 in Leiden bloemen die toebehoorden aan de gemeente Leiden heeft beschadigd. Daarnaast heeft de verdachte een gebiedsverbod overtreden en een politieagent beledigd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, die zijn bewezen verklaard. De verdachte heeft zich opzettelijk en wederrechtelijk schuldig gemaakt aan het beschadigen van gemeentelijke eigendommen, het niet voldoen aan een wettelijk bevel en het beledigen van een ambtenaar in functie. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn psychische problematiek en eerdere hulpverleningstrajecten. De reclassering heeft geadviseerd om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, gezien het hoge recidiverisico. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat deze niet in verhouding stond tot de opgelegde ISD-maatregel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/174453-23 en 09/006508-23 (tul)
Datum uitspraak: 9 november 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Warmond,
[BRP-adres] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 26 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J.A. Grimmelikhuijsen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.J. de Jongh naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 14 juli 2023 te Leiden opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere plantenbakken en/of planten/bloemen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Gemeente Leiden, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2. hij op of omstreeks 14 juli 2023 te Leiden opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk Z/22/3448494 krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Leiden, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 2 juni 2023 en 2 september 2023 niet mocht bevinden in/op het gebied omgeven door de volgende straten Willem de Zwijgerlaan - Kooilaan - Herensingel- Zij]singel - Hoge Rijndijk - Zoeterwoudsesingel - Lammenschansweg - Koninginnenlaan - Herenstraat - Vrijheidslaan - Vijf Meilaan - Churchillaan - Haagweg - Doctor Lelylaan - Spoorlijn tussen Den Haag en Leiden - Schipholweg, door, zich op voornoemde datum om 02:30 uur in/op de Morspoortbrug en/of de Morsstraat en/of het Stationsplein, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
3. hij op of omstreeks 14 juli 2023 te Leiden opzettelijk een ambtenaar, te weten [BRP-adres] (hoofdagent bij Eenheid Den Haag), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen:
- "Vieze kanker hoer, je dikke kanker moeder"
- "Kankerlijer"
- "Je kanker moeder"
- "Jij den kt zeker dat je alles kan bepalen met je dikke kanker kop"
- "Vieze vuile trut", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.3. De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor alle feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [PL-nummer] , van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 67).
Ten aanzien van feit 1:
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 26 oktober 2023;
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 juli 2023 (p. 29).
Ten aanzien van feit 2:
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 26 oktober 2023;
Het proces-verbaal van bevindingen (met als bijlage een kaart), opgemaakt op 14 juli 2023 (p. 34-37);
Een geschrift, zijnde een brief d.d. 2 juni 2023 van de burgemeester van Leiden, inhoudende een gebiedsverbod (p. 38-45);
Ten aanzien van feit 3:
De bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
Het proces-verbaal van aangifte door [BRP-adres] , opgemaakt op 14 juli 2023 (p. 27 en 28);
Ten aanzien van feiten 1, 2 en 3:
1. Het proces-verbaal van aanhouding (met als bijlagen enkele foto’s), opgemaakt op 14 juli 2023 (p. 7-10).
3.2.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1. hij op 14 juli 2023 te Leiden opzettelijk en wederrechtelijk bloemen die aan Gemeente Leiden toebehoorden heeft beschadigd;
2. hij op 14 juli 2023 te Leiden opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk Z/22/3448494, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet,
gegevendoor de burgemeester van Leiden, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 2 juni 2023 en 2 september 2023 niet mocht bevinden in het gebied omgeven door de volgende straten Willem de Zwijgerlaan - Kooilaan - Herensingel- Zijlsingel - Hoge Rijndijk - Zoeterwoudsesingel - Lammenschansweg - Koninginnenlaan - Herenstraat - Vrijheidslaan - Vijf Meilaan - Churchillaan - Haagweg - Doctor Lelylaan - Spoorlijn tussen Den Haag en Leiden - Schipholweg, door zich op voornoemde datum om 02:30 uur in/op de Morspoortbrug en de Morsstraat en het Stationsplein, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
3. hij op 14 juli 2023 te Leiden opzettelijk een ambtenaar, te weten [BRP-adres] (hoofdagent bij Eenheid Den Haag), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen:
- "Vieze kanker hoer"
- "Kankerlijer"
- "Jij denkt zeker dat je alles kan bepalen met je dikke kanker kop"
- "Vieze vuile trut".

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van de maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, omdat volgens de verdediging nog niet alle andere mogelijkheden zijn benut. De verdediging wijst op het traject bij Limor Housing First (verder: Housing First) dat loopt, waar de verdachte voor gemotiveerd is, en stelt dat dit traject zal stuklopen als aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel wordt opgelegd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te noemen maatregel is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de beschadiging van bloemen van de gemeente, het overtreden van een gebiedsverbod en het beledigen van een politieambtenaar. Deze feiten betreffen vervelende feiten waarvan de maatschappij overlast ondervindt en getuigen van een gebrek aan respect voor de openbare orde en het gezag van daarmee belaste ambtenaren.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de reclasseringsadviezen over de verdachte van 24 juli 2023, 14 september 2023 en 9 oktober 2023, waaruit volgt dat de verdachte is gediagnosticeerd met ADHD, middelenafhankelijkheid, een verstandelijke beperking en persoonlijkheidstrekken die passen bij een persoonlijkheidsstoornis. Als gevolg van de problematiek van de verdachte en de meerdere hulpverleningstrajecten die niet tot de gewenste gedragsverandering hebben geleid, wordt er door de reclassering (sterk) getwijfeld aan de leerbaarheid van de verdachte. Hiernaast lijkt de aanwezige problematiek de gewenste gedragsverandering in de weg te staan. De reclassering verwacht dan ook dat de verdachte immer een vorm van (intensieve) externe sturing en begeleiding nog zal hebben om de kans op recidive zoveel als mogelijk te beperken. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog, evenals het risico op letsel en het risico op onttrekken aan voorwaarden. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, omdat zij de haalbaarheid van een voorwaardelijk kader sterk in twijfel trekken (gelet op het verloop van eerdere reclasseringscontacten) en tevens geen mogelijkheden zien binnen een voorwaardelijk kader. Er loopt momenteel een traject bij Housing First en dat is het enige waar de verdachte voor open staat. De kans is aanwezig dat aan de verdachte via Housing First een woning wordt toegewezen als hij verblijft in de onvoorwaardelijke maatregel. Het in vrijheid afwachten van dit traject impliceert volgens de reclassering dat er onverminderd sprake zal blijven van crimineel overlastgevend gedrag. De reclassering adviseert een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel, hetgeen de verdachte de mogelijkheid geeft om het ISD traject in beweging te zetten richting het Housing First traject.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de brief van Housing First waarin staat dat de verdachte door Housing First wordt begeleid, dat deze begeleiding zal worden geïntensiveerd zodra er een woning voor de verdachte beschikbaar is gekomen en dat het wenselijk is dat de verdachte op dat moment zich niet in detentie bevindt, omdat hij dan nodig is voor de sleuteloverdracht, de ondertekening van het contact en de inrichting van de woning. Housing First schrijft dat het plan van de verdachte om te gaan werken in een bloemenwinkel zodra hij een huis heeft gevonden via Housing First realistisch en kansrijk is. Housing First adviseert aan de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen en de verdachte een kans te geven met de begeleiding van Housing First.
Ter terechtzitting heeft de opsteller van de brief van Housing First toegelicht dat de verdachte volgens haar een kans maakt bij Housing First en dat hij in de tussentijd – in afwachting van de woning – intensiever zal worden begeleid.
Ter terechtzitting heeft de opsteller van het reclasseringsrapport haar bevindingen nader toegelicht en verklaard dat zij (wetende wat het advies is van Housing First) bij haar conclusies en het advies tot het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel blijft. Zij heeft toegelicht dat alleen begeleiding door (en een woning via) Housing First onvoldoende is om het recidive risico te beperken en dat zij er geen vertrouwen in heeft dat een voorwaardelijk kader de gewenste gedragsverandering teweeg gaat brengen.
Voldoet de verdachte aan de voorwaarden voor de ISD-maatregel?
De rechtbank stelt vast dat voldaan is aan alle voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. Immers, de verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. Deze straffen zijn geheel ten uitvoer gelegd voorafgaand aan het plegen van het in deze zaak bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank stelt daarnaast, ook al is dat geen wettelijk vereiste, vast dat de verdachte voldoet aan de definitie van stelselmatige dader, zoals bedoeld in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, nu er over een periode van vijf jaren processen-verbaal voor meer dan tien misdrijffeiten tegen hem zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de datum van het laatst gepleegde feit. Verder dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan, gezien zijn strafblad en de inhoud van de reclasseringsadviezen.
ISD-maatregel passend en geboden?
Voorop staat dat de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte. Daarnaast kan de maatregel een oplossing bieden voor de problematiek van de verdachte. De ISD-maatregel moet, gelet op de duur en het karakter van de maatregel, als ultimum remedium worden beschouwd.
De rechtbank overweegt dat de verdachte steeds opnieuw overlast en schade veroorzaakt en dat de in het verleden aan hem opgelegde (en ten uitvoer gelegde) straffen er niet toe hebben geleid dat hij zijn gedrag heeft veranderd. Dit blijkt uit het advies van de reclassering en het strafblad van de verdachte. Dit alles maakt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. Het is voor de veiligheid van personen of goederen dan ook passend en geboden om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. De rechtbank ziet geen reële andere mogelijkheid om de overlast en recidive te voorkomen, mede vanwege het feit dat de verdachte op dit moment weinig vertrouwen heeft in de reclassering en alleen gemotiveerd lijkt te zijn voor een traject bij Housing First; een traject dat de verdachte eerder, maar niet succesvol heeft doorlopen. Een voorwaardelijke straf of maatregel met enkel begeleiding door Housing First zal naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende waarborgen bieden, ook omdat de verdachte gelet op zijn (psychische) problematiek intensieve begeleiding en zorg nodig heeft.
Vooral ter optimale bescherming van de maatschappij, maar ook om het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, is het belangrijk voldoende tijd te nemen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren en de tijd die de verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten niet aftrekken van de duur van die maatregel.
De rechtbank ziet, gelet op de (relatief geringe) ernst van de feiten, het advies van de reclassering en het lopende Housing First traject, aanleiding om te bepalen dat twaalf maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel een tussentijdse beoordeling als bedoeld in artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering zal plaatsvinden. Alsdan kan worden bezien of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel noodzakelijk is. Los daarvan kan ook eerder worden verzocht om een tussentijdse beoordeling op grond van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij parketnummer 09/006508-23 door de politierechter van de rechtbank Den Haag op 27 maart 2023 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van 4 weke, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarde.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, gelet op de vordering strekkende tot oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af, omdat de tenuitvoerlegging van die vordering zich niet verhoudt met de bij dit vonnis aan de verdachte opgelegde ISD-maatregel. De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling zou een snelle start in de weg staan en is daarom niet opportuun.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op artikelen:
- 38m, 38n, 57, 184, 266, 267 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.2 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast;
ten aanzien van feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
legt de verdachte op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (TWEE) JAREN;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 09/006508-23.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Bouman, voorzitter,
mr. S.M. Krans, rechter,
mr. A.M. de Wit, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. Ö. Aydin, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 november 2023.