6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te noemen maatregel is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de beschadiging van bloemen van de gemeente, het overtreden van een gebiedsverbod en het beledigen van een politieambtenaar. Deze feiten betreffen vervelende feiten waarvan de maatschappij overlast ondervindt en getuigen van een gebrek aan respect voor de openbare orde en het gezag van daarmee belaste ambtenaren.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de reclasseringsadviezen over de verdachte van 24 juli 2023, 14 september 2023 en 9 oktober 2023, waaruit volgt dat de verdachte is gediagnosticeerd met ADHD, middelenafhankelijkheid, een verstandelijke beperking en persoonlijkheidstrekken die passen bij een persoonlijkheidsstoornis. Als gevolg van de problematiek van de verdachte en de meerdere hulpverleningstrajecten die niet tot de gewenste gedragsverandering hebben geleid, wordt er door de reclassering (sterk) getwijfeld aan de leerbaarheid van de verdachte. Hiernaast lijkt de aanwezige problematiek de gewenste gedragsverandering in de weg te staan. De reclassering verwacht dan ook dat de verdachte immer een vorm van (intensieve) externe sturing en begeleiding nog zal hebben om de kans op recidive zoveel als mogelijk te beperken. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog, evenals het risico op letsel en het risico op onttrekken aan voorwaarden. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, omdat zij de haalbaarheid van een voorwaardelijk kader sterk in twijfel trekken (gelet op het verloop van eerdere reclasseringscontacten) en tevens geen mogelijkheden zien binnen een voorwaardelijk kader. Er loopt momenteel een traject bij Housing First en dat is het enige waar de verdachte voor open staat. De kans is aanwezig dat aan de verdachte via Housing First een woning wordt toegewezen als hij verblijft in de onvoorwaardelijke maatregel. Het in vrijheid afwachten van dit traject impliceert volgens de reclassering dat er onverminderd sprake zal blijven van crimineel overlastgevend gedrag. De reclassering adviseert een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel, hetgeen de verdachte de mogelijkheid geeft om het ISD traject in beweging te zetten richting het Housing First traject.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de brief van Housing First waarin staat dat de verdachte door Housing First wordt begeleid, dat deze begeleiding zal worden geïntensiveerd zodra er een woning voor de verdachte beschikbaar is gekomen en dat het wenselijk is dat de verdachte op dat moment zich niet in detentie bevindt, omdat hij dan nodig is voor de sleuteloverdracht, de ondertekening van het contact en de inrichting van de woning. Housing First schrijft dat het plan van de verdachte om te gaan werken in een bloemenwinkel zodra hij een huis heeft gevonden via Housing First realistisch en kansrijk is. Housing First adviseert aan de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen en de verdachte een kans te geven met de begeleiding van Housing First.
Ter terechtzitting heeft de opsteller van de brief van Housing First toegelicht dat de verdachte volgens haar een kans maakt bij Housing First en dat hij in de tussentijd – in afwachting van de woning – intensiever zal worden begeleid.
Ter terechtzitting heeft de opsteller van het reclasseringsrapport haar bevindingen nader toegelicht en verklaard dat zij (wetende wat het advies is van Housing First) bij haar conclusies en het advies tot het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel blijft. Zij heeft toegelicht dat alleen begeleiding door (en een woning via) Housing First onvoldoende is om het recidive risico te beperken en dat zij er geen vertrouwen in heeft dat een voorwaardelijk kader de gewenste gedragsverandering teweeg gaat brengen.
Voldoet de verdachte aan de voorwaarden voor de ISD-maatregel?
De rechtbank stelt vast dat voldaan is aan alle voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. Immers, de verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. Deze straffen zijn geheel ten uitvoer gelegd voorafgaand aan het plegen van het in deze zaak bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank stelt daarnaast, ook al is dat geen wettelijk vereiste, vast dat de verdachte voldoet aan de definitie van stelselmatige dader, zoals bedoeld in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, nu er over een periode van vijf jaren processen-verbaal voor meer dan tien misdrijffeiten tegen hem zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de datum van het laatst gepleegde feit. Verder dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan, gezien zijn strafblad en de inhoud van de reclasseringsadviezen.
ISD-maatregel passend en geboden?
Voorop staat dat de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte. Daarnaast kan de maatregel een oplossing bieden voor de problematiek van de verdachte. De ISD-maatregel moet, gelet op de duur en het karakter van de maatregel, als ultimum remedium worden beschouwd.
De rechtbank overweegt dat de verdachte steeds opnieuw overlast en schade veroorzaakt en dat de in het verleden aan hem opgelegde (en ten uitvoer gelegde) straffen er niet toe hebben geleid dat hij zijn gedrag heeft veranderd. Dit blijkt uit het advies van de reclassering en het strafblad van de verdachte. Dit alles maakt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. Het is voor de veiligheid van personen of goederen dan ook passend en geboden om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. De rechtbank ziet geen reële andere mogelijkheid om de overlast en recidive te voorkomen, mede vanwege het feit dat de verdachte op dit moment weinig vertrouwen heeft in de reclassering en alleen gemotiveerd lijkt te zijn voor een traject bij Housing First; een traject dat de verdachte eerder, maar niet succesvol heeft doorlopen. Een voorwaardelijke straf of maatregel met enkel begeleiding door Housing First zal naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende waarborgen bieden, ook omdat de verdachte gelet op zijn (psychische) problematiek intensieve begeleiding en zorg nodig heeft.
Vooral ter optimale bescherming van de maatschappij, maar ook om het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, is het belangrijk voldoende tijd te nemen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren en de tijd die de verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten niet aftrekken van de duur van die maatregel.
De rechtbank ziet, gelet op de (relatief geringe) ernst van de feiten, het advies van de reclassering en het lopende Housing First traject, aanleiding om te bepalen dat twaalf maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel een tussentijdse beoordeling als bedoeld in artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering zal plaatsvinden. Alsdan kan worden bezien of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel noodzakelijk is. Los daarvan kan ook eerder worden verzocht om een tussentijdse beoordeling op grond van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.