ECLI:NL:RBDHA:2023:17134

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
C/09/650241 / JE RK 23-1385, C/09/650735 / JE RK 23-1456 en C/09/653430 / JE RK 23-1815
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing en gedeeltelijke gezagsuitoefening in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 oktober 2023 uitspraak gedaan in een jeugdzorgzaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een baby, aangeduid als [naam01], en de gedeeltelijke gezagsuitoefening over haar. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 10 juli 2023 een verzoek ingediend voor de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de moeder, [naam02], niet in staat zou zijn om voor [naam01] te zorgen vanwege persoonlijke problematiek. De baby verblijft sinds haar geboorte in een pleeggezin en heeft veel zorg nodig. De kinderrechter heeft eerder op 27 juli 2023 al een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die tot 27 oktober 2023 gold. Tijdens de zitting op 23 oktober 2023 is de situatie van de moeder besproken, die recentelijk weer medicatie gebruikt en verbetering vertoont, maar nog niet in staat is om [naam01] zelfstandig op te voeden.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de opvoedomgeving en de ontwikkeling van [naam01] nog steeds aanwezig zijn. Daarom is de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 27 januari 2024. Daarnaast is er een verzoek gedaan door de gecertificeerde instelling voor gedeeltelijke gezagsuitoefening met betrekking tot medische behandelingen van [naam01]. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de moeder al toestemming heeft gegeven voor bepaalde medische zorg, waardoor een gezagsoverheveling op dat punt niet nodig is. De behandeling van het verzoek tot gedeeltelijke gezagsuitoefening is voor het overige aangehouden, en de gecertificeerde instelling is verzocht om uiterlijk 23 november 2023 te bevestigen of het verzoek wordt gehandhaafd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummers: C/09/650241 / JE RK 23-1385
C/09/650735 / JE RK 23-1456
C/09/653430 / JE RK 23-1815
Datum uitspraak: 23 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter
I. Machtiging tot uithuisplaatsing
II. Niets meer te beslissen ten aanzien van de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing
III. Aanhouding verzoek gedeeltelijke gezagsuitoefening (ex artikel 1:265e BW)
in de zaak naar aanleiding van het op 10 juli 2023 (hierna te noemen: verzoek I) ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
en in de zaak naar aanleiding van de op 19 juli 2023 (hierna te noemen: verzoek II) en 7 september 2023 (hierna te noemen: verzoek III) ingekomen verzoekschriften van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2023 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden ten aanzien van verzoek I aan:
de gecertificeerde instelling, voornoemd,
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M.H. Aalmoes te Amsterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbende ten aanzien van verzoek I, II en III aan:
de moeder, voornoemd.
De kinderrechter merkt als informanten ten aanzien van verzoek III aan:
[naam03]en
[naam04],
hierna te noemen: de pleegouders.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 27 juli 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [naam01] onder toezicht gesteld van 27 juli 2023 tot 27 juli 2024 en een machtiging verleend om [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 27 juli 2023 tot 27 oktober 2023. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.2.
Bij beschikking van 21 september 2023 is het verzoek tot het doen overhevelen van het gezag over [naam01] aan de gecertificeerde instelling, voor zover dit betrekking heeft op het geven van toestemming voor een medische behandeling, aangehouden tot deze mondelinge behandeling ter zitting.
1.3.
Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van 27 juli 2023;
  • de beschikking van 21 september 2023;
  • de brief van de gecertificeerde instelling van 29 september 2023;
  • de aanvullende rapportage van de Raad d.d. 18 oktober 2023.
1.4.
Op 23 oktober 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • mevrouw [naam05] namens de Raad;
  • de moeder met haar advocaat;
  • mevrouw [naam06] en mevrouw [naam07] namens de gecertificeerde instelling;
- de pleegouders.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikkingen van 27 juli 2023 en 21 september 2023.

3.Verzoek I – machtiging tot uithuisplaatsing

3.1.
De Raad verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg voor de aangehouden duur van drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De Raad meent dat de moeder op dit moment niet in staat is om de zorg voor [naam01] weer zelfstandig te dragen. Er zijn zorgen over de moeder vanwege haar persoonlijke problematiek. De moeder woont sinds september weer in haar eigen woning. Zij krijgt thuis begeleiding vanuit Fonteynenburg. Ook Parnassia is betrokken bij de moeder voor haar behandeling en medicatie. [naam01] verblijft vanaf haar geboorte in het pleeggezin. Zij heeft veel zorg nodig. De pleegouders kunnen [naam01] de zorg bieden die zij nodig heeft. De Raad vindt het positief dat er omgang is tussen de moeder en [naam01] . De omgang vindt plaats op het kantoor van Jeugdformaat en wordt begeleid door de pleegzorgwerker. De omgangsmomenten verlopen wisselend. De ene keer reageert de moeder goed en adequaat op [naam01] en de andere keer is de moeder meer afwezig. Er is recent gestart met een pleegzorgscreening van tante moederszijde. De tante heeft aangegeven [naam01] tijdelijk te kunnen opvangen. Het is belangrijk dat de tante goed weet wat een plaatsing van [naam01] inhoudt en wat er van haar verwacht wordt als eventuele netwerkpleegouder. Er moet bezien worden of dit binnen de mogelijkheden behoort, ook gezien er mogelijk een meer langdurige plaatsing van [naam01] nodig is. Gezien de kwetsbaarheid van [naam01] moeten overplaatsingen zo veel mogelijk beperkt blijven en kan [naam01] pas overgeplaatst worden als de screening positief is afgerond en de plek passend is bevonden. De Raad handhaaft daarom het verzoek tot de uithuisplaatsing voor de aangehouden duur van drie maanden.

4.De standpunten ten aanzien van verzoek I

4.1.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. De moeder is een week geleden gestart met haar oude medicatie. De gecertificeerde instelling ziet dat het op dit moment beter gaat met de moeder. Lange tijd ging het echter slecht met de moeder, waardoor het moeilijk was om met haar in contact te komen. Het is belangrijk dat de moeder eerst stabiliseert voordat er besproken kan worden wat er nodig is voor een thuisplaatsing van [naam01] . [naam01] moet daarom voorlopig bij de pleegouders blijven wonen. Zij heeft veel zorg nodig en de pleegouders kunnen haar dat bieden. De tante moederszijde is aangemeld voor een pleegzorgscreening. Zij heeft echter aangegeven maar een korte periode voor [naam01] te kunnen zorgen. De zorg die [naam01] nodig heeft is daardoor langer dan de tante kan bieden. Het lijkt er dan ook op dat de screening negatief wordt afgerond. Overigens heeft de moeder meermaals aangegeven dat zij niet wil dat [naam01] bij de tante verblijft. De moeder heeft om de week omgang met [naam01] . Eerst was er iedere week omgang, maar dat bleek niet haalbaar voor de moeder. Indien de moeder verder stabiliseert kan bezien worden of de omgang uitgebreid kan worden, mits dit in het belang van [naam01] is.
4.2.
Door en namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing. De moeder werkt hard aan zichzelf. Zij wil eerst stabiliseren voordat [naam01] weer bij haar kan worden geplaatst. De moeder is recent gestart met haar oude medicatie waardoor het al veel beter met haar gaat. De samenwerking met de gecertificeerde instelling verloopt moeizaam. De moeder meent dat de gecertificeerde instelling te weinig doet om de hechting tussen de moeder en [naam01] te stimuleren. De moeder heeft maar een keer in de twee weken omgang met [naam01] . Daar moet de komende tijd echt verandering in worden gebracht. De moeder staat ook achter een eventuele plaatsing in een moeder-kindhuis, zolang er maar wordt onderzocht wat er nodig is voor een thuisplaatsing. Daarbij verzoekt de moeder uitdrukkelijk om haar familie en advocaat in de samenwerking te betrekken.

5.Verzoek III – gedeeltelijke gezagsuitoefening

5.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt te bepalen dat de gecertificeerde instelling wordt belast met het gezag over [naam01] , voor zover dit betrekking heeft op het geven van toestemming voor een medische behandeling (art. 1:265e lid 1 sub b BW). De gecertificeerde instelling geeft bij brief van 29 september 2023 aan dat de pleegouders voor de volgende onderzoeken/behandelingen toestemming nodig hebben: kinderfysiotherapie aan huis, onderzoek naar sikkelcellen, het consulteren van de huisarts en het opvragen van medische gegevens.
5.2.
De gecertificeerde instelling heeft toegelicht dat het de afgelopen periode lastig is gebleken om met de moeder in contact te komen. Daarnaast vraagt de gecertificeerde instelling zich af of de moeder wel begrijpt waar zij toestemming voor moet geven. Het is voor [naam01] belangrijk dat zij de medische zorg krijgt die zij nodig heeft. Er zijn namelijk zorgen over haar ontwikkeling, waaronder haar platte achterhoofd. De gecertificeerde instelling ziet dat het sinds kort iets beter gaat met de moeder. De moeder heeft toestemming gegeven voor het consulteren van de huisarts en het vaccineren van [naam01] . Ook is er inmiddels gestart met kinderfysiotherapie. Het is belangrijk dat er zicht komt op het verloop van de zwangerschap van moeder en de gegevens rondom de geboorte van [naam01] . Daartoe is de medische informatie vanuit in ieder geval het Erasmus MC en het Sophia Kinderziekenhuis van belang. Het is tot op heden niet gelukt om daar toegang tot te krijgen, ook niet via de broer van de moeder. De advocaat van de moeder heeft voorgesteld dat zij de medische gegevens gaat opvragen. De gecertificeerde instelling stemt daarmee in, zolang dit niet te lang gaat duren. [naam01] moet namelijk de medische zorg krijgen die zij nodig heeft.

6.De standpunten ten aanzien van verzoek III

6.1.
De moeder geeft aan dat zij toestemming heeft gegeven voor de kinderfysiotherapie. Indien [naam01] voor haar achterhoofd naar de kinderarts moet, dan geeft de moeder daar ook toestemming voor. De moeder heeft tijdens haar zwangerschap van [naam01] geen medicatie gebruikt. Ook geeft de moeder aan dat zij geen sikkelcelziekte heeft. Zij heeft dit tijdens een psychose geroepen, maar dit klopt niet. De moeder had wel zwangerschapsdiabetes. De moeder heeft haar broer al eerder gemachtigd om de medische gegevens bij de ziekenhuizen op te vragen. De advocaat van de moeder stelt voor dat zij de relevante medische gegevens opvraagt, om zo een helder beeld te krijgen van de zwangerschap en de geboorte van [naam01] . De moeder staat daarachter. De advocaat van de moeder verwacht vier weken nodig te hebben om de machtigingen te krijgen.
6.2.
De pleegouders hebben naar voren gebracht dat de kinderfysiotherapie voor het achterhoofd van [naam01] is gestart. Mogelijk wordt [naam01] naar de kinderarts doorverwezen. Voor alle onderzoeken en behandelingen van [naam01] is een handtekening van de moeder nodig. Het is belangrijk dat [naam01] de medische zorg krijgt die zij nodig heeft. [naam01] is een vrolijke baby, maar ze is wel veel ziek. Op dit moment zijn ze bezig met het inhalen van vaccinaties. Het is belangrijk dat er informatie komt over de zwangerschap en geboorte van [naam01] . De moeder heeft eens geroepen dat zij sikkelcelziekte heeft. De artsen willen dat onderzoeken, maar dat kan op dit moment niet.

7.De beoordeling

Verzoek I en II – (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing

7.1.
Ter zitting van 27 juli 2023 heeft de kinderrechter geconstateerd dat het door de gecertificeerde instelling ingediende spoedverzoek voor een machtiging uithuisplaatsing van [naam01] (verzoek II) was bedoeld voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. De voorlopige ondertoezichtstelling liep af op 2 augustus 2023, waardoor slechts het verzoek van de Raad op die zitting voorlag. In verband met de administratieve afwikkeling van het verzoek, zal de kinderrechter vaststellen dat er ten aanzien van de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing geen beslissing meer genomen hoeft te worden.
7.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW)). Daartoe overweegt de kinderrechter dat de zorgen over de opvoedomgeving en ontwikkeling van [naam01] nog onverminderd aanwezig zijn. [naam01] is als jonge baby volledig afhankelijk van haar opvoeder. De moeder is vanwege haar persoonlijke problematiek niet in staat om voor [naam01] te zorgen. De kinderrechter vindt het positief dat het al iets beter met de moeder gaat sinds zij haar oude medicatie weer gebruikt. Een thuisplaatsing van [naam01] is echter nu niet aan de orde. Het is belangrijk dat de moeder verder stabiliseert en behandeling blijft volgen. Voor [naam01] is het belangrijk dat zij de komende tijd in het pleeggezin blijft wonen, waar zij een veilige en stabiele basis heeft. De kinderrechter wijst het verzoek, waartegen geen verweer is gevoerd, toe als verzocht.
Verzoek III – gedeeltelijke gezagsuitoefening (ex artikel 1:265e BW)
7.3.
Ter zitting is gebleken dat de moeder toestemming heeft gegeven voor de kinderfysiotherapie van [naam01] . Indien het nodig blijkt dat [naam01] voor haar achterhoofd naar de kinderarts moet, dan stemt de moeder daar ook mee in. Verder heeft de moeder al toestemming gegeven voor het consulteren van de huisarts en het vaccineren van [naam01] bij het consultatiebureau. De kinderrechter constateert dan ook dat een gezagsoverheveling ten aanzien van bovengenoemde punten niet nodig is en wijst het verzoek op die punten dan ook af.
7.4.
Dan blijft alleen nog over het opvragen van medische gegevens bij het Erasmus MC, het Sophia Kinderziekenhuis, de verloskundige van de moeder en bij Parnassia. Dit om informatie te krijgen over het medicatiegebruik van de moeder voorafgaand en tijdens de zwangerschap, het verloop van de zwangerschap, de geboorte van [naam01] en haar eerste paar dagen in het ziekenhuis. De advocaat van de moeder zal de bovenstaande medische gegevens proberen op te vragen. De kinderrechter geeft de advocaat daar vier weken de tijd voor. De gecertificeerde instelling bericht de rechtbank
uiterlijk 23 november 2023of het verzoek wordt gehandhaafd of niet. De rechtbank zal in principe schriftelijk uitspraak doen indien het verzoek wordt gehandhaafd.

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
stelt vast dat er niets meer te beslissen is ten aanzien van het verzoek tot de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing (
C/09/650735 / JE RK 23-1456);
8.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 27 oktober 2023 tot 27 januari 2024;
8.3.
wijst af het verzoek tot de gedeeltelijke gezagsuitoefening voor zover dit betrekking heeft op de kinderfysiotherapie en het consulteren van de huisarts;
8.4.
houdt de behandeling van het verzoek tot de gedeeltelijke gezagsuitoefening (ex artikel 1:265e BW) voor het overige pro forma aan;
8.5.
verzoekt de gecertificeerde instelling om uiterlijk 23 november 2023 kenbaar te maken of het aangehouden verzoek wordt gehandhaafd;
8.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2023 door mr. H. Dragtsma, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 9 november 2023.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.