ECLI:NL:RBDHA:2023:17132

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
C/09/654959 / JE RK 23-2026
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in een problematische opvoedsituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [naam01] en [naam02]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend, omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen. De ouders vertonen problematisch gedrag, waaronder ruzies, verwaarlozing en mogelijk drugsgebruik, wat een schadelijke invloed heeft op de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, en heeft de kinderen voorlopig onder toezicht gesteld voor een periode van drie maanden. Echter, de machtiging tot uithuisplaatsing is afgewezen, omdat de kinderrechter van mening is dat dit op dat moment niet noodzakelijk is. De ouders zijn bereid om hulp te accepteren en er moet meer zicht komen op de opvoedsituatie. De Raad heeft al eerder onderzoek gedaan en zal binnenkort een verzoek indienen voor een langdurige ondertoezichtstelling en mogelijk uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om samen te werken met de hulpverlening en de gecertificeerde instelling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/654959 / JE RK 23-2026
Datum uitspraak: 23 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter
I. Voorlopige ondertoezichtstelling
II. Afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
's-Gravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over
-
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2020 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] ,
-
[naam02], geboren op [geboortedatum02] 2021 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam02] ,
hierna tezamen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam03],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J. Biemond te Den Haag,
[naam04],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats01] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 10 oktober 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank het spoedverzoek tot de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen afgewezen. Het verzoek is aangehouden tot deze mondelinge behandeling ter zitting.
1.2.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 10 oktober 2023;
- de beschikking van 10 oktober 2023.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • mevrouw [naam05] namens de Raad;
  • mevrouw [naam06] en mevrouw [naam07] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn begeleider van het Leger des Heils (dhr. [naam08] ).

2.Het verzoek

2.1.
De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [naam01] en [naam02] voor de duur van drie maanden. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam02] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van drie maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
De Raad motiveert het verzoek als volgt. De Raad maakt zich ernstige zorgen om de ontwikkeling en de veiligheid van de kinderen. De kinderen zijn gelet op hun jonge leeftijd volledig afhankelijk van de ouders. In het gezin heerst een chaotische en onvoorspelbare gezinsdynamiek waarbij er sprake is van sociaal-emotionele verwaarlozing en sociaal-emotionele en fysieke onveiligheid van de kinderen. De ouders maken veel ruzie, zowel verbaal als fysiek. Zij stellen de kinderen daaraan bloot. Daarnaast zijn er zorgen over de ouders individueel. Bij de moeder is sprake van verward gedrag en zij heeft moeite om haar emoties in bedwang te houden. De vader kampt vermoedelijk met een verstandelijke beperking. Bovendien is er sprake van drugsgebruik bij de vader. De Raad heeft verder zorgen over de hygiëne in de woning. De ouders zijn niet in staat om aan te sluiten bij de behoeften van de kinderen. De kinderen laten teruggetrokken gedrag zien. Voor de veiligheid van de kinderen is het noodzakelijk om de kinderen uit huis te plaatsen. De komende tijd moeten de ouders samenwerken met de hulpverlening om te kijken wat er nodig is voor een thuisplaatsing van de kinderen.

3.De standpunten

3.1.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. Er is op dit moment geen betrokkenheid van de gecertificeerde instelling.
3.2.
De moeder voert geen verweer tegen de voorlopige ondertoezichtstelling, maar wel tegen de machtiging uithuisplaatsing. Daartoe voert de moeder aan dat een machtiging uithuisplaatsing een ingrijpend middel is. De Raad moet onderbouwen waarom een uithuisplaatsing nodig is. De moeder vindt dat de Raad dat onvoldoende heeft gedaan. De moeder erkent dat de relatie met de vader moeizaam verloopt. Het lijkt de moeder een goed idee als de ouders een tijdje geen contact met elkaar hebben. De moeder heeft een eigen woning, waar zij met de kinderen kan verblijven. Het klopt volgens de moeder niet dat de woning onhygiënisch is. De moeder woonde een tijd bij de vader, waardoor het huis niet zo opgeruimd is. De moeder vindt dat de kinderen omgang met de vader moeten hebben. De vader zorgt namelijk goed voor de kinderen. De kinderen kunnen starten bij de kinderopvang en school. Dat heeft de moeder zelf geregeld. De moeder wil wel hulp, maar dit moet wel passende hulp zijn. In het verleden is de verkeerde hulp voor de ouders ingezet.
3.3.
De vader erkent dat de vele ruzies tussen de ouders niet goed zijn voor de kinderen. De vader heeft veel boosheid in zich door de manier waarop hij is opgevoed. Hij weet dat hij zijn gedrag moet aanpassen. Hij wil daar ook hulp voor. Het gaat verder wel goed met de kinderen. De vader vindt dat de kinderen bij de moeder moeten blijven wonen.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling komt de kinderrechter tot het oordeel dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW)). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [naam01] en [naam02] weg te nemen. [naam01] en [naam02] zullen voorlopig onder toezicht worden gesteld voor een termijn van drie maanden (artikel 1:257 BW). De kinderrechter is van oordeel dat een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam02] op dit moment niet noodzakelijk is.
4.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn zorgen over de opvoedsituatie van de kinderen. De relatie van de ouders is wisselend, waarbij er geregeld sprake is van ruzies en escalaties. De kinderen krijgen de ruzies – hoe jong ook – mee en dat is schadelijk voor hun ontwikkeling. Daarnaast zijn er zorgen over de belastbaarheid van de ouders en hun emotionele draagkracht. De ouders kampen beiden met persoonlijke problematiek, waardoor de inzet van hulpverlening noodzakelijk is. In het vrijwillig kader is het niet gelukt om hulpverlening van de grond te krijgen. Gelet op de zorgen die er zijn over de kinderen is het nodig dat er hulpverlening start. De kinderrechter wijst het verzoek tot de voorlopige ondertoezichtstelling daarom toe voor de verzochte duur.
Het is positief dat beide ouders inzien dat de ruzies niet goed zijn voor de kinderen en dat zij beiden bereid zijn om hulpverlening te accepteren. Gelet hierop ziet de kinderrechter op dit moment en in het kader van deze (spoed)procedure geen redenen om de kinderen uit huis te plaatsen. Dat neemt niet weg dat de kinderrechter – net als de Raad en de gecertificeerde instelling – zorgen heeft over de ontwikkeling van de kinderen in de opvoedomgeving bij de ouders. De komende periode moet er meer zicht komen op de opvoedsituatie en moet blijken of een uithuisplaatsing van de kinderen voorkomen kan worden. Daartoe is het belangrijk dat er veiligheidsafspraken worden gemaakt en dat de ouders zich daaraan houden.
4.3.
De Raad heeft de afgelopen periode al onderzoek verricht naar de opvoedsituatie bij de ouders. De Raad heeft naar aanleiding van dat onderzoek een verzoek ingediend tot de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van de kinderen voor de periode van een jaar. Dat verzoek zal op korte termijn op zitting behandeld worden. Tijdens die zitting kunnen de bevindingen van de gecertificeerde instelling van de komende periode meegenomen worden. De kinderrechter geeft de ouders mee dat zij zich de komende periode in moeten zetten voor de hulpverlening en moeten samenwerken met de gecertificeerde instelling.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
stelt [naam01] en [naam02] voorlopig onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 23 oktober 2023 tot 23 januari 2024;
5.2.
wijst af het verzoek tot de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam02] ;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2023 door mr. H. Dragtsma, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 7 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.