In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [naam01] en [naam02]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend, omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen. De ouders vertonen problematisch gedrag, waaronder ruzies, verwaarlozing en mogelijk drugsgebruik, wat een schadelijke invloed heeft op de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, en heeft de kinderen voorlopig onder toezicht gesteld voor een periode van drie maanden. Echter, de machtiging tot uithuisplaatsing is afgewezen, omdat de kinderrechter van mening is dat dit op dat moment niet noodzakelijk is. De ouders zijn bereid om hulp te accepteren en er moet meer zicht komen op de opvoedsituatie. De Raad heeft al eerder onderzoek gedaan en zal binnenkort een verzoek indienen voor een langdurige ondertoezichtstelling en mogelijk uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om samen te werken met de hulpverlening en de gecertificeerde instelling.