ECLI:NL:RBDHA:2023:1713

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
NL22.12106
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft eiser op 27 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 29 juli 2022 de asielaanvraag ingewilligd. Eiser heeft op 3 augustus 2022 aangegeven het beroep te handhaven. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend en partijen hebben toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder zitting. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris inmiddels een inwilligend besluit heeft genomen op de asielaanvraag van eiser. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat eiser geen belang meer heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Eiser had aanvankelijk bezwaar tegen het besluit van 29 juli 2022, omdat hierin geen bestuurlijke dwangsom was vastgesteld. Echter, uit een bericht van eiser van 2 februari 2023 blijkt dat hij niet langer bestrijdt dat hij geen recht heeft op een bestuurlijke dwangsom. De rechtbank heeft daarom het beroep tegen het besluit van 29 juli 2022 ongegrond verklaard.

Eiser heeft recht op een vergoeding van zijn proceskosten, omdat de staatssecretaris niet op tijd heeft beslist. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiser. De uitspraak is gedaan door mr. L. Willems-Keekstra, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB NL22.12106

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: R. de Groot).

Inleiding

1. Eiser heeft op 27 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag.
1.1
In het besluit van 29 juli 2022 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
1.2
Op 3 augustus 2022 heeft eiser aangegeven het beroep te handhaven.
1.3
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
1.4
Partijen hebben toestemming gegeven uitspraak te doen zonder zitting. De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De staatssecretaris heeft inmiddels een (inwilligend) besluit op de asielaanvraag van eiser genomen. De rechtbank is niet gebleken dat eiser nog een belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen. Het beroep is daarom, voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk.
3. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ook betrekking op het alsnog
genomen besluit op de asielaanvraag. Eiser kon zich aanvankelijk niet met dit besluit verenigen, uitsluitend omdat in het besluit geen bestuurlijke dwangsom is vastgesteld. De rechtbank leidt uit het bericht van eiser van 2 februari 2023 af dat hij inmiddels niet langer bestrijdt dat hij geen recht heeft op een bestuurlijke dwangsom wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag door de staatssecretaris gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3352. Voor zover het beroep is gericht tegen het besluit van 29 juli 2022 is het daarom ongegrond.
4. Eiser krijgt wel een vergoeding van zijn proceskosten omdat de staatssecretaris niet op tijd heeft beslist. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. De vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit (wegingsfactor 0,5). Voor het toekennen van nog een half punt in verband met het indienen van aanvullende gronden van beroep, zoals is verzocht door eiser, bestaat geen grondslag in het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op eisers asielaanvraag, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 29 juli 2022, ongegrond;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Willems-Keekstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.