ECLI:NL:RBDHA:2023:17122

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
NL23.33999
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandelingstelling asielaanvraag wegens onduidelijkheid over verblijfplaats

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buiten behandeling stelling van zijn asielaanvraag. Eiser, van Guinese nationaliteit, heeft op 15 februari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag op 24 oktober 2023 buiten behandeling gesteld, omdat eiser zich na zijn detentie op 7 april 2023 niet zou hebben gemeld bij het COA. Eiser stelt echter dat hij zich wel heeft gemeld en bij zijn partner in Venlo verblijft. Tijdens de zitting op 9 november 2023 heeft de gemachtigde van eiser betoogd dat er onduidelijkheid bestaat over de informatie in de systemen van de staatssecretaris. De rechtbank heeft vastgesteld dat er tegenstrijdige informatie is over de verblijfplaats van eiser, en dat de staatssecretaris niet voldoende heeft gereageerd op de stellingen van eiser. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van de staatssecretaris. Tevens wordt de staatssecretaris opgedragen om binnen een bepaalde termijn een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33999

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buiten behandeling stelling van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Guinese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum]. Hij heeft op 15 februari 2023 een (opvolgende) aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 24 oktober 2023 deze aanvraag buiten behandeling gesteld.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2023 op zitting behandeld, samen met zaaknummer NL23.34000. Hieraan hebben deelgenomen: mr. M. Pater als waarnemer van de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de buiten behandeling stelling van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
4. De staatssecretaris heeft eisers aanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft zich volgens de staatssecretaris namelijk na de einddatum van zijn detentie, 7 april 2023, niet gemeld bij het COA. Zijn casemanager bij de P.I. in Grave heeft hem echter meegedeeld dat hij zich daar moest melden. Eiser heeft evenmin zelf of via zijn gemachtigde een andere woon- of verblijfplaats aan de staatssecretaris doorgegeven. Hiermee heeft eiser zich volgens de staatssecretaris onttrokken aan het toezicht op vreemdelingen en kon de staatssecretaris hem niet uitnodigen voor een gehoor. De staatssecretaris concludeert daarom dat eiser geen belang meer hecht aan zijn beschermingsverzoek.
5. De gemachtigde van eiser heeft aangevoerd dat hij weer contact heeft met eiser. De gemachtigde stelt dat eiser in Nederland bij zijn partner verblijft. Daarom heeft eiser wel belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn asielaanvraag. Ter zitting is namens eiser voorts naar voren gebracht dat eiser zich na afloop van zijn detentie heeft gemeld bij het COA en dat hij vervolgens heeft verbleven op het AZC Maastricht en nog op een ander AZC. Vervolgens is eiser bij zijn partner in Venlo gaan wonen. De staatssecretaris heeft daarom volgens eiser ten onrechte overwogen dat eiser zich niet heeft gemeld na afloop van zijn detentie en dat hij zich zou hebben onttrokken aan het toezicht.
6. De staatssecretaris heeft ter zitting gewezen op een door de hem overgelegde mailwisseling tussen een medewerker van de IND en een medewerker van het COA van
19 mei 2023. Daaruit blijkt volgens de staatssecretaris dat eiser zich na afloop van zijn detentie niet heeft gemeld bij het COA.
7. De rechtbank stelt vast dat in de systemen van de staatssecretaris op enig moment na het einde van de detentie van eiser op 7 april 2023 vermeld stond dat eiser verbleef in het AZC Maastricht. Dit blijkt zowel uit de mail van de medewerker van de IND van
19 mei 2023 als uit de brief van 11 augustus 2023 inzake de afgifte van een W-document, gericht aan eiser op het adres van het AZC Maastricht. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris geen toereikend antwoord heeft gegeven op de vraag hoe dit zich verhoudt tot het bericht van het COA dat eiser zich na afloop van zijn detentie niet bij hen heeft gemeld en tot eisers stelling dat hij zich wel heeft gemeld en hij (ook) in het AZC Maastricht heeft verbleven. De overgelegde mailwisseling van 19 mei 2023 neemt deze onduidelijkheid niet weg. Deze onduidelijkheid kan naar het oordeel van de rechtbank niet voor rekening komen van eiser, temeer niet nu de staatssecretaris niet getracht heeft eiser op het adres dat in het systeem van de staatssecretaris stond, het AZC Maastricht, uit te nodigen voor een gehoor en het adres van eiser naar aanleiding van de mailwisseling ook niet is aangepast in het systeem, getuige de brief van 11 augustus 2023.

Conclusie en gevolgen

8. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De staatssecretaris heeft de aanvraag ten onrechte buiten behandeling gesteld. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
8.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
8.2.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 24 oktober 2023;
- draagt de staatssecretaris op binnen na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.