In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [naam01]. Dit verzoek werd ingediend door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter had eerder op 28 september 2023 een spoedmachtiging verleend voor de uithuisplaatsing van [naam01] tot 12 oktober 2023, maar het verzoek om deze machtiging te verlengen werd afgewezen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 oktober 2023 werd duidelijk dat er ernstige zorgen waren over de veiligheid van [naam01] en zijn omgeving. De ouders van [naam01], bijgestaan door hun advocaat, voerden verweer tegen de uithuisplaatsing en stelden dat er onvoldoende bewijs was voor de noodzaak van deze maatregel. De kinderrechter overwoog dat er grote zorgen waren over het gedrag van [naam01], die betrokken was bij gewelddadige incidenten en dat er meldingen waren van overlast. Ondanks de zorgen was de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing niet proportioneel was en dat de ouders en [naam01] bereid waren om samen te werken aan een oplossing.
De kinderrechter concludeerde dat de uithuisplaatsing niet in een redelijke verhouding stond tot het doel van bescherming van [naam01] en zijn ontwikkeling. De ouders werden aangespoord om open te staan voor hulp en duidelijkheid te krijgen over wat er van hen verwacht werd. De beslissing om het verzoek tot uithuisplaatsing af te wijzen, werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2023, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.