ECLI:NL:RBDHA:2023:17104

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
C/09/654538 / JE RK 23-1965
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van Jeugdzorg

Op 10 oktober 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam01]. De kinderrechter heeft eerder op 2 oktober 2023 een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van [naam01] tot 13 oktober 2023. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 oktober 2023, waarbij de moeder niet aanwezig was maar vertegenwoordigd door haar advocaat, is het verzoek van de gecertificeerde instelling om de uithuisplaatsing te verlengen tot 18 november 2023 besproken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, die kampt met persoonlijke problemen en problematisch alcoholgebruik, momenteel niet in staat is om voor [naam01] te zorgen. De moeder heeft weliswaar hulp gezocht en is bereid om aan haar problemen te werken, maar de situatie is nog niet zodanig verbeterd dat [naam01] bij haar kan wonen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van [naam01] en heeft de machtiging verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/654538 / JE RK 23-1965
Datum uitspraak: 10 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, locatie Den Haag,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling,
over
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2013 in [plaats01] ,
hierna te noemen [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam02],
hierna te noemen de moeder,
wonende [woonplaats01] ,
bijgestaan door mr. C. Arslaner te Den Haag.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 2 oktober 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is een machtiging verleend om [naam01] uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 13 oktober 2023. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot de mondelinge behandeling.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam03] namens de gecertificeerde instelling;
  • de advocaat van de moeder.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen. De advocaat heeft namens de moeder het standpunt naar voren gebracht.

2.Het verzoek

2.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt een machtiging te verlenen voor de uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling, zijnde tot 18 november 2023, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
2.2.
Aan het verzoek ligt ten grondslag dat [naam01] op dit moment niet bij de moeder kan wonen, omdat de moeder in beslag wordt genomen door eigen problemen die het gevolg zijn van onverwerkt trauma. Dit uit zich onder andere in problematisch alcoholgebruik. De moeder werkt daar hard aan, maar de problematiek staat nog wel op de voorgrond. Het lukt de moeder daardoor niet altijd om afspraken na te komen. Daarnaast moeten haar opvoedvaardigheden worden versterkt. Zij vindt het moeilijk om [naam01] adequaat te begrenzen, consequent te zijn en met het opstandig gedrag van [naam01] om te gaan. Er wordt een plan gemaakt waarin staat wat er van de moeder wordt verwacht voordat [naam01] thuis zou kunnen wonen. Het netwerk wordt daarbij betrokken. [naam01] heeft eerder ook al bij verschillende tantes gewoond. Omdat [naam01] nu nog niet bij de moeder kan wonen is de uithuisplaatsing noodzakelijk. De gecertificeerde instelling zal op korte termijn ook het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing bij de rechtbank indienen.

3.De standpunten

3.1.
De moeder wil het liefste dat [naam01] bij haar woont, maar begrijpt dat het nu nog niet kan en verzet zich dus niet tegen een korte periode van uithuisplaatsing. Zij wil er alles aan doen om te laten zien dat zij voor [naam01] kan zorgen. Zij heeft vrijwillig hulp gezocht voor haar alcoholproblemen en zal een periode verblijven in een kliniek van [naam04] .

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] noodzakelijk is in het belang van (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
4.2.
Naar het oordeel van de kinderrechter is toereikend gemotiveerd dat [naam01] op dit moment niet bij de moeder kan wonen. De situatie van de moeder is nog niet dusdanig verbeterd dat zij voor [naam01] kan zorgen. Zij zal eerst aan haar eigen problemen moeten werken voordat zij er volledig voor [naam01] kan zijn. Het is positief dat de moeder erkent daarbij hulp nodig te hebben en zich bereid toont die hulp te accepteren. De komende periode is van belang dat duidelijk wordt wat er van de moeder wordt verwacht. In dat kader heeft de gecertificeerde instelling verklaard dat voorwaarden en doelen voor thuisplaatsing worden geformuleerd, die gaan over de behandeling en stabiliteit van de moeder en haar opvoedvaardigheden. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter nu de machtiging tot uithuisplaatsing verlenen voor de duur van de huidige ondertoezichtstelling. Voor de periode daarna zal de gecertificeerde instelling een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 13 oktober 2023 tot 18 november 2023;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2023 door mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.T. Viezee als griffier,
en schriftelijk vastgesteld op 26 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.