ECLI:NL:RBDHA:2023:17071
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 24 oktober 2023, waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring heeft opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 op zitting behandeld, waarbij eiser via een beeldverbinding aanwezig was, samen met zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris eiser in bewaring mocht stellen. Eiser had aangevoerd dat de staatssecretaris had kunnen volstaan met een lichter middel, zoals een meldplicht, omdat hij een vaste woonplaats heeft. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat het onttrekkingsrisico te groot is om een minder dwingende maatregel toe te passen. De rechtbank wijst erop dat eiser in het verleden met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij niet staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen, wat zijn claim van een vaste woonplaats ondermijnt.
De rechtbank heeft geen gronden gevonden om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, wat betekent dat de inbewaringstelling rechtmatig was en dat de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.