ECLI:NL:RBDHA:2023:17068

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
NL23.26763
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van eiser in het kader van de Dublinverordening en het interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had op 25 augustus 2023 besloten om de asielaanvraag van eiser, ingediend op 7 maart 2023, niet in behandeling te nemen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden.

De rechtbank onderzoekt of de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser betoogt dat de staatssecretaris niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat de Kroatische asielprocedure niet voldoet aan de EU-normen. Hij verwijst naar zijn eigen ervaringen in Kroatië, waar hij in detentie verkeerde zonder toegang tot basisvoorzieningen en uiteindelijk gedwongen werd uitgezet naar Slovenië. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen, aangezien dit door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is bevestigd.

Eiser stelt ook dat de staatssecretaris de behandeling van zijn asielaanvraag onverplicht had moeten aanvaarden op basis van artikel 17 van de Dublinverordening, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet heeft aangetoond dat er bijzondere individuele omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het besluit van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.26763

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E.A. Welling),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 25 augustus 2023, waarin de staatssecretaris heeft bepaald de asielaanvraag van eiser van 7 maart 2023 niet in behandeling te nemen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de aanvraag van eiser niet in behandeling had mogen nemen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het besluit om zijn aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om overname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
Mag de staatssecretaris voor Kroatië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser betoogt dat de staatssecretaris voor Kroatië niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Volgens eiser voldoet de Kroatische asielprocedure niet aan de normen die zijn vastgelegd in de EU-richtlijn Minimumnormen. Hij wijst hierbij op zijn eigen ervaringen in Kroatië. Hij verbleef in detentie, waarbij hij geen toegang had tot eten, medicatie en bijstand van een advocaat. Na zijn detentie is eiser door de Kroatische autoriteiten gedwongen uitgezet naar Slovenië. Hij stelt geen mogelijkheid te hebben gehad om te klagen bij de Kroatische autoriteiten. Eiser verwijst naar een recente uitspraak van zittingsplaats Haarlem [2] , waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat de slechte inhumane behandeling in dat geval onvoldoende was betrokken bij de beoordeling van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris mag ten aanzien van Kroatië uitgaan van het internationaal vertrouwensbeginsel. Dit is op 13 september 2023 door de Afdeling bestuursrechtspaak van de Raad van State (de Afdeling) bevestigd. [3] . Dit betekent dat het niet aannemelijk is dat Dublinclaimanten in Kroatië het risico lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 3 EVRM of artikel 4 van het EU Handvest. Het ligt daarom op de weg van eiser om aan te tonen dat in zijn geval toch niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser is daarin niet geslaagd, aangezien hij enkel zijn ervaringen heeft benoemd zonder verdere onderbouwing. De staatssecretaris heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat eiser hierover kan klagen bij de Kroatische autoriteiten. Eiser heeft ook niet aangetoond dat hij dit heeft geprobeerd.
Had de staatssecretaris de behandeling van de asielaanvraag onverplicht aan zich moeten trekken?
6. Eiser betoogt dat de staatssecretaris de behandeling van zijn asielaanvraag onverplicht aan zich had moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Hij stelt dat er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden. Eiser wijst hierbij ook naar het risico op indirect refoulement.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris heeft niet ten onrechte geen toepassing gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser heeft niet onderbouwd van welke bijzondere individuele omstandigheden sprake zou zijn. Het risico op indirect refoulement heeft betrekking op de vraag of er aanwijzingen zijn dat Kroatië haar internationale verplichtingen niet nakomt.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Steenbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem 11 oktober 2023, ECLI:NL:2023:15489.
3.ABRvS 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411.