In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de beschikking waarbij de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan de Waldorpstraat 144 te Den Haag, is vastgesteld op € 795.000. Eiseres, een bv, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, die is genomen op basis van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek ter zitting op 25 oktober 2023 heeft plaatsgevonden, waarbij de gemachtigde van eiseres aanwezig was en de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag vertegenwoordigd werd door meerdere personen.
De rechtbank oordeelde dat de verweerder de waarde van de onroerende zaak aannemelijk heeft gemaakt en dat de argumenten van eiseres niet voldoende waren om tot een andere conclusie te komen. Eiseres had een lagere waarde van € 639.000 bepleit, maar de rechtbank vond dat de door verweerder gehanteerde kapitalisatiefactor van 6 voldoende rekening hield met de omstandigheden van de onroerende zaak, waaronder de verwachte sloop van het bedrijventerrein. De rechtbank verwierp ook de stelling van eiseres dat niet alle relevante stukken waren overgelegd, en concludeerde dat het beroep ongegrond was.
Daarnaast wees de rechtbank het verzoek van eiseres om een vergoeding voor immateriële schade af, omdat de redelijke termijn niet was overschreden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.