ECLI:NL:RBDHA:2023:17052

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
22_6419
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vastgestelde waarde onroerende zaak in het belastingrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de beschikking waarbij de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan de Waldorpstraat 144 te Den Haag, is vastgesteld op € 795.000. Eiseres, een bv, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, die is genomen op basis van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek ter zitting op 25 oktober 2023 heeft plaatsgevonden, waarbij de gemachtigde van eiseres aanwezig was en de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag vertegenwoordigd werd door meerdere personen.

De rechtbank oordeelde dat de verweerder de waarde van de onroerende zaak aannemelijk heeft gemaakt en dat de argumenten van eiseres niet voldoende waren om tot een andere conclusie te komen. Eiseres had een lagere waarde van € 639.000 bepleit, maar de rechtbank vond dat de door verweerder gehanteerde kapitalisatiefactor van 6 voldoende rekening hield met de omstandigheden van de onroerende zaak, waaronder de verwachte sloop van het bedrijventerrein. De rechtbank verwierp ook de stelling van eiseres dat niet alle relevante stukken waren overgelegd, en concludeerde dat het beroep ongegrond was.

Daarnaast wees de rechtbank het verzoek van eiseres om een vergoeding voor immateriële schade af, omdat de redelijke termijn niet was overschreden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/6419

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van8 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] bv, gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 12 oktober 2022 op het bezwaar van eiseres tegen de beschikking van 11 februari 2022 (de beschikking) waarbij de waarde van de onroerende zaak aan de Waldorpstraat 144 te Den Haag (de onroerende zaak) op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) is vastgesteld op € 795.000.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2023.
Namens eiseres is de gemachtigde verschenen Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1], [naam 2] en [naam 3].

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een vergoeding om immateriële schade af.

Overwegingen

1. De beschikking heeft betrekking op waardepeildatum 1 januari 2021 en het belastingjaar 2022. Met de beschikking is ook de aan eiser opgelegde aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022 (de aanslag) bekendgemaakt. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
2. Eiseres is gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een winkelunit op de eerste etage van de [bedrijventerrein] in [plaats]. De winkelunit heeft een vloeroppervlakte van ongeveer 1.895 m².
3. In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum. Eiseres bepleit een waarde van € 639.000.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met wat hij heeft aangevoerd aannemelijk gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Met een kapitalisatiefactor van 6 is ook voldoende rekening gehouden met de omstandigheid dat de [bedrijventerrein] op de nominatie staan om over een aantal jaren te worden gesloopt. Bovendien heeft verweerder de waarde van de onroerende zaak, naar tussen partijen niet in geschil, lager gewaardeerd dan de waarde per waardepeildatum 1 januari 2020.
5. Wat eiseres heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Eiseres heeft in haar beroepschrift en nadere stukken volstaan met een opsomming van een aantal algemene beroepsgronden en een verwijzing naar het door haar ingediende bezwaarschrift. Ook in het bezwaarschrift heeft eiseres volstaan met algemene gronden. Eiseres heeft niet nader geconcretiseerd in hoeverre deze algemene gronden, zoals een gebrekkige onderhoudssituatie, lokale verpaupering en verloedering en andere omgevingsfactoren, - die
gemachtigde in iedere zaak aanvoert - van toepassing zijn in deze zaak. De rechtbank gaat dan ook aan deze algemene stellingen voorbij. De eerst ter zitting ingenomen (blote) stelling dat van een veel hogere coronakorting en leegstandsrisico moet worden uitgegaan, leidt evenmin tot een ander oordeel.
6. Ook de stelling van eiseres dat verweerder niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd, volgt de rechtbank niet. Uit de gedingstukken blijkt dat verweerder bij het verweerschrift de door eiseres genoemde stukken, zoals het taxatieverslag en de niet geanonimiseerde gegevens van de vergelijkingsobjecten, heeft ingebracht. Aan de grief van eiseres dat de grondstaffels niet zijn overgelegd, gaat de rechtbank voorbij, omdat verweerder bij de waardering van de onroerende zaak geen grondstaffels heeft gebruikt. De overige door eiseres genoemde stukken, waaronder een up-to-date leegstand- annex marktanalyse, gegevens uit het kadaster en gegevens over de waardering van de onroerende zaak in eerdere- en latere jaren - zijn geen op de zaak betrekking hebbende stukken. Bovendien is verweerder niet verplicht om een taxatierapport met betrekking tot de waarde van de onroerende zaak in te brengen, zodat aan het ontbreken daarvan geen gevolgen zijn verbonden.
7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwegen, is het beroep ongegrond verklaard.
8. Het verzoek van eiseres om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn wijst de rechtbank af. Het bezwaar is op
18 februari 2022 door verweerder ontvangen, zodat de redelijke termijn van twee jaar ten tijde van deze uitspraak niet is overschreden.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.C. van Essen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
8 november 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).