ECLI:NL:RBDHA:2023:17044

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
C/09/654965 / FT RK 23/742
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot faillietverklaring van een vennootschap na vereffening zonder baten

Op 7 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen het Academisch Ziekenhuis Leiden, m.h.o.d.n. Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en een besloten vennootschap in liquidatie. LUMC had een verzoekschrift ingediend tot faillietverklaring van de verweerster, die na een vereffening niet langer bestond. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat niet summierlijk was gebleken van (potentiële) baten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerster door een professionele partij was vereffend en dat de schulden de baten overstegen. LUMC stelde dat er nog vorderingen en activa aanwezig waren, maar de rechtbank oordeelde dat deze stellingen onvoldoende onderbouwd waren en dat er geen bewijs was dat er nog baten waren die een faillietverklaring rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat de vereffening correct was uitgevoerd en dat de verweerster niet meer bestond, waardoor het verzoek tot faillietverklaring niet kon worden toegewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter R.G.C. Veneman, in samenwerking met griffier J.N. van Berkel.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/654965 / FT RK 23/742
vonnis van 7 november 2023
in de zaak
ACADEMISCH ZIEKENHUIS LEIDEN,
m.h.o.d.n.: Leids Universitair Medisch Centrum (hierna: LUMC),
gevestigd te Leiden,
verzoekster,
advocaat: mr. G. Barendregt,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster]in liquidatie (hierna: [verweerster] ),
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [oooooooo],
statutair gevestigd te [statutaire vestigingsplaats],
vestigingsadres: [adres, postcode en vestigingsplaats],
verweerster,
advocaat: mr. A.P. van Someren Gréve.
Waar deze zaak over gaat
LUMC heeft een verzoekschrift ingediend strekkende tot faillietverklaring van [verweerster] . Dit verzoek wordt door de rechtbank afgewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist. Eerst volgt een overzicht van de procedure.

1.De procedure

1.1.
LUMC heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot faillietverklaring van [verweerster] .
1.2.
Het verzoekschrift is op 31 oktober 2023 behandeld in de raadkamer. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:
- [X] , namens LUMC,
  • mr. G. Barendregt, advocaat verzoekster,
  • de heer [Z], namens [verweerster] ,
  • mr. A.P. Van Someren Gréve, advocaat verweerster,
  • [tolk], handelend als tolk voor de heer [Z].
1.3.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift;
- een email d.d. 24 oktober 2023 van de European Research Executive Agency (REA) waarin zij aangeeft dat zij op verzoek van (de advocaat van) verzoekster laat weten een (steun)vordering op verweerster te hebben;
  • de brief van mr. Barendregt van 27 oktober 2023, met aanvullende producties (8 tot en met 10);
  • de pleitaantekeningen van mr. Van Someren Gréve, overgelegd op de zitting van 31 oktober 2023.
1.4.
De uitspraak is bepaald op 7 november 2023.

2.Standpunten van partijen

2.1
Door LUMC is gesteld dat zij verschillende vorderingen heeft op [verweerster] , waaronder een vordering van € 327.850,00, voortvloeiende uit diverse subsidietrajecten. [verweerster] laat ook andere schuldeisers onbetaald en verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen. LUMC stelt zich op het standpunt dat [verweerster] door middel van een turboliquidatie is ontbonden. Om een ontbonden vennootschap failliet te verklaren, is nodig dat summierlijk is gebleken van feiten en omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat [verweerster] nog over meerdere baten beschikt. Dat is volgens LUMC hier het geval en blijkt onder meer uit een verklaring van mr. Nguyen, de advocaat van [verweerster] verantwoordelijk voor de afwikkeling van de onderneming. Zij heeft immers laten weten dat bij de vereffening is gebleken dat ‘de schulden de baten van de onderneming overstijgen’. Daarnaast meent LUMC dat [verweerster] nog vergoedingen dient te ontvangen op grond van door haar verrichte werkzaamheden en kan zij nog aanspraak maken op een management-fee en op een deel van de subsidie van een NOVA-MRI project. Verder heeft LUMC gesteld dat er nog vermogensbestanddelen van [verweerster] (computers, laptops en harde schijven) aanwezig zijn op een zogenaamd ‘laboratory adress’ aan de[adres en plaats].
Tenslotte heeft [verweerster] , volgens het LUMC, een vordering op haar eigen bestuurder. Deze zou [verweerster] schade hebben berokkend door toe te laten of te bewerkstelligen dat [verweerster] , door intensieve betrokkenheid bij onregelmatigheden, schade heeft geleden.
2.2.
[verweerster] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Namens haar is betoogd dat voor het failliet verklaren van een ontbonden rechtspersoon voldoende aannemelijk moet worden gemaakt dat er nog baten bestaan en dat dit niet het geval is. Allereerst is geen sprake geweest van turboliquidatie. In plaats daarvan is sprake van een gedegen afwikkeling van de onderneming door een gespecialiseerde advocaat (mr Nguyen) en een accountant. In dat traject zijn alle formele stappen ondernomen die hoorden bij de vereffening van [verweerster] . Hieronder valt ook dat alle bestaande bezittingen zijn getaxeerd en verkocht. Er is vervolgens een eindbalans opgemaakt en de onderneming is opgehouden te bestaan omdat er geen baten meer bekend zijn. [verweerster] heeft gemotiveerd betwist dat zij nog vergoedingen dient te ontvangen voor verrichtte (management)werkzaamheden. Zij heeft ook betwist dat zij nog aanspraak kan maken de genoemde subsidie voor het NOVA-MRI project aangezien zij (ook) dit project vroegtijdig heeft verlaten. Verder betwist [verweerster] gemotiveerd de eigendom van vermogensbestanddelen zoals laptops. Alle bekende activa zijn verkocht, dat volgt ook uit de eindbalans van de vereffening. Tenslotte betwist [verweerster] de door LUMC aangevoerde bestuurdersaansprakelijkheid vanwege betrokkenheid bij onregelmatigheden. De enkele stelling van LUMC dat hiervan sprake zou zijn, is hiervoor onvoldoende.

3.De beoordeling

Bevoegdheid
3.1.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3, eerste lid, Verordening 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie (herschikking IVO), bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [verweerster] in Nederland ligt.
Beoordelingskader
3.2.
Bij de beoordeling van het verzoek is het volgende van belang. Wanneer tijdens de vereffening blijkt dat de schulden de baten vermoedelijk zullen overtreffen, is de vereffenaar in beginsel gehouden aangifte tot faillietverklaring te doen. Laat de vereffenaar dat na, dan kunnen de schuldeisers hun rechten handhaven door zelf om het faillissement van de vennootschap in vereffening te verzoeken. Bij een faillissementsaanvraag in deze fase dient de gebruikelijke toets te worden aangelegd of sprake is van de toestand dat de vennootschap is opgehouden te betalen.
3.3.
Ook ná de vereffening, wanneer de ontbonden rechtspersoon is opgehouden te bestaan, kan de betreffende rechtspersoon nog failliet worden verklaard. Dan is echter, naast de gebruikelijke vereisten voor faillietverklaring, aanvullend (en eerst) vereist dat summierlijk blijkt van feiten en omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat er nog (potentiële) baten zijn. Summierlijk blijken betekent dat de vereiste feiten en omstandigheden na een kort, eenvoudig onderzoek moeten blijken. Hierbij hoeft niet te worden voldaan aan de regels van het bewijsrecht in burgerlijke zaken, maar hetgeen is gesteld moet wel voldoende voor de rechter komen vast te staan.
Oordeel van de rechtbank
3.4.
De rechtbank constateert dat er geen sprake is geweest van een turboliquidatie van [verweerster] , maar van een vereffening van de rechtspersoon door een professionele partij, te weten door een advocaat en een accountant.
In de mail van mr Nguyen aan LUMC van 5 juli 2023 is het volgende te lezen:
‘…
Zoals u welbekend verkeerde [verweerster] B.V. in zwaar weer. Nu er (ernstige) liquiditeitsperikelen aanwezig waren en de onderneming reeds feitelijk gestaakt was, was onderzoek over de eventuele levensvatbaarheid van de onderneming noodzakelijk om een dreigend faillissement te voorkomen.
In de afgelopen periode hebben wij de schuldenpositie geïnventariseerd en geverifieerd. Ook zijn de activaonderdelen inzichtelijk gemaakt en inmiddels waar mogelijk te gelde gemaakt. De lopende arbeidscontracten zijn – conform de huidige regelgeving- beëindigd geworden. Ook eventuele duurovereenkomsten zijn – waar mogelijk, tegen de vroegst mogelijke termijn – opgezegd. De afwikkeling van het vorenstaande heeft erin geresulteerd dat de schulden de baten van de onderneming overstijgen. Reden waarom is besloten de onderneming (buiten faillissement) te ontbinden en te beëindigen. Helaas kan aan de crediteuren derhalve geen uitkering worden gedaan.
..’
3.5.
De door de vereffenaar geschetste bevindingen hadden, gelet op het bepaalde in artikel 2:23a lid 4 BW, op dat moment moeten leiden tot een faillissementsaangifte. Dat is echter toen (voor zover de rechtbank kan nagaan: ten onrechte) niet gebeurd. De vereffening, door een professionele partij, is geëindigd doordat er geen baten meer aanwezig waren, waarna [verweerster] is uitgeschreven uit het register van de Kamer van Koophandel. Dit brengt mee dat niet snel kan worden aangenomen dat er toch nog baten aanwezig zijn. Die lat ligt hoger dan wanneer sprake zou zijn geweest van turboliquidatie, omdat in dat geval de onderneming wordt ontbonden zonder daar enige verantwoording over af te leggen. Dit was in elk geval zo tot de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie met ingang van 15 november 2023.
3.6.
De stellingen van LUMC houden, samengevat, in dat [verweerster] nog recht heeft op vergoedingen in verband met detacheringen, management-fee, projectkosten en subsidie. Ook zou [verweerster] nog vermogensbestanddelen hebben. Tevens zou [verweerster] een vordering hebben op haar bestuurder die heeft toegelaten of bewerkstelligd dat [verweerster] door intensieve betrokkenheid bij onregelmatigheden schade heeft geleden. Deze niet of zeer beperkt onderbouwde stellingen zijn door [verweerster] ter zitting gemotiveerd en onderbouwd betwist. In reactie hierop heeft LUMC gesteld dat de stellingen en betwistingen daarvan juist onderwerp van onderzoek voor een curator zijn.
3.7.
De rechtbank overweegt dat wanneer sprake zou zijn van een faillissement, de aangevoerde stellingen en het verweer daarop ongetwijfeld onderwerp van onderzoek van de curator zouden zijn. Hier is het echter juist de vraag of een faillissement kan worden uitgesproken. Omdat [verweerster] een niet meer bestaande vennootschap is, geldt daarvoor de aanvullende voorwaarde dat summierlijk moet blijken dat toch nog sprake is van (potentiële) baten. Op grond van het gemotiveerde verweer en de discussie ter zitting is de rechtbank van oordeel dat de aangevoerde feiten en omstandigheden waaruit de (aannemelijke) aanwezigheid van baten moet blijken, niet door een summier onderzoek kunnen worden vastgesteld. Daarvoor is een uitgebreider onderzoek nodig, waarvoor in deze procedure geen plaats is.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen. Aan de beoordeling of [verweerster] in de staat van opgehouden te hebben betalen is komt de rechtbank niet toe.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot faillietverklaring van [verweerster] B.V., voornoemd.
Dit is een beslissing van mr. R.G.C. Veneman, rechter, in samenwerking met de heer J.N. van Berkel, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2023.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan aan wie de Faillissementswet dat recht toekent gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.