ECLI:NL:RBDHA:2023:17032

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
SGR 22_7782
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van studiefinanciering op basis van nationaliteitseis

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om studiefinanciering beoordeeld. Eiser, die de Surinaamse nationaliteit bezit en een verblijfsvergunning heeft voor studie, heeft zijn aanvraag om studiefinanciering ingediend, maar deze is afgewezen omdat hij niet voldoet aan de nationaliteitseis. De afwijzing is gebaseerd op het besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat op 23 februari 2022 is genomen en waarbij de afwijzing op 25 oktober 2022 is bevestigd.

De rechtbank heeft op 12 september 2023 de zaak behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor studiefinanciering, omdat hij niet voldoet aan de strikte nationaliteitsvoorwaarden die in de wet zijn vastgelegd. Eiser heeft aangevoerd dat hij een afgeleid nationaliteitsrecht heeft via zijn vader, die de Nederlandse nationaliteit heeft, en zijn moeder, die met terugwerkende kracht recht heeft op de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank oordeelt echter dat deze argumenten niet voldoende zijn om de afwijzing te weerleggen.

De rechtbank concludeert dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat het duidelijk was dat eiser op basis van zijn verblijfsstatus niet aan de nationaliteitseis voldeed. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om studiefinanciering door de minister terecht is geweest. Eiser komt niet in aanmerking voor studiefinanciering en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7782

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M.K. Bhadai),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Hummel-Fekkes).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag om studiefinanciering van eiser.
1.1.
Verweerder heeft de aanvraag met het besluit van 23 februari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 oktober 2022 is verweerder bij de afwijzing gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder was aan de zijde van verweerder aanwezig mr. [naam].

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft de Surinaamse nationaliteit, en aan hem is een verblijfsvergunning
‘type I regulier bepaalde tijd met als doel studie’ verstrekt. Hij heeft zich ingeschreven voor de opleiding Pedagogiek aan de [schoolinstituut] per 1 september 2021. Onder bijzondere voorwaarden kunnen ook buitenlandse studenten in aanmerking komen voor Nederlandse studiefinanciering. In het geval van eiser is dat niet aan de orde, omdat hij niet voldoet aan de zogenoemde nationaliteitseis. Verweerder heeft zijn aanvraag daarom afgewezen.
Wat vindt eiser?
3. Eiser stelt een afgeleid nationaliteitsrecht te hebben, omdat zijn vader de Nederlandse nationaliteit heeft en zijn moeder met terugwerkende kracht recht heeft op de Nederlandse nationaliteit. De afwijzing is in strijd met het recht op eerbiediging van zijn privé- en familieleven. [1] Eiser is ten onrechte niet gehoord, terwijl hij in het bezwaarschrift duidelijk heeft aangegeven dit wel te willen. Het besluit is in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel en er is sprake van een schending van het verdedigingsbeginsel.
Het oordeel van de rechtbank
4. De vraag die voorligt is of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen recht heeft op studiefinanciering, omdat hij niet aan de nationaliteitseis voldoet.
5. De wet bepaalt limitatief wie voor studiefinanciering in aanmerking kunnen komen. [2] Daarin worden de concrete nationaliteitsvoorwaarden opgesomd waaraan een niet-Nederlandse aanvrager dient te voldoen om alsnog in aanmerking te kunnen komen voor studiefinanciering. Verweerder heeft op grond van de aan eiser toegekende verblijfstitel terecht geconcludeerd dat eiser niet aan deze nationaliteitseis voldoet. Dat de vader van eiser de Nederlandse nationaliteit bezit, en zijn moeder recht zou hebben op de Nederlandse nationaliteit, kan niet tot een ander oordeel leiden. Verweerder is in zijn beoordeling afhankelijk van het verblijfsrecht van betrokkene zoals dat bekend is bij de
Immigratie- en Naturalisatiedienst.
6. Nog los van de vraag of onderstaande beroepsgronden zouden kunnen leiden tot een toekenning van het recht op studiefinanciering nu eiser niet voldoet aan de strikte nationaliteitseis, is de rechtbank van oordeel dat de door eiser aangedragen beroepsgronden te algemeen en summier van aard zijn. Een nadere toelichting van de beroepsgronden is uitgebleven nu eiser niet aanwezig was op de zitting. Dat de afwijzing een onrechtvaardige inbreuk maakt op zijn recht om eerbiediging van familieleven omdat het niet toekennen van studiefinanciering zorgt voor disbalans binnen de familie is, is verder niet onderbouwd. Dat geldt ook voor het standpunt dat het besluit in strijd is genomen met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Ook ziet de rechtbank niet in op welke manier eiser belemmerd zou zijn in de uitoefening van zijn recht op verdediging. Daarbij komt dat verweerder bij brief van 7 april 2022 eiser stukken heeft toegestuurd die betrekking hebben op deze procedure, en niet is verder gebleken welke documenten eiser nog zou missen.
7. Tot slot oordeelt de rechtbank dat in deze zaak de hoorplicht niet is geschonden. Als hoofdregel geldt dat verweerder in de bezwaarprocedure een belanghebbende moet horen, tenzij er op voorhand geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet leiden tot een ander besluit. In het geval van eiser was het kenbaar dat hij op grond van zijn verblijfstitel niet voldoet aan de nationaliteitseis. Omdat verweerder geen studiefinanciering kan toekennen als niet wordt voldaan aan het nationaliteitsvereiste, zouden verdere bezwaren niet hebben kunnen geleid tot een ander besluit. Dat eiser heeft aangegeven dat hij graag gehoord zou willen worden, maakt dat niet anders.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent verweerder de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen en eiser niet in aanmerking komt voor studiefinanciering.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
10 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM).
2.Artikel 2.2, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 samen gelezen met artikel 3, eerste lid en onder e, van het Besluit studiefinanciering 2000.