ECLI:NL:RBDHA:2023:1703

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
21/2866
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag omgevingsvergunning voor dakterras in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de realisatie van een dakterras. Eiser, wonende in [woonplaats], had een aanvraag ingediend voor een dakterras op een perceel in [plaats], dat bovenop een bestaande uitbouw zou worden gerealiseerd. De gemeente Westland, als verweerder, heeft de aanvraag op 15 september 2020 afgewezen, en dit besluit werd later in een bezwaarprocedure gehandhaafd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 6 januari 2023 was eiser aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan, met name wat betreft de toegestane bouwhoogte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verhouding tussen de uitbouw en het hoofdgebouw niet in stand kan blijven door de realisatie van het dakterras, wat leidt tot een verdere afzwakking van het onderscheid tussen beide.

De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geweigerd om een omgevingsvergunning te verlenen, omdat de activiteit in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/2866

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

gemachtigde: mr. M.B. de Jong,
en

het college van burgemeester en wethouders van Westland, verweerder

gemachtigde: mr. C. Meijer.

Procesverloop

Bij besluit van 15 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een omgevingsvergunning voor de realisatie van een dakterras afgewezen.
Bij besluit van 4 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 6 januari 2023. Eiser en zijn gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft bij verweerder een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de realisatie van een dakterras op het perceel [adres] [nummer] in [plaats]. Het dakterras zal worden gesitueerd bovenop een eerder gerealiseerde uitbouw en zal de plaatsing van een balustrade en een ‘privacyscherm’ inhouden.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen. Verweerder heeft in de heroverweging naar aanleiding van het bezwaar van eiser de afwijzing gehandhaafd.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
Juridisch kader
Op grond van artikel 18.2.2, onder h, van het bestemmingsplan bedraagt de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten hoogste 4 meter.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3, van de Wabo kan een omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en, indien de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan, in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
Ingevolge artikel 4, aanhef en onder 4, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) komt voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 2 van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken een dakterras in aanmerking.
3.1
De rechtbank constateert dat niet in geschil is dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan, in het bijzonder de bouwhoogte. De vraag die partijen verdeeld houdt is of verweerder een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan heeft kunnen weigeren, in het bijzonder of door de realisatie van het dakterras de verhouding tussen de uitbouw en het hoofdgebouw wordt aangetast.
3.2
De rechtbank overweegt dat het te realiseren dakterras moet worden aangemerkt als onderdeel van de reeds bestaande uitbouw. [1] Dit betekent dat de verhouding tussen enerzijds de reeds bestaande uitbouw en het daarop te realiseren dakterras en anderzijds het hoofdgebouw moet worden beoordeeld; zoals verweerder heeft gedaan. De rechtbank acht daarbij de invulling die verweerder aan deze beoordeling geeft, te weten dat de uitbouw functioneel en ruimtelijk duidelijk ondergeschikt moet zijn aan het hoofdgebouw, begrijpelijk. De rechtbank acht eveneens begrijpelijk dat het onderscheid tussen de uitbouw en het hoofdgebouw afzwakt naarmate de uitbouw hoger wordt.
3.3
De rechtbank overweegt ten aanzien van de bestaande situatie dat de uitbouw en het hoofdgebouw reeds moeilijk te onderscheiden zijn. Dat is door eiser ter zitting ook onderkend. De realisatie van een dakterras op de uitbouw zal, gezien het vorenoverwogene, verder afbreuk doen aan dit onderscheid. Dat de spijlen van de balustrade visueel weg zouden vallen tegen de achtergevel waardoor het gevelbeeld behouden blijft, heeft verweerder in redelijkheid niet doorslaggevend behoeven te achten. Verweerder heeft ook overigens terecht meegewogen dat de achtergevel vanaf de openbare weg zichtbaar is.
3.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder derhalve kunnen concluderen dat de activiteit in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het betoog van eiser slaagt niet.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Geen aanleiding bestaat voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 13 februari 2008 (ECLI:NL:RVS:2008:BC4267).