ECLI:NL:RBDHA:2023:17013

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
22_7252
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2021

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2021. Eiser, die een voorlopige teruggave van € 2.837 had ontvangen, was van mening dat de heffingskorting onterecht was vastgesteld op een lager bedrag, waardoor hij een deel moest terugbetalen aan de Belastingdienst. Eiser heeft herhaaldelijk verzocht om aanpassing van de voorlopige aanslag, maar dit verzoek is niet gehonoreerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorlopige aanslag is gebaseerd op het inkomen van de echtgenote van eiser, wat leidde tot een lagere heffingskorting dan oorspronkelijk was uitbetaald. De rechtbank oordeelde dat de aanslag terecht was opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser werd ook geïnformeerd dat hij in de toekomst geen verzoek voor een voorlopige aanslag hoeft te doen, aangezien hij recht heeft op een AOW-uitkering, wat toekomstige problemen zou moeten voorkomen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/7252

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van8 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 1 november 2022 op het bezwaar van eiser tegen de voor het jaar 2022 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2023.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en mr. [naam 2].

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Op 15 januari 2021 heeft eiser een voorlopige aanslag IB/PVV 2021 ontvangen. Op grond van deze voorlopige aanslag heeft eiser een teruggave van € 2.837 ontvangen van de belastingdienst. Dit bedrag is de heffingskorting die aan eiser is uitbetaald.
2. Eiser heeft op 17 maart 2022 aangifte IB/PVV gedaan voor het belastingjaar 2021.
3. De aanslag IB/PVV voor het belastingjaar 2021 heeft als datum 24 juni 2022. Op grond van de aanslag moet eiser een bedrag van € 1.418 betalen, omdat de aan hem uitbetaalde heffingskorting lager is.
4. Eiser wil dat bij het opleggen van de voorlopige aanslag alleen het bedrag wordt uitbetaald waar hij recht op heeft. Eiser heeft op de zitting ook verteld dat hij de belastingdienst meerdere keren heeft verzocht om de voorlopige aanslag aan te passen, maar dit niet is gebeurd.
5. Verweerder heeft op de zitting uitgelegd dat de voorlopige aanslag is gebaseerd op het inkomen van de echtgenote van eiser. Eiser heeft zelf verzocht om een voorlopige teruggave en heeft daarbij een inkomen van zijn echtgenote aangegeven van € 19.276. Omdat zijn echtgenote recht had op een persoonsgebonden aftrek van € 10.450, is het daadwerkelijke inkomen van zijn echtgenote veel lager, namelijk € 11.475. Hierdoor is de aan eiser uit te betalen heffingskorting ook lager dan het bedrag van de voorlopige aanslag. Daarom moest eiser bij het opleggen van de aanslag een bedrag terugbetalen.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is de aanslag terecht en naar het juiste bedrag opgelegd. Dat eiser de teruggave deels moest terugbetalen, komt door het systeem van de voorlopige aanslag. Het beroep is daarom ongegrond verklaard.
6. Volgens verweerder heeft eiser vanaf volgend jaar recht op een AOW-uitkering, waardoor hij geen uitbetaling van de heffingskorting meer krijgt. Verweerder heeft uitgelegd dat eiser géén verzoek voor een voorlopige aanslag moet doen voor het komende jaar. Eiser moet alleen een aangifte indienen waarbij hij zijn AOW-uitkering (en eventueel pensioen) aangeeft. Hiermee zouden toekomstige problemen worden voorkomen. Eiser heeft op de zitting ook verteld dat hij veel problemen heeft met de communicatie met de belastingdienst. Daarom is op de zitting afgesproken dat als eiser vragen heeft, hij mevrouw Grooters kan bellen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.C. van Essen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
8 november 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).