Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 23 juni 2023, met producties;
- het verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig tegenverzoek, met producties;
- de brief van 11 juli 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de aanvullende producties zijdens [werkgever] ;
- de mondelinge behandeling van 19 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.De feiten
3.Het geschil
- het achterstallige salaris over de maand april 2023 van € 1.133,47 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf 1 mei 2023;
- het achterstallige salaris over de maand mei 2023 van € 1.802,70 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf 1 juni 2023;
- de gefixeerde schadevergoeding van € 6.781,60 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2023;
- de transitievergoeding van € 924,46 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2023;
- de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.041,68, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2023;
4.De beoordeling
“Zoals in mijn mail van 14 april aangegeven, hoef je geen verdere uren meer te besteden voor [werkgever]”in zijn e-mailbericht van 19 april 2023 moet worden uitgelegd. De betekenis daarvan moet worden vastgesteld aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij hieraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De kantonrechter neemt in de beoordeling de volgende feiten en omstandigheden mee.
“Zoals in mijn mail van 14 april aangegeven, hoef je geen verdere uren meer te besteden voor [werkgever]”– was dat [werknemer] niet uiterlijk op 17 april 2023 een onderbouwing van haar gewerkte uren in maart 2023 heeft gegeven zoals [naam CFO] heeft verzocht tijdens het gesprek op 13 april 2023, alsmede bij e-mailbericht van 14 april 2023. Bij e-mailbericht van 14 april 2023 heeft [naam CFO] medegedeeld geen verdere werkzaamheden goed te keuren, totdat er overeenstemming is bereikt over de gewerkte uren in maart 2023. Na de mededeling op 19 april 2023 is [werknemer] afgesloten van haar account. Verder heeft zij geen nader bericht van [werkgever] ontvangen. Zij is niet uitgenodigd voor een volgend gesprek. Haar is ook niet medegedeeld dat bijvoorbeeld sprake is van een op non-actiefstelling of een schorsing en dat zij weer wordt opgeroepen als zij haar uren alsnog verantwoordt. [werkgever] laat pas bij brief van 12 mei 2023 via haar gemachtigde weer van zich horen, en wel als reactie op de brief van 5 mei 2023 van de gemachtigde van [werknemer] waarin zij aangeeft uit te gaan van een (onterecht gegeven) ontslag op staande voet.
“Zoals in mijn mail van 14 april aangegeven, hoef je geen verdere uren meer te besteden voor [werkgever]”– zo moet worden uitgelegd dat [naam CFO] bedoelde mee te delen dat [werknemer] per direct en blijvend niet meer zou worden opgeroepen en dat [naam CFO] [werknemer] hiermee op staande voet heeft ontslagen. [werknemer] heeft dat onder de gegeven omstandigheden zo mogen begrijpen. Op grond van artikel 3:35 BW kan [werkgever] dan geen beroep doen op het ontbreken van een met die verklaring overeenstemmende wil. Dat [werkgever] op 12 mei 2023 [werknemer] heeft gevraagd om weer te komen werken maakt dat niet anders. Op dat moment was de opzegging van de arbeidsovereenkomst (ontslag op staande voet) immers al gedaan.
(2/21 x € 1.840,05 = € 175,24) = € 4.499,36 bruto.
€ 793,00
5.De beslissing
- € 1.196,03 bruto aan achterstallig salaris over de maand mei 2023 (periode 1 tot en met 19 april 2023), te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50% en de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 4.499,36 bruto aan gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 613,35 bruto aan transitievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 866,89 inclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening,