ECLI:NL:RBDHA:2023:17003

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
NL23.23122
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van eiseres in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot Spanje

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 31 oktober 2023, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 11 augustus 2023 afgewezen, met als reden dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 21 september 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres terecht niet in behandeling heeft genomen. De beoordeling is gebaseerd op de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Spanje gedaan, dat door Spanje is aanvaard. Eiseres heeft aangevoerd dat er bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat haar overdracht naar Spanje onevenredige hardheid zou betekenen, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van zijn discretionaire bevoegdheid om de aanvraag toch in behandeling te nemen.

Eiseres heeft onder andere gesteld dat zij in Spanje onder dwang is behandeld en dat zij psychische klachten heeft, maar de rechtbank oordeelt dat deze argumenten niet voldoende zijn onderbouwd. De staatssecretaris heeft terecht opgemerkt dat eiseres geen asielaanvraag in Spanje heeft ingediend en dat er geen medische documenten zijn overgelegd die aantonen dat Nederland het meest geschikte land is voor haar behandeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft en dat eiseres geen proceskosten vergoed krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23122

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. G.J. van der Graaf),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 11 augustus 2023 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak met zaaknummer NL23.23123, op 21 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor haar asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.

Wat is in geschil?

5. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij met haar beroepsgronden niet heeft gesteld dat voor Spanje niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Zoals zij heeft toegelicht is uitsluitend in geschil of de staatssecretaris gebruik had moeten maken van zijn bevoegdheid om de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht aan zich had moeten trekken.
Had de staatssecretaris de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling moeten nemen?
6. Eiseres betoogt dat niet deugdelijk is gemotiveerd waarom de staatssecretaris geen gebruik heeft gemaakt van de discretionaire bevoegdheid van artikel 17 van de Dublinverordening wegens bijzondere individuele omstandigheden. Dit getuigt er volgens eiseres van dat de staatssecretaris niet alle relevante feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang heeft beoordeeld. Eiseres vindt dat haar vingerafdrukken in Spanje onder dwang zijn afgenomen en dat daarbij enige mate van geweld is gebruikt. Ook is zij gedetineerd geweest in een isoleercel. Dit heeft eiseres als zeer schokkend ervaren en daarom heeft zij er weinig vertrouwen in dat ze bescherming zal krijgen van de Spaanse autoriteiten. Eiseres betoogt verder dat zij in Spanje door mensensmokkelaar(s) is bedreigd met de dood en dat zij daarom zeer bang is om terug te keren naar Spanje. Ook heeft eiseres last van psychische klachten en daarom heeft zij behoefte aan steun van haar zus, die in Nederland woont. Dat deze psychische klachten ook in Spanje behandeld kunnen worden, laat volgens eiseres onverlet dat zij bij overdracht naar Spanje veel stress zal ervaren en dat zij in Spanje niemand kent van wie zij persoonlijke steun kan verwachten. Eiseres is van mening dat deze omstandigheden relevant zijn bij de beoordeling of haar overdracht naar Spanje van onevenredige hardheid getuigt. Ook stelt eiseres dat ze geen opvang zal krijgen in Spanje. Ter onderbouwing van dat standpunt wijst eiseres op het AIDA-rapport van april 2023. [2] Ook betoogt eiseres dat er een reëel risico is dat zij na overdracht gedurende enige tijd zonder opvang zal moeten verblijven, wat leidt tot een risico op schending van artikel 4 van het EU-Handvest.
6.1.
In paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 staat dat de staatssecretaris terughoudend gebruik maakt van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming te behandelen op grond van artikel 17, eerste en tweede lid, van de Dublinverordening. Verder staat er – voor zover van belang – dat de staatssecretaris de bevoegdheid in ieder geval gebruikt in de situatie dat bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht van de vreemdeling aan de voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat van een onevenredige hardheid getuigt. Gelet op de ruime mate van bestuurlijke vrijheid die de staatssecretaris heeft om de hardheidsclausule toe te passen, toetst de rechtbank deze beslissing van de staatssecretaris terughoudend.
6.2.
Zoals volgt uit rechtsoverweging 6.1 ziet artikel 17 van de Dublinverordening enkel op de bijzondere, individuele omstandigheden. Voor zover eiseres zich beroept op de algemene situatie, los van haar persoonlijke ervaringen, heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd waarom hij in de omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd geen reden ziet om haar asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht in behandeling te nemen. De staatssecretaris heeft bij zijn afweging mogen betrekken dat eiseres geen asielaanvraag heeft ingediend in Spanje, waardoor zij geen ervaringen heeft met de kwaliteit van de asielprocedure en de opvangfaciliteiten in Spanje. De staatssecretaris overweegt daarbij voldoende gemotiveerd dat eiseres zich bij voorkomende problemen kan wenden tot (hogere) autoriteiten in Spanje. Niet is gebleken dat die mogelijkheid voor eiseres niet bestaat. Eiseres is er verder niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat zij geen opvang krijgt in Spanje. Zoals de staatssecretaris verder terecht stelt heeft eiseres ten tijde van de besluitvorming geen medische documenten overgelegd, waardoor niet aannemelijk is gemaakt dat Nederland het meest geschikte land is om haar te behandelen. De staatssecretaris heeft zich verder op de zitting naar aanleiding van de in beroep overgelegde medische documenten voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat Nederland het meest geschikte land is om eiseres te behandelen. Ook volgt uit deze documenten niet dat een overdracht aan Spanje aanzienlijk en onomkeerbare gevolgen heeft voor de gezondheidstoestand van eiseres, zodat de lat zoals bepaald in het C.K. arrest niet wordt gehaald. [3] Zoals de staatssecretaris overweegt mag hij er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel verder vanuit gaan dat de medische problemen van eiseres in Spanje net zo goed kunnen worden behandeld als in Nederland. De staatssecretaris heeft verder voldoende gemotiveerd meegewogen dat de afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar zus niet is onderbouwd met medische stukken. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de door eiseres aangevoerde argumenten voldoende in de besluitvorming betrokken. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres terecht niet in behandeling heeft genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van F.E. Brokke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.AIDA-rapport Spanje, update april 2023 p. 96
3.ECLI:EU:C:2019:218.