ECLI:NL:RBDHA:2023:16952

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
C/09/641455 / HA ZA 23-73
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in verklaringsprocedure na gelegd derdenbeslag met betrekking tot verrekening van vorderingen

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is op 8 november 2023 een eindvonnis gewezen in een verklaringsprocedure na gelegd derdenbeslag. De eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], vertegenwoordigd door advocaat mr. F.A.J.H. de Lugt, hebben een vordering ingesteld tegen ZINKLOOK LEVERING EN MONTAGE B.V. (ZLM), vertegenwoordigd door advocaat mr. J.W. Ebbink. De procedure betreft een geschil over de verrekening van vorderingen na een executoriaal derdenbeslag dat door de eisers is gelegd onder ZLM. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 2 augustus 2023 ZLM in de gelegenheid gesteld om haar verklaring over de vorderingen nader toe te lichten en te onderbouwen. ZLM heeft echter niet alle gevraagde stukken overgelegd, waardoor de rechtbank oordeelt dat de stelling van ZLM dat de vordering van Zinklook op haar is teniet gegaan door verrekening onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank concludeert dat de schuld van ZLM aan Zinklook van € 25.289 vóór de datum van beslaglegging door verrekening is verminderd tot € 9.547,03. De rechtbank wijst de vordering van [eiser sub 1] c.s. tot betaling van het resterende bedrag van € 15.741,97 toe en legt ZLM de proceskosten op, die zijn begroot op € 3.520,17. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Zaaknummer: C/09/641455 / HA ZA 23-73
Vonnis van 8 november 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] te [woonplaats] ,2. [eiser sub 2] te [woonplaats] ,

eisers,
advocaat: mr. F.A.J.H. de Lugt te Amsterdam,
tegen
ZINKLOOK LEVERING EN MONTAGE B.V.te Lijnden,
gedaagde,
advocaat: mr. J.W. Ebbink te Haarlem.
Eisers zullen hierna tezamen [eiser sub 1] c.s. (mannelijk enkelvoud) genoemd worden en gedaagde ZLM.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 augustus 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de akte uitlating van ZLM met producties 3 tot en met 5;
- de antwoordakte van [eiser sub 1] c.s..
1.2.
Ten slotte is een datum bepaald voor het wijzen van vonnis.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank blijft bij wat zij heeft vastgesteld, overwogen en beslist in het tussenvonnis van 2 augustus 2023 (hierna: het tussenvonnis), tenzij daarvan hierna wordt afgeweken. De inhoud van het tussenvonnis moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
2.2.
Deze procedure gaat over de door ZLM afgelegde verklaring als bedoeld in artikel 475 lid 2 Rv na een op verzoek van [eiser sub 1] c.s. gelegd executoriaal derdenbeslag onder ZLM op al hetgeen ZLM schuldig is of zal worden aan Zinklook.
2.3.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank ZLM in de gelegenheid gesteld om haar verklaring dat Zinklook op het tijdstip van het beslag niets meer van haar te vorderen heeft of kan krijgen alsnog nader toe te lichten en te onderbouwen door onder meer de volgende stukken in het geding te brengen:
verifieerbare stukken (bijvoorbeeld jaarstukken) waaruit blijkt wat de hoogte van de rekening-courantschuld per 1 januari 2020 was;
stukken waaruit het verloop van de rekening-courantschuld blijkt vanaf 1 januari 2020 tot 1 oktober 2020;
stukken waaruit de gestelde verrekening blijkt en tot welk bedrag;
dan wel haar verklaring aan te passen voorzien van een met redenen omklede opgave, waarna [eiser sub 1] c.s. op een en ander mocht reageren.
2.4.
ZLM heeft vervolgens overgelegd:
  • bankafschriften van de op haar naam staande bankrekening met nummer [bankrekeningnummer] waaruit de ontvangst van de door [eiser sub 1] c.s. betaalde bedragen van € 15.972 op 17 juni 2020 en van € 9.317 op 14 juli 2020 blijkt;
  • een aan Zinklook gerichte factuur met nummer 20400705van SDS Ommen van 23 juni 2020 ten bedrage van € 9.547,03;
  • een bankafschrift van de op haar naam staande bankrekening met nummer [bankrekeningnummer] waaruit de betaling blijkt van € 9.547,03 op de bankrekening die is vermeld op de hiervoor genoemde factuur van SDS Ommen onder vermelding van het factuurnummer 20400705.
ZLM heeft daarbij toegelicht dat zij ”
deze factuur 20400705 ad € 9.547,03 op verzoek van Zinklook, daar [eiser sub 1] c.s. de twee betalingen op de rekening van ZLM had voldaan, [heeft] betaald aan SDS Ommen”. De rechtbank begrijpt hieruit dat ZLM heeft bedoeld te stellen dat het bedrag dat zij voor Zinklook aan SDS Ommen heeft betaald voor de aan [eiser sub 1] c.s. geleverde materialen is verrekend met de vordering van Zinklook op haar.
2.5.
De rechtbank stelt vast dat ZLM de in randnummer 2.3 onder a, b en c genoemde stukken niet heeft overgelegd, zodat ZLM haar stelling dat de vordering van Zinklook op ZLM van € 25.289 voor de datum van beslaglegging teniet is gegaan door verrekening met de rekening-courantschuld onvoldoende heeft toegelicht en onderbouwd.
2.6.
De rechtbank begrijpt dat ZLM met de in de akte uitlating ingenomen stellingen haar verklaring dat Zinklook op het tijdstip van het beslag niets meer van haar te vorderen heeft of kan krijgen heeft bedoeld aan te passen, in die zin dat de vordering van Zinklook is tenietgegaan tot het bedrag van € 9.547,03. Dit omdat ZLM haar stelling dat die vordering is tenietgegaan niet verder heeft onderbouwd dan tot dit bedrag.
2.7.
Anders dan [eiser sub 1] c.s. stelt, heeft ZLM haar stelling dat de vordering van Zinklook op haar van € 25.289 tot een bedrag van € 9.547,03 is verrekend voldoende toegelicht en onderbouwd. Niet is betwist dat de factuur van SDS Ommen is gericht aan Zinklook en dat Zinklook en ZLM hebben afgesproken dat ZLM die factuur voor Zinklook zou voldaan. Daarmee is komen vast te staan dat ZLM dus een vordering op Zinklook had voor dit bedrag. Dit bedrag mocht zij verrekenen met de vordering die Zinklook op haar had uit hoofde van het door [eiser sub 1] c.s. op de bankrekening van ZLM betaalde totaalbedrag van € 25.289. ZLM heeft voldaan aan de op haar rustende verzwaarde motiveringsplicht ten aanzien van het tenietgaan van een deel van de vordering van Zinklook op ZLM.
2.8.
[eiser sub 1] c.s. heeft zijn stelling dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor verrekening onvoldoende toegelicht of onderbouwd, zodat de rechtbank hieraan voorbij gaat. Dat er geen verrekeningsverklaring is overgelegd, betekent niet dat niet aan de wettelijke vereisten voor verrekening is voldaan. Zo’n verklaring is namelijk vormvrij en ligt in dit geval besloten in de afspraak dat ZLM namens Zinklook de factuur van SDS Ommen zou voldoen. Of de factuur van SDS Ommen ziet op geleverde goederen voor de verbouwing van de woning van [eiser sub 1] c.s. – wat [eiser sub 1] c.s. betwist – is voor de vraag of er verrekend kon worden niet relevant.
2.9.
Dat betekent dat de schuld van ZLM aan Zinklook van € 25.289 vóór de datum van beslaglegging door verrekening teniet is gegaan tot een bedrag van € 9.547,03. Op de datum van beslaglegging moest ZLM dus nog € 15.741,97 aan Zinklook betalen, zodat de vordering van [eiser sub 1] c.s. tot dit bedrag zal worden toegewezen. De vordering van [eiser sub 1] c.s. om ZLM te veroordelen tot het afleggen van een (juiste) gerechtelijke verklaring voorzien van bescheiden die deze verklaring staven zal wegens gebrek aan belang worden afgewezen.
2.10.
ZLM is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser sub 1] c.s. worden begroot op:
  • dagvaarding € 131,17
  • griffierecht € 1.301,00
  • salaris advocaat € 1.915,00 (2,5 punten x tarief III à € 766 per punt)
  • nakosten
Totaal € 3.520,17

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
veroordeelt ZLM tot betaling aan [eiser sub 1] c.s., althans aan de deurwaarder die namens [eiser sub 1] c.s. het beslag heeft gelegd, van € 15.741.97;
3.2.
veroordeelt ZLM in de proceskosten van € 3.520,17, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als ZLM niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet ZLM € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Kuipers en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2023.
3086