ECLI:NL:RBDHA:2023:1689

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
NL21.13436
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na uitspraak op beroep

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. K. Jansen, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 23 juli 2021 had besloten om de ambtshalve beoordeling van de toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 af te wijzen. Dit besluit werd in een later besluit van 27 september 2021 ongegrond verklaard. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, terwijl de zaak ook samen met een andere zaak (NL21.16838) op zitting werd behandeld op 23 november 2022.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er inmiddels op het beroep in de andere zaak uitspraak is gedaan, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, in aanwezigheid van griffier mr. M.A. Buikema, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13436

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Procesverloop

In het besluit van 23 juli 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen.
In het besluit van 27 september 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL21.16838, op 23 november 2022 op zitting behandeld. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL22.16838, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.M.A. Buikema, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.