ECLI:NL:RBDHA:2023:16826

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
09/018593-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met vuurwapen op ex-vriendin met voorbedachte rade

Op 8 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot moord op zijn ex-vriendin. De verdachte heeft op 17 januari 2023 in 's-Gravenhage, op klaarlichte dag, meermalen met een vuurwapen op het gezicht van de aangeefster geschoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met voorbedachte rade handelde, aangezien hij al een maand eerder had gedreigd haar te vermoorden als zij met een ander zou trouwen. De verdachte heeft het vuurwapen aangeschaft en op de dag van het schietincident gewacht tot de aangeefster naar buiten kwam. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren, waarbij de ernst van het delict en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar hebben meegewogen. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke schadevergoeding toegewezen aan de aangeefster, die aanzienlijke materiële en immateriële schade heeft geleden door het schietincident. De vorderingen van de zoons van de aangeefster zijn niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/018593-23
Datum uitspraak: 8 november 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1978 te [geboorteplaats]
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 18 april 2023, 12 juli 2023,
31 augustus 2023 (alle pro forma) en 25 oktober 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D.F.R. de Vrught en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. F. Tosun naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 januari 2023 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven, (meermaals) met een vuurwapen op en/of in de richting van het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam, van [slachtoffer] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde feit, te weten dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak voor het impliciet primair ten laste gelegde feit bepleit omdat de verdachte niet met voorbedachte raad heeft gehandeld. Ten aanzien van het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit (poging tot doodslag) heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag-centrum, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 488).
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 69):
Alle hier genoemde locaties zijn gelegen in Den Haag.
Op 17 januari 2023 was ik, verbalisant, ter plaatse in de Hertzogstraat. Ik zag dat er ter hoogte van perceel 167 een vrouw stond. Ik zag dat zij in het gelaat, in haar haar en over een fors gedeelte van haar kleding bebloed was.
Ik, verbalisant, zag dat het slachtoffer aan de rechterzijde van het gelaat, ter hoogte van haar jukbeen een gat van ongeveer een halve centimeter in diameter had zitten. Ik zag dat er bloed uit deze verwonding kwam. Ik zag dat haar gelaat aan de rechterzijde besmeurd was met bloed. Ik zag dat de rechterzijde van haar gelaat, tussen het gat in het jukbeen en het rechteroor, gezwollen was.
2. Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , opgemaakt op 18 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 18-22):
A: Hij was boos, hij wilde mij vermoorden. Dat zei hij tegen mij telefonisch. Hij belde mij. Ik zei hem dat wij zouden gaan trouwen. En toen werd hij boos. En toen zei hij dus dat hij mij zou vermoorden.
V: Wanneer was dit?
A: Dat was vier weken geleden.
A
:Hij riep vanuit een auto: 'Wat heb ik tegen jou gezegd? Wat heb ik tegen jou gezegd? Ik zei toch niet mijn leven verpesten, niet mijn leven verpesten!'. Ik keek hem aan en ik zei: "Wat zeg jij?"
V: Is dat het moment dat hij uit de auto kwam?
A: Ja.
V: Zag jij toen meteen dat hij een vuurwapen had?
A: Nee, hij deed zijn trui omhoog en haalde het uit zijn broeksband.
V: En toen schoot hij jou meteen in jouw gezicht?
A: Ja.
V: Weet je ongeveer nog op wat voor afstand hij van jou stond toen hij schoot?
A: Het was geen grote afstand, we keken zo in elkaars gezicht.
A
:Een keer stond hij recht voor mij. Toen schoot hij recht in mijn gezicht. Dat was het eerste schot. Hij stond toen voor mij. Hij schoot en toen viel ik op de grond.
V
:Waar was [verdachte] toen?
A: Dichtbij mij
A: Ik rende naar mijn auto en toen ging hij schieten.
3. Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , opgemaakt op 4 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 162):
V: Hoe pakte hij dat wapen?
A: Hij deed zijn trui omhoog en pakte dat wapen.
V: Wat deed hij toen met dat wapen?
A: Hij pakte dat wapen en ik zag dat hij dat wapen laadde. Ik stond echt te kijken zo van: "Wat doet hij", ik zag hem dat echt zo doen.
Noot verbalisant: Aangeefster laat handelingen zien gelijkend aan het naar achteren halen van de slede van een vuurwapen.
4. Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring, opgesteld door traumachirurg dr. H.A. Leijdesdorff op 10 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 168):
Medische informatie betreffende:
Achternaam: [slachtoffer]
Voornaam: [slachtoffer]
Geboren: [geboortedag 2] 1980
Uitwendig waargenomen letsel:
Schotwond 1 cm rechts van rechterneusvleugel. Waarschijnlijk inschot. Uitschotwond direct onder rechter oorlel. Forse zwelling rechter gezicht.
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 17 januari 2023
Overige van belang zijnde informatie:
op CT-scan van het hoofd veel breuken gezicht gezien.
5. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, opgesteld door forensisch arts [naam 1] op 24 mei 2023, voor zover inhoudende (losbladig):
[slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1980
Vraag: wat was de gevaarzetting van het letsel en de causale geweldshandelingen? Bestond er een risico op overlijden?
De risico's van de causale geweldshandelingen (in casu het schieten richting het
aangezicht) moeten zeer groot worden geacht. In een dynamische situatie moet het zeer wel mogelijk geacht worden dat ook lichaamsdelen buiten de hierboven genoemde gebieden beschadigd zouden kunnen worden. Dit impliceert dat naast de feitelijke gevaarzetting van het vastgestelde letsel, ook de mogelijke risico's van een schotverwonding in de nabijheid (hoofd en hals) dienen te worden beschouwd.
In de onderhavige casus zijn meerdere 'vitale' anatomische structuren en organen
gelegen in de directe nabijheid van de schotverwonding. Bij een geringe andere
schotrichting hadden ernstige dan wel fatale complicaties kunnen optreden,
waardoor het risico op overlijden door het schieten in de richting van het aangezicht
groot geacht dient te worden.
6. Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , opgemaakt op 21 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 169-172):
A: Ik hoorde een harde knal en een harde schreeuw. lk ging naar het raam en keek naar buiten. Vanuit rechts zag ik een man die achter een vrouw aanzat. Ik zag dat de vrouw bloed aan haar gezicht had en dat de man een pistool in zijn hand had. Ik zag dat hij achter haar aan rende en ik zag dat hij nogmaals in haar richting schoot.
V: Wanneer speelde dit moment met het schieten zich af?
A: Dat was dinsdagochtend 17 januari
V: In welke straat was dat?
A: Hertzogstraat.
V: Kan u mij nogmaals vertellen hoe vaak er nu uiteindelijk geschoten was en waar dat was?
A: Het eerste schot hoorde ik. De tweede zag ik, dat gebeurde net voor hij achter haar aanzat en ze viel en het wapen daarna weigerde. Toen ze dus op de grond lag probeerde hij haar te schieten maar weigerde het wapen. Toen stond ze op en rende ze weg, ook toen heeft hij ook op haar geschoten.
7. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] , op 25 mei 2023 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, voor zover inhoudende (losbladig):
U vraagt hoe ik zag dat hij het wapen klikte of dat ik het hoorde. Het was niet zo ver weg. Opmerking rechter-commissaris: de getuige maakt een gebaar. De duim is omhoog en wijsvinger is uitgestoken, als een wapen. De verdachte gebruikte zijn wijsvinger om de trekker over te halen en hij met zijn andere hand pakte hij het wapen vast van boven en probeerde hij beweging in het wapen te krijgen. De getuige maakte voorwaartse en achterwaartse bewegingen met haar linkerhand boven haar rechterhand
U vraagt of ik daadwerkelijk de vinger van de verdachte op de trekker heb gezien en heb gezien dat hij de trekker hiermee in klikte. Ja.
8. Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] , opgemaakt op 8 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 181-182):
V: Waarom denk je eigenlijk dat je vader dit heeft gedaan?
A: Hij zei: “Ik heb het gevoel dat ik ben genaaid.” Omdat zij met een andere man ging trouwen. Mijn vader had haar ook zeg maar gewaarschuwd zo van als je met hem gaat trouwen dan ga ik je neerschieten en zij nam dan hem niet serieus en toen heeft hij het uiteindelijk wel gedaan.
V: En wanneer had hij haar eerder gewaarschuwd dan?
V: Waar denk ik dan aan? Een maand ervoor?
A: Ja zoiets.
V: Hoe vertelde hij dat?
A: Hij vertelde gewoon dat hij haar had gewaarschuwd, maar dat zij niet luisterde.
V: Weet je nog een wat hij precies zei?
A: Hij zei gewoon precies van ik heb haar gewaarschuwd maar ze luisterde niet. Ze nam me niet serieus.
V: En toen zei hij dus ik heb het maar gedaan?
A: Ja.
9. Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 1] ), opgemaakt op 23 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 302-304):
Op 17 januari 2023 om 10:40 uur kwamen wij voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 2] , ‘s-Gravenhage.
Ter plaatse zagen wij dat:
- ter hoogte van de woning [adres 2] twee pylonen stonden
- onder de genoemde pylonen twee hulzen en twee patronen lagen.
Wij hebben de navolgende sporen en sporendragers veiliggesteld voor eventueel nader forensisch onderzoek en voorzien van Spoor identificatie nummer (SIN):
> sporenbordje 2, huls van het kaliber 7.65 millimeter, SIN AA0V0119NL;
> sporenbordje 6, huls van het kaliber 7.65 millimeter, SIN AA0V0123NL.
10. Een geschrift, te weten een rapport forensisch DNA-onderzoek, opgesteld door drs. T. Kraaijenbrink en prof. Dr. P. de Knijff,, voor zover inhoudende (p. 348-350):
Het DNA-profiel van verdachte WAAY5705NL#01 ([verdachte]) komt volledig overeen met de voor sporen AAAOV0123NL#01, AAOV0119NL#01 verkregen resultaten.
SIN-code
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAOV0123NL#01
[verdachte]
meer dan 10 miljard
AAOV0119NL#01
[verdachte]
ongeveer 10 miljard
11. Het proces-verbaal van bevindingen video vuurwapen, opgemaakt op 18 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 241-242):
Op 18 januari 2023 werd de [verdachte] aangehouden. Na zijn aanhouding werd een mobiele telefoon in beslag genomen. Ik, verbalisant, heb nader onderzoek gedaan naar een gedeelte van deze data op de voornoemde
mobiele telefoon.
In de map “Video’s” zag ik dat er een video werd weergegeven dat geregistreerd stond onder: [naam 4]
Uit onderzoek bleek dat de vermoedelijke datum en tijd van deze video 12 december 2022, 19:22:00 uur betrof.
Bij het openen van de video zag ik het volgende. Ik zag dat er een zwart vuurwapen of in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp werd gefilmd. Ik zag dat de kolf van dit vuurwapen zwart gekleurd was. Onderin de kolf zag ik een uitsparing in het handvat. Dit is mij ambtshalve bekend dat dit voorwerp een magazijnhouder is.
12. Het proces-verbaal van het team Forensische Opsporing, Wapens munitie en explosieven, opgemaakt op 27 maart 2023 met bijlage, voor zover inhoudende (p. 238-239):
Ik, brigadier van de politie, werkzaam als materiedeskundige wapens, munitie en explosieven bij het Team Forensische Opsporing, verklaar het volgende.
Op 8 maart 2023 ontving ik, verbalisant, via de mail een filmpje. In dit filmpje is een wapen te zien.
Van het filmpje zijn twee screenshots gemaakt ten einde te kunnen vaststellen om wat voor wapen het gaat. Met betrekking tot het wapen afgebeeld op foto 1 en foto 2 kan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden gesteld dat het hier gaat om een alarmpistool van het Turkse merk Blow, model TR 914. Hierbij dient opgemerkt te worden dat voornoemd pistool voornamelijk wordt aangetroffen als wapen dat is omgebouwd naar een scherp schietend vuurwapen.
Ambtshalve is mij bekend dat alarmpistolen in het kaliber 9 mm P.A.K. (Pistole Automatiek Knall) onder andere worden omgebouwd naar een scherpschietend vuurwapen in kaliber 7.65 mm. Tevens is het mij ambtshalve bekend dat omgebouwde alarmwapens storingsgevoelig zijn. Dit kan resulteren in storingen waardoor het wapen niet meer werkt/vuurt. Om deze storingen op te heffen dient de slede van het wapen naar achteren te worden bewogen ten einde het patroon uit te werpen. Bij het naar voren bewegen van de slede zal een nieuwe patroon worden aangebracht.
13. Het proces-verbaal van bevindingen vertaling video’s, opgemaakt op 27 maart 2023 met bijlage, voor zover inhoudende (p. 246-251):
Na de aanhouding van [verdachte] werd zijn mobiele telefoon in beslag genomen en werd de data van deze mobiele telefoon onderzocht. Op deze opgeslagen data troffen wij twee videobestanden aan waarbij een man in de Turkse taal sprak.
20221212_194117.MP4
Deze video was zeer vermoedelijk opgenomen op 12 december 2022 te 19:41 uur.
Deze video's werden door de beëdigde Tolk zowel in de Turkse taal uitgewerkt als naar de Nederlandse taal vertaald.
Vertaling van opname 20221212_194117:
"Als resultaat..wat er gebeurt..mevrouw [slachtoffer] (
de rechtbank begrijpt: aangeefster)
lk wil geen moordenaar zijn. ik bedoel, ik heb nooit..het is nooit in me opgekomen. Nog nooit is het in me opgekomen. Maar ik zei altijd dit, ik zei kijk, ik..ben met alles wat ik heb bij je maar als je mij op een dag dingest, zei ik, dan maak ik je dood. Dus ik zei ik maak je dood...ze dingeste mij alleen maar met woorden:. maar dit is het punt waarin ik vandaag ben beland, dus ik (schraapt de keel) ik..je hebt mijn nest (gezinsleven) verwoest. Ze pakt alles van me af..en ik moet hier als een sukkel, een ezel, dus als een wat er ook in jullie opkomt achterblijven. Dit is de enige weg die voor mij resteert en waarop ik uitkom. Alleen deze weg blijft voor mij over.
Eehm..mijn enige verzoek aan jullie, mijn enige enige verzoek, (dat jullie) mij (als) moordenaar, mij..ja, ik zal een moordenaar zijn/worden maar dit is de enige manier voor mij om onder iets dat mijn leven kost, uit te komen. Daarom was ik genoodzaakt om dit te doen..zal ik dus genoodzaakt zijn. "
14. Het proces-verbaal van bevindingen aantreffen voertuig en gps, opgemaakt op 17 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 259):
De verdachte maakte gebruik van een voertuig van het bedrijf van [naam 5] . Dit betrof een Opel. Volgens [naam 5] was de verdachte de enige gebruiker van dit voertuig. In dit voertuig zat een GPS-volgsysteem.
Uit de data bleek dat het voertuig vandaag 17 januari 2023 om 08:10 uur vertrokken was vanaf de Hendrick Hamelstraat te Den Haag ter hoogte van huisnummer 52. Om 08:36 stopte de auto op de Hertzogstraat ter hoogte van huisnummer 146. Tussen 08:36 en 09:00 uur had de auto stationair gedraaid op de Hertzogstraat.
15. Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , opgemaakt op 19 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 126-142):
O: U bent aangehouden ter zake poging moord dan wel poging doodslag gepleegd op dinsdag 17 januari 2023 in Den Haag.
V: hoe zag die bewuste dinsdag eruit?
A: Ik ben dus naar de deur gegaan en ik heb daar gewacht. Het laatste wat ik mij herinner is dat [slachtoffer] aankwam en toen zij kwam heb ik gedingest. Het pistool wat ik bij mij had heb ik toen gedingest. Ik heb toen een keer geknepen, dus geschoten.
V: Hoe bent u dan vertrokken vanaf huis?
A: Werkauto.
V: Wat voor auto is het?
A: Een Opel
Waar bent u precies naar toe gegaan?
A: Naar die straat. Daar ben ik naar toe gegaan.
V: Welke straat was dat?
A: Nou de straat waar ik voorheen samen met [slachtoffer] verbleef.
V: Weet je hoe die straat heet?
A: Ja de Hertzogstraat
V: U bent daar naartoe gegaan met dat vuurwapen. Klopt dat?
A: Ja dat klopt
V: Van wie is dat vuurwapen?
A: Ik heb dat vuurwapen ergens gekocht.
V: Wanneer heeft u dat vuurwapen gekocht?
A: Of voor oud en nieuw of na oud en nieuw. De precieze datum weet ik niet.
V: Er zijn dus meerdere schoten gelost?
A: Dus ik herinner mij heel goed dat ik twee of drie keer geschoten heb daarna.
V: U heeft gericht op haar geschoten
A: Ja natuurlijk. Aangezien ik haar heb geraakt, heb ik op haar gericht.
16. Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , opgemaakt op 2 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 463-466):
Er wordt een geluidsfragment getoond.
Opmerking verbalisant: Video [naam 6] werd aan verdachte getoond.
A: Dit is mijn stem.
V: Waar hebben we zojuist naar gekeken?
A: Een filmpje dat ik heb opgenomen.
A: De emoties en de gevoelens die ik had die heb ik verwoord in het filmpje.
V: De datum van de telefoon waarop we dit hebben aangetroffen staat 12 december 2022. Zou dat kunnen?
A: Dat zou kunnen.
Verdachte werd de video . [naam 4] getoond.
V: Is dit het wapen waarmee u op [slachtoffer] heeft geschoten?
A: Ja.
V: Weet u wanneer dit filmpje is gemaakt? 12 december.
A: dat zou kunnen ja
3.4.
Bewijsoverwegingen
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte op 17 januari 2023 meermalen met een vuurwapen op [slachtoffer] heeft geschoten. Hij heeft van korte afstand een schot gelost in haar gezicht, waarbij de kogel haar één centimeter naast haar rechterneusvleugel heeft geraakt. Daarna heeft de verdachte nog een keer in haar richting geschoten. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte het opzet had op het toebrengen van dodelijk letsel bij [slachtoffer] .
De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of de verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad moet komen vast te staan dat iemand zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat iemand voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt een belangrijke objectieve aanwijzing voor voorbedachte raad, maar hoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De rechtbank neemt de volgende omstandigheden in aanmerking. [slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte een maand voorafgaand aan het schietincident, dus in december 2022, tegen haar heeft gezegd dat hij haar zou vermoorden. Dit was in een gesprek waarin de verdachte zijn woede uitte over het feit dat [slachtoffer] met een ander zou gaan trouwen. Ook de zoon van de verdachte, [naam 3] , heeft verklaard dat zijn vader [slachtoffer] had gewaarschuwd dat hij haar zou gaan neerschieten als zij met een ander zou trouwen. Op 12 december 2022 heeft de verdachte een filmpje opgenomen waarin hij spreekt over [slachtoffer] en het verdriet dat zij hem heeft aangedaan en waarin hij zegt dat hij zich genoodzaakt ziet om een moordenaar te zijn dan wel te worden. Op dezelfde dag heeft de verdachte ook een filmpje opgenomen waarin hij een vuurwapen toont dat hij diezelfde maand had gekocht. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte al een maand voor het schietincident het plan had opgevat om [slachtoffer] met een vuurwapen om het leven te brengen. Op de dag van het schietincident is de verdachte in zijn auto naar het adres van [slachtoffer] gereden, terwijl hij een geladen vuurwapen bij zich had. Dit was hetzelfde vuurwapen als op het filmpje. De verdachte heeft vervolgens zo’n half uur in zijn auto gewacht totdat [slachtoffer] uit haar woning naar buiten kwam, is op haar afgelopen en heeft haar op korte afstand in haar gezicht geschoten.
De verdachte heeft verklaard dat hij die dag naar [slachtoffer] is toegegaan omdat hij met haar wilde praten en dat hij het vuurwapen had meegenomen om haar bang te maken. Die verklaring acht de rechtbank echter ongeloofwaardig. [slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte uit de auto is gestapt, op haar af is gelopen en op haar heeft geschoten. Daaruit blijkt niet dat de verdachte met haar in gesprek wilde gaan. Bovendien, als de verdachte haar alleen bang had willen maken, hadden andere middelen en zo nodig een
ongeladen pistool volstaan. Dat de verdachte een geladen pistool heeft meegenomen, duidt erop dat de verdachte het pistool ook wilde gebruiken, te meer nu de rechtbank ervan uitgaat dat hij het pistool zelf heeft geladen. De rechtbank stelt dit vast, nu uit het forensisch rapport is gebleken dat de DNA-sporen op de verschoten hulzen volledig overeen komen met het DNA-profiel van de verdachte. Het is niet aannemelijk dat deze sporen op een andere wijze dan tijdens het laden van het pistool op deze hulzen zijn achtergebleven. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de verdachte het door hem in december voorgenomen plan om [slachtoffer] te doden die dag ten uitvoer wilde brengen.
Voor de verdachte bestond dus voldoende gelegenheid om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad. Die gelegenheid was er al sinds december 2022 toen hij het wapen regelde, en die was er ook nog eens uitdrukkelijk op 17 januari 2023, toen de verdachte 24 minuten in de auto heeft zitten wachten op [slachtoffer] . Dat de verdachte heeft gehandeld in een opwelling, acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk.
Nu niet is gebleken van contra-indicaties, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 17 januari 2023 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, meermaals met een vuurwapen op en/of in de richting van het gezicht en het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd om aan de verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte, op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, een contactverbod wordt opgelegd met aangeefster en met de zoon van aangeefster en de verdachte, [naam 7] , voor de duur van vijf jaren, met een week hechtenis per overtreding met een maximum van zes maanden hechtenis. Tevens is de dadelijke uitvoerbaarheid van dit contactverbod gevorderd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om, gelet op de bepleite vrijspraak voor het impliciet primair tenlastegelegde, aan de verdachte een gevangenisstaf op te leggen voor de duur van 40 maanden.
Met betrekking tot de strafeis van de officier van justitie heeft de raadsvrouw opgemerkt dat een dusdanig hoge gevangenisstraf doorgaans niet bij een poging tot moord wordt opgelegd, maar bij een voltooid delict.
Ten aanzien van het gevorderde contactverbod met [naam 7] heeft de raadsvrouw betoogd dat dit niet wenselijk is en dat contact met de zoon eventueel via officiële instanties kan lopen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft geprobeerd zijn ex-vriendin te vermoorden. Met een geladen vuurwapen is hij in een auto naar de straat van het slachtoffer gereden en heeft hij gewacht totdat zij naar buiten kwam. Toen is hij op haar afgelopen en heeft hij haar van dichtbij in het gezicht geschoten. Toen zij wegrende, heeft hij nog een keer op haar geschoten. Hij wilde nog vaker schieten, maar zijn wapen blokkeerde. De verdachte is tot zijn daad gekomen omdat hij niet kon verkroppen dat het slachtoffer met een ander zou gaan trouwen. Dat het slachtoffer dit heeft overleefd, is een bijzonder gelukkige omstandigheid die niet aan het handelen van de verdachte te danken is. De verdachte heeft geprobeerd het slachtoffer het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, te ontnemen. Met zijn handelen heeft de verdachte het slachtoffer zowel lichamelijk als psychisch leed aangedaan. Blijkens de slachtofferverklaring heeft zij een zenuwbeschadiging opgelopen. Ook is zij nog steeds bezig om haar trauma van de gebeurtenis te verwerken.
Een van de zoons van het slachtoffer heeft vlak na het incident zijn moeder met een bebloed gezicht aangetroffen. Hiernaast heeft de verdachte met zijn handelen de samenleving als geheel geschokt en in gevaar gebracht. Hij heeft geen rekening gehouden met het risico voor omstanders en buurtbewoners die hij had kunnen raken met afketsende of onbedoeld afgeschoten kogels. Meerdere buurtbewoners zijn met de gevolgen van de schietpartij geconfronteerd. Het handelen van de verdachte zal bij hen, maar ook bij anderen die daarvan op de hoogte zijn geraakt, gevoelens van angst en onveiligheid hebben veroorzaakt. Ook in algemene zin brengt een schietpartij – ook als deze geen dodelijke afloop kent – voor het grote publiek dat gevoel van onveiligheid met zich mee.
Uit de aard en ernst van het bewezenverklaarde volgt dat daarop alleen kan worden gereageerd met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur.
Vervolgens rijst de vraag hoe hoog de op te leggen gevangenisstraf in dit geval moet zijn. De rechtbank stelt daarbij het volgende voorop. Moord behoort tot de zwaarste categorie strafbare feiten die de wet kent. De wetgever heeft voor dit misdrijf als maximumstraf een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf van dertig jaren vastgesteld. De achtergrond daarvan is dat door dit misdrijf niet alleen aan iemand het recht op leven wordt ontnomen, maar dat dit ook gebeurt ingevolge een tevoren daartoe beraamd plan. Het gedrag dat tot toepassing van deze strafbepaling leidt kan vele verschillende vormen aannemen, zodat in ieder concreet geval dient te worden nagegaan welke mate van ernst daaraan uit een oogpunt van straftoemeting moet worden toegekend. Binnen de rechtspraak bestaan voor dit misdrijf dan ook geen landelijke oriëntatiepunten. Dat neemt niet weg dat de rechtbank zich zal beraden op een algemeen vertrekpunt dat als basis kan dienen voor een beslissing over de strafmaat in deze concrete zaak. Daarvoor is onder meer van belang het kennisnemen van beslissingen over straffen die in het recente verleden zijn opgelegd voor een enkelvoudige moord. Daarbij is een verschil te zien tussen de strafmaat voor een moord in het criminele milieu, zoals een liquidatie, en die voor een moord in de relationele sfeer. Voor de eerste categorie worden tegenwoordig gevangenisstraffen van tussen de achttien en tweeëntwintig jaren opgelegd. Voor de tweede categorie – waarin de onderhavige zaak valt – worden tegenwoordig gevangenisstraffen van tussen de veertien en achttien jaren opgelegd. De rechtbank zal dit dan ook als algemeen vertrekpunt nemen.
Voor poging tot moord is het strafmaximum vastgesteld op twee derde van de straf op moord, dus op twintig jaren. Uitgaande van het hiervoor genoemde vertrekpunt voor een moord in de relationele sfeer (veertien tot achttien jaren) is het vertrekpunt voor een poging daartoe twee derde daarvan, te weten (afgerond naar beneden) negen tot twaalf jaren.
De ernst van het in deze zaak bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is gepleegd, zoals hiervoor is weergegeven, rechtvaardigen in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaar. De rechtbank kent hierbij in het bijzonder gewicht toe aan de omstandigheid dat het hier gaat om vuurwapengeweld gepleegd op de openbare weg op klaarlichte dag.
Vervolgens dient te worden nagegaan of de persoon van de verdachte of zijn persoonlijke omstandigheden invloed hebben op de strafoplegging en zo ja, in welke mate.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 13 september 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Verder heeft de rechtsbank kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van 20 september 2023. De verdachte is onderzocht door een multidisciplinair team, bestaande uit twee psychiaters, een GZ-psycholoog en een forensisch medewerker (hierna te noemen: de deskundigen). De deskundigen hebben hierbij geen aanleiding gevonden om bij de verdachte een psychische stoornis of een verstandelijke beperking vast te stellen. Zij zien dan ook geen aanleiding om het tenlastegelegde in verminderde mate of in het geheel niet aan de verdachte toe te rekenen. Nu de deskundigen geen psychische stoornis hebben kunnen constateren en tevens geen verband hebben kunnen vaststellen tussen (eventuele) functionele beperkingen en het tenlastegelegde, kan vanuit klinisch oogpunt het risico op recidive niet nader worden gekwalificeerd. Omdat het onderzoek van de deskundigen niet wijst op eventuele psychopathologie van de verdachte die heeft doorgewerkt in het tenlastegelegde, zien de rapporteurs geen reden om gedragskundig gemotiveerde interventies te adviseren.
De rechtbank neemt de conclusies over en legt deze ten grondslag aan haar beslissing dat
het bewezen verklaarde feit volledig aan de verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank kent ook gewicht toe aan de houding van de verdachte. De verdachte heeft weliswaar bekend dat hij heeft geschoten, maar heeft de schuld vooral buiten zichzelf gelegd en in zoverre geen verantwoordelijkheid genomen. Evenmin heeft hij een vorm van empathie getoond voor het slachtoffer of van oprecht berouw over dat hij zijn ex-vriendin, tevens de moeder van een van zijn zonen, recht in het gezicht heeft geschoten.
Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van
13 oktober 2023. De reclassering adviseert om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte op te leggen. Ter bescherming van het slachtoffer adviseert de reclassering om een contact- en locatieverbod op te leggen.
De rechtbank ziet in het voorgaande geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren. Die duur acht de rechtbank in deze zaak passend en geboden. De rechtbank zal die straf dan ook opleggen aan de verdachte.
Gelet op de lange duur van de gevangenisstraf ziet de rechtbank geen aanleiding om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel dan wel een contact- of locatieverbod aan de verdachte op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partijen

7.1.
De vorderingen
[slachtoffer] vordert schadevergoeding van in totaal € 88.530,38, bestaande uit materiële schade (€ 71.530,38) en immateriële schade (€ 17.000,-), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De materiële schade bestaat uit:
  • inkomensverlies: € 67.854,-;
  • factuur Laumen: € 2.117,50;
  • eigen risico: € 385,-;
  • schade voordeur: € 904,-;
  • kleding: € 269,88.
[naam 8] en [naam 7] (hierna: [naam 9] ), de zoons van aangeefster, hebben zich eveneens gevoegd in het strafproces en vorderen beiden een schadevergoeding van in totaal € 30.000,-, subsidiair € 15.000,-, bestaande uit shockschade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer] op het standpunt gesteld dat deze moet worden toegewezen, behoudens de BTW-kosten van de ‘Factuur Laumen’ ter hoogte van € 367,50, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vorderingen van [naam 8] en [naam 9] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair gevorderde bedrag van € 15.000,- euro dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3.
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer] heeft de raadsvrouw – kort samengevat – primair verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren in verband met de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren. Meer subsidiair is verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren omdat de vordering onvoldoende toereikend is gemotiveerd en meest subsidiair om de vordering aanzienlijk te matigen.
Met betrekking tot de vorderingen van [naam 8] en [naam 9] heeft de raadsvrouw primair verzocht om deze vorderingen af te wijzen. Subsidiair heeft zij verzocht om de vorderingen aanzienlijk te matigen.
Op specifieke standpunten van de raadsvrouw zal de rechtbank – voor zover relevant – hierna nader ingaan.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1.
[slachtoffer]
Materiële schade
Inkomensverlies
De raadsvrouw heeft betoogd dat de behandeling van de vordering met betrekking tot de post ‘inkomensverlies’ gelet op de complexiteit en omvang een onevenredige belasting van het strafproces vormt.
De benadeelde partij heeft gesteld dat zij inkomensverlies heeft geleden als gevolg van het schietincident. Door expertisebureau Laumen is een berekening gemaakt en ter onderbouwing bij de vordering gevoegd. De berekening van de schadeposten is slechts complex voor het gedeelte waar het op aannames gebaseerde toekomstige schade betreft. De onderbouwing van het inkomensverlies is naar het oordeel van de rechtbank echter voor het overige duidelijk en overzichtelijk opgebouwd.
De rechtbank stelt op basis van het dossier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapportage van Laumen vast dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit inkomensverlies heeft geleden. Op basis van de rapportage van Laumen wordt het netto besteedbaar inkomen over het jaar 2023 van de benadeelde partij indien het schietincident niet had plaatsgevonden op € 65.211,- begroot. Het daadwerkelijk netto besteedbaar inkomen over het jaar 2023 is op € 17.077,- begroot. Het inkomensverlies over het jaar 2023 is daarom op € 48.134,- begroot. De rechtbank beschikt echter over onvoldoende gegevens om toekomstig inkomensverlies – voor zover überhaupt voorspelbaar – vast te stellen, nu onduidelijk is hoe de arbeids(on)geschiktheid van de benadeelde partij zich verder zal ontwikkelen. De rechtbank zal op grond van artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid om het inkomensverlies vast te stellen dat zij sinds het schietincident tot op heden, 8 november 2023, de datum van dit vonnis, heeft geleden. Gelet op het voorgaande begroot de rechtbank die schade op € 40.000,-. Een nadere onderbouwing van de vordering tot vergoeding van het geleden inkomensverlies na 8 november 2023 zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren, zodat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Factuur Laumen
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post ‘Factuur Laumen’, betreft kosten die vallen onder artikel 6:96 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek en zijn redelijke kosten ter vaststelling van schade en komen daarmee voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal dit deel van de vordering toewijzen tot een bedrag € 1.750,-. Het overige deel, bestaande uit BTW-kosten van € 367,50, zal de rechtbank afwijzen, nu is gebleken dat deze kosten voor de benadeelde partij aftrekbaar zijn.
Eigen risico en kleding
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten ‘eigen risico’ en ‘kleding’, is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd en niet door de verdediging betwist. Dit deel van de vordering, totaal € 654,88, zal worden toegewezen.
Schade voordeur
De voordeur van de benadeelde partij is door de politie geforceerd, omdat ze op zoek waren naar de verdachte. De schade die daarbij is ontstaan, kan echter naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs niet aan de verdachte worden toegerekend. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat niet is gebleken van enige aanwijzing dat de verdachte zich in de woning van aangeefster bevond. De rechtbank zal de vordering voor zover deze betrekking heeft op de post ‘schade voordeur’ dan ook afwijzen.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij is in haar gezicht geschoten met een pistool en heeft daardoor lichamelijk letsel opgelopen.. Daarnaast blijkt uit een behandelplan van FamilySupporters, op 16 augustus 2023 ondertekend door GZ-psycholoog [naam 10] , dat bij de benadeelde partij sprake is van een posttraumatische stressstoornis, waarvoor zij naar verwachting zes tot twaalf maanden dient te worden behandeld.
De rechtbank is op grond van de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de gevolgen ervan en mede gelet op wat in soortgelijke zaken wordt toegekend, van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 17.000,- aan schadevergoeding volledig toewijsbaar is.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 59.404,88,-, bestaande uit
€ 42.404,88 aan materiële schade en € 17.000,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 17 januari 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskosten
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 59.404,88,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 januari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .
7.4.2.
[naam 8] en [naam 9]
Vergoeding van shockschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele shock wordt teweeggebracht door het waarnemen van het tenlastegelegde of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid. Dat zal zich met name kunnen voordoen als de benadeelde partij en het slachtoffer een nauwe affectieve relatie hadden en het slachtoffer bij het tenlastegelegde is gedood of verwond. Voor de toewijzing van schadevergoeding ter zake van dat geestelijk letsel is vereist dat het bestaan van dat geestelijk letsel naar objectieve maatstaven is vastgesteld. In de rechtspraak over shockschade is in dat verband steeds overwogen dat dit in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Daarmee is beoogd tot uitdrukking te brengen dat die emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op aard, duur en/of gevolgen ernstig is, en in voldoende mate objectiveerbaar. Dit brengt mee dat als de rechter op grond van een rapportage van een ter zake bevoegde en bekwame deskundige – waarbij gedacht kan worden aan een ter zake bevoegde en bekwame psychiater, huisarts of psycholoog – tot het oordeel komt dat sprake is van geestelijk letsel in de hiervoor bedoelde zin, hij tot toewijzing van schadevergoeding kan overgaan, ook als in die rapportage geen diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld wordt gesteld.
De rechtbank stelt vast dat [naam 9] de schietpartij niet zelf heeft waargenomen. Hij heeft zijn moeder een dag na het incident in het ziekenhuis opgezocht en is dus op dat moment geconfronteerd met de gevolgen van de schietpartij. Uit een brief van FamilySupporters Haaglanden van 30 augustus 2023 blijkt dat door een regiebehandelaar wordt geadviseerd om een traumabehandeling te volgen.
De rechtbank stelt voorts vast dat ook [naam 8] de schietpartij niet zelf heeft waargenomen. Wel is [naam 8] kort na het incident geconfronteerd met de gevolgen ervan, nu hij enkele minuten na het incident zijn moeder bebloed heeft aangetroffen. Uit een bericht van Zorgdomein volgt dat [naam 8] op 22 september 2023 door de huisarts naar Parnassia is doorverwezen.
Het is invoelbaar dat bovenstaande gebeurtenissen bijzonder traumatisch zijn geweest voor [naam 9] en [naam 8] . De rechtbank kan echter aan de hand van de verstrekte informatie het geestelijk letsel niet naar objectieve maatstaven vaststellen, nu zij slechts beschikt over een doorverwijzing naar een zorgverleningsinstantie dan wel een bericht van een behandelaar dat traumatherapie nodig is. Nader onderzoek hiernaar zou tot een onevenredige belasting van het strafgeding leiden.
De benadeelde partijen zullen daarom in hun vorderingen tot schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partijen kunnen de vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Dit brengt mee dat de benadeelde partijen moeten worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
poging tot moord;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (TWAALF) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 59.404,88, bestaande uit € 42.404,88 aan materiële schade en € 17.000,- aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 januari 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding voor zover deze betrekking heeft op de post ‘factuur Laumen’ tot een bedrag van € 367,50 af;
wijst de vordering tot schadevergoeding voor zover deze betrekking heeft op de post ‘schade voordeur’ af;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 59.404,88, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 januari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 316 dagen, waarbij de toepassing van gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering van de benadeelde partij [naam 8]
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten van de verdachte, tot op heden begroot op nihil;
de vordering van de benadeelde partij [naam 7]
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten van de verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T. Paulides, voorzitter,
mr. M. Diepenhorst, rechter,
mr. J. Herfkens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. van Beelen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 november 2023.