In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. S.N. Ali, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn aanvraag op 18 februari 2022 ingediend, en de Staatssecretaris had uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Eiser heeft de Staatssecretaris op 17 maart 2023 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken na deze ingebrekestelling beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de Staatssecretaris niet binnen de wettelijke termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten dat de Staatssecretaris binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen op de asielaanvraag. Indien de Staatssecretaris deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 418,50. Dit bedrag is gebaseerd op het feit dat eiser een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift, maar omdat de zaak enkel over de overschrijding van de beslistermijn ging, is een lager bedrag toegekend.
De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, en is openbaar gemaakt op 26 mei 2023. De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgeroepen om binnen de gestelde termijn een besluit te nemen, en heeft de gevolgen van het niet naleven van deze termijn duidelijk uiteengezet.