ECLI:NL:RBDHA:2023:1681

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
NL22.703
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een vrijheidsontnemende maatregel die op 27 december 2022 digitaal was ondertekend. Eiser, die de Nigeriaanse nationaliteit heeft, arriveerde op 17 december 2022 in Nederland en vroeg om een verblijfsvergunning asiel. Hem werd de toegang geweigerd en een maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van 17 december 2022 niet opnieuw was opgelegd, maar slechts digitaal was ondertekend op 27 december 2022. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk was, omdat er geen nieuwe maatregel was opgelegd waartegen beroep openstond. De rechtbank merkte op dat de maatregel van 17 december 2022 al was opgeheven op 20 december 2022, waardoor het beroep niet kon worden aangemerkt als een beroep tegen deze maatregel of de voortduring ervan. Ondanks de niet-ontvankelijkheid van het beroep, besloot de rechtbank verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser, omdat verweerder verwarring had veroorzaakt over de status van de maatregel. De proceskosten werden vastgesteld op € 1.674,-, te betalen aan de rechtsbijstandverlener van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.703

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van der Weijden).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) van 27 december 2022. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het onderzoek is ter zitting aangehouden om verweerder in de gelegenheid te stellen een aanvullend proces-verbaal in te brengen. Verweerder heeft op 24 januari 2023 van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Eiser heeft hier op 24 januari 2023 gereageerd en op diezelfde datum, om 19.22 uur, ingestemd met sluiting van het onderzoek zonder het houden van een nadere zitting.
De rechtbank heeft het onderzoek op 25 januari 2023 gesloten en de uitspraak bepaald op vandaag.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] .
1.1
De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten.
Eiser is op 17 december 2022 in IJmuiden, Nederland aangekomen. Op die dag heeft hij te kennen gegeven een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te willen aanvragen. Eiser is de toegang geweigerd en hem is de maatregel op grond van artikel 6, derde lid, Vw opgelegd. Eiser is vervolgens overgebracht naar het Justitieel Complex Schiphol. Blijkens het proces-verbaal bevindingen algemeen van 18 december 2022 is op die datum geconstateerd dat ten onrechte de toegang is geweigerd aan eiser en dat een besluit omtrent het al dan niet verlenen van toegang had moeten worden uitgesteld.
Vervolgens is eiser opnieuw gehoord. Het verslag van gehoor is met pen ingevuld, voorzien van een ondertekening, maar zonder vermelding van de naam en functie van degene die het gehoor heeft afgenomen, en zonder datering. Op 20 december 2022 is de maatregel van 17 december 2022 opgeheven.
Aan eiser is op die datum een nieuwe vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, Vw opgelegd, ondertekend te IJmuiden.
Op 27 december 2022 is een op die datum opgemaakt en digitaal ondertekend formulier M19 Beschikking tot aanwijzing van een ruimte of plaats ingevolge artikel 6, eerste lid, of eerste en tweede lid, of derde lid van de Vreemdelingenwet 2000 in het dossier geplaatst.
Op 24 januari 2023 is in het andere dossier van eiser, met nummer NL23.701, een aanvullend proces-verbaal geüpload. De rechtbank beschouwt dit proces-verbaal als (ook) in dit dossier ingelast en is met de inhoud ervan bekend. Nu eiser op dit proces-verbaal heeft gereageerd, zowel in dit dossier als in het dossier met nummer NL23.701, acht de rechtbank eiser met de inhoud van het aanvullend proces-verbaal bekend en wordt hij niet in zijn belangen geschaad.
2. Zowel tijdens de behandeling ter zitting als in het aanvullend proces-verbaal van 24 januari 2023 is uitdrukkelijk aangegeven dat de maatregel van 17 december 2022 digitaal is ondertekend op 27 december 2022 en dat het nadrukkelijk niet gaat om een nieuwe maatregel. In het aanvullend proces-verbaal is immers opgenomen: “Door ofwel een systeemfout of een gebruikersfout is de maatregel op 17 december 2022 niet ondertekend. Het niet digitaal ondertekenen van de maatregel heeft geen invloed op het uitdraaien en uitreiken van de maatregel. Deze is dan ook op 17 december 2022 uitgereikt aan [eiser] .
Nadat ik deze fout onderkende heb ik [naam] de opdracht gegeven de maatregel alsnog digitaal te ondertekenen. Dit heeft [naam] op 27 december 2022 gedaan. Het betreft hier geen nieuwe maatregel maar alleen de ondertekening van de maatregel van 17 december.”
3. Hoewel de rechtbank bij deze gang van zaken de nodige vraagtekens plaatst, vooral nu zich in het dossier een met pen ondertekende maatregel van 17 december 2022 bevindt, is zij van oordeel dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is. Er is immers geen nieuwe maatregel opgelegd, zodat daar ook geen beroep tegen openstond. De maatregel van 17 december 2022 is door verweerder op 20 december 2022 al opgeheven. In zoverre kan het beroep dan ook niet worden aangemerkt als een beroep tegen de maatregel van 17 december 2022. Ten slotte kan het beroep ook niet worden aangemerkt als een beroep tegen de voortduring van de maatregel van 20 december 2022. Op grond van artikel 96, eerste lid, Vw kan immers alleen een vervolgberoep worden ingediend als een eerste beroep of kennisgeving tegen de oplegging van de maatregel ongegrond is verklaard. Daarvan is geen sprake, nu de maatregel van 20 december 2022 bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van vandaag [1] is opgeheven.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
5. De rechtbank ziet echter wel aanleiding om eiser te veroordelen in de proceskosten die eiser heeft gemaakt. Verweerder heeft namelijk zodanige verwarring gesticht met de hiervoor beschreven gang van zaken, dat het eiser niet kan worden verweten dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hem op 27 december 2022 een nieuwe maatregel was opgelegd en daarom kan hem evenmin worden verweten dat hij hiertegen is opgekomen.
5.1
De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. S.R.N. Parlevliet, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.In zaaknummer NL23.701