ECLI:NL:RBDHA:2023:16782

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
09/035066-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot moord en diefstal met gevangenisstraf

Op 8 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord en diefstal. De verdachte heeft op 3 februari 2023 in Bergambacht zijn toenmalige vriendin meermalen met een mes gestoken, waarbij hij haar een nacht en ochtend aan haar lot overliet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, gezien het feit dat hij bewust naar een mes zocht en dit gebruikte om de aangeefster te verwonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzet had op de dood van de aangeefster, wat leidde tot de bewezenverklaring van poging tot moord. Daarnaast heeft de verdachte op 4 februari 2023 goederen van de aangeefster, waaronder een auto en elektronica, weggenomen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die de gevolgen van de steekpartij heeft ondervonden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/035066-23
Datum uitspraak: 8 november 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 2000 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 15 mei 2023, 9 augustus 2023 (beide pro forma) en 25 oktober 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie P. de Mos en van hetgeen door de raadsman van de verdachte B.J. de Deugd en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 3 februari 2023 te Bergambacht, gemeente Krimpenerwaard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [slachtoffer] (meermalen) (met kracht) met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, heeft gestoken in de buik en/of de borst en/of de romp en/of het gezicht en/of de hals/nek, althans in het lichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 4 februari 2023 te Bergambacht, gemeente Krimpenerwaard, een auto (merk Peugeot, [kenteken 1] ) en/of een laptop (merk Apple) en/of een camera (merk MI) en/of een of meerdere mobiele telefoon(s) (merk iPhone), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

3.Bewijsoverwegingen

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van zowel de onder feit 1 impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord als de onder feit 2 ten laste gelegde diefstal.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het onder feit 1 impliciet primair ten laste gelegde bepleit, vanwege het ontbreken van voorbedachte raad. Met betrekking tot de onder feit 2 ten laste gelegde diefstal is ook vrijspraak bepleit omdat de verdachte geen oogmerk heeft gehad op de wederrechtelijke toe-eigening.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn – Gouda, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 226).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] opgemaakt op 4 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 55-57):
Plaats delict [adres 2] , binnen de gemeente Krimpenerwaard.
Op vrijdag 3 februari 2023 om ongeveer 20.30 uur, was ik thuis met mijn vriend,
[verdachte] . Ik voelde dat ik werd gestoken in mijn hals, in mijn wang en in mijn mond. Ook voelde ik dat ik werd gestoken in mijn rechter borst en in mijn zij en middel.
De dag erna, in de loop van de ochtend, hoorde ik dat hij tegen mij zei dat wij het
beste allebei dood konden gaan en hij vroeg mij hoe ik het liefst dood wilde gaan en ik hoorde dat [verdachte] zei dat een kussen waarschijnlijk de beste manier zou zijn. Ik zag dat hij een kussen aanwees of vast pakte en een soort beweging maakte waaruit ik het idee kreeg dat hij het kussen op mijn hoofd wilde drukken om mij zo te laten stikken.
2. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangifte van [slachtoffer] opgemaakt op 7 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 122-125):
A: Ik was aan het vechten voor mijn leven. Op een zeker moment werd ik door [verdachte] naar de grond gestoten. Voordat ik viel was ik al twee á drie keer gestoken met het mes. Toen ik op de grond viel pakte [verdachte] mijn polsen. Ik voelde dat ik in mijn buik was gestoken. Ik voelde dat [verdachte] veel druk zette op mijn buik. [verdachte] begon zijn koffer te pakken. Hij kwam ook een paar keer kijken of ik nog ademde en hij voelde aan mijn pols. Hij zei toen: ‘ik weet niet hoe lang het nog duurt voordat je dood gaat’. Hij zag dat ik aan het lijden was. Hij vroeg of hij mij moest doodsteken om mij uit mijn lijden te verlossen.
V: Waar was [verdachte] ?
A: Hij was bezig zijn koffer in te pakken en zijn schoenen schoon te maken. Daarna trok hij de stekker uit het camerasysteem.
V: Hoe kwam [verdachte] aan uw telefoon?
A: Ik had mijn telefoon op het nachtkastje gelegd. Hier had hij hem zelf vanaf gepakt toen ik op de grond lag te bloeden.
A: Eigenlijk zag ik niet hoe en weet ik niet wanneer hij het mes pakte omdat het donker was in de kamer. Ik was bezig met een T-shirt aantrekken. Ik voelde dat hij mij benaderde. Ik stond met mijn rug naar hem toe. Hij stak mij eerst in mijn gezicht en hals.
3. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 16 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 139-147):
Naar aanleiding van een steekincident gepleegd op vrijdagavond 3 februari 2023, te [adres 2] , heb ik beelden bekeken, welke opgenomen waren met een witte camera welke in de woning was geplaatst.
22:21:16 uur:
Ik zag dat de man op stond, hij was alleen gekleed in zijn onderbroek. Hij pakte een broek en trok deze aan. Hierna pakte hij andere kledingstukken en ging verder met aankleden. Ik zag dat hij het licht van zijn telefoon gebruikte.
Ik zag dat de man een tas van de grond op pakte en deze op het bed plaatste. Ik zag dat hij iets van de grond pakte en dit in zijn rechter broekzak stopte. Daarna bukte de man zich weer en pakte iets met zijn linkerhand en stopte dit in zijn linker broekzak. Dit voorwerp was langwerpig met aan de achterzijde donker, gelijkend op het handvat van een mes.
22:31:09 uur:
De vrouw stapte uit het bed en deed het licht aan. Ze liep vervolgens terug naar het bed waar zij zich ging aankleden. Ze stond met haar rug naar de man toe gekeerd.
Ik zag dat toen de vrouw zich aan het aankleden was, de man een keer over de rug van de vrouw streelde. De vrouw trok vervolgens een t-shirt aan, terwijl de man achter haar stond, ik zag dat zijn hand ter hoogte van zijn linker broekzak was. Ik zag dat hij iets uit zijn linker broekzak haalde wat er lang en dun uitzag, gelijkend op een lang mes.
Hierna trok de man de vrouw achterover naar de grond en verdwenen ze uit het zicht van de camera. Ondanks dat het geluid slecht was, was er wel het gegil en het gehuil van de vrouw te horen, ook het geblaf van de hond.
Ik zag dat tijdens de val, de man diverse keren stekende beweging maakte, de vrouw was niet te zien op de beelden. Omdat de man en de vrouw met de rug naar de camera stonden, was er op de beelden alleen te zien dat de bewegingen ter hoogte van de borst van de vrouw waren. Op de beelden zag ik dat de man in totaal twaalf keer een stekende beweging maakte naar de vrouw.
22:34:08 uur:
Beiden kwamen in het zicht van de camera waarbij de man en de vrouw in een worsteling waren. Ik zag dat de vrouw wederom door de man achterover werd getrokken. Hierbij hield de man nog steeds het lange voorwerp in zijn linker hand vast. Ik zag dat de man wederom stekende bewegingen maakte in de richting van de vrouw. De vrouw ligt buiten het zicht van de camera op de grond bij het nachtkastje. Het gegil van de vrouw was nog steeds te horen.
4. Een geschrift, te weten de letselbeschrijving betreffende [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1992, opgemaakt op 20 april 2023, voor zover inhoudende (p. 189-193):
Het Erasmus Medisch Centrum (EMC) vermeldt op 04-02-2023 bij binnenkomst op de Spoedeisende hulp en daarna bij opname op de afdeling Traumachirurgie het volgende letsel te hebben gezien:
a- Steekwond ter hoogte van de rechter kaak van circa 3 cm lengte;
b- Steekwond in de hals rechts met een lengte van circa 2 cm;
c- Steekwond van circa 2 cm bij de rechter borst;
d- Steekwond op de rechterflank bij de overgang van borst naar buik, circa 4 cm lengte, waardoor ook een scheurwond van de lever is ontstaan;
e- Steekwond aan de handpalmzijde bij de duim basis (rechts of links?) van circa 1 cm lengte.
Bij verder beeldvormend onderzoek werd een scheurwond in de lever gezien en een botbreuk van een rib rechts, waarschijnlijk passend bij de steekverwonding in de rechter flank.
Daarnaast werd een scheurwond gezien rechts in de hals net onder de onderkaak van de weke delen in de buurt van de oorspeekselklier (glandula parotis).
Bespreking van het letsel
Bij betrokkene werden vooral steekwonden gezien bij de rechter kaak (1), rechts in de hals (2), bij de rechter borst (5), in de rechter flank vlak onder de rechter borst (6), in de linker flank (9) en bij beide duimen (13 en 14).
Daarnaast is er sprake van 2 kleinere en minder diepe huidonderbrekingen op de rechter borst (7) waarbij vermoedelijk alleen opperhuid is doorkliefd. In het gebied van borsten, buik en rechter arm is sprake van een aantal kraswonden die al dan niet gebloed hebben (8, 15, 16, 17 en 18).
De hoeveelheid en uitgebreidheid van de steekwonden duidt op herhaald uitwendig mechanisch geweld op het lichaam met een scherp voorwerp.
Gevaarzetting
Snijden/steken met een scherprandig voorwerp, zoals bijvoorbeeld een mes, in de hals, de borst of de buik impliceert een aanmerkelijk risico op het veroorzaken van (acuut) levensbedreigend letsel.
Op korte termijn bestaat o.a. het risico van bloeding vanuit een bloedvat of een orgaan zoals de grote halsslagaders die naar het hoofd en de hersenen toe lopen, hart, longen, lever, nieren of andere buikorganen en daardoor potentieel overlijden, zeker zonder medisch ingrijpen. Zoals uit de informatie van het EMC valt op te maken was bij betrokkene sprake van een scheurwond in de lever en ook in de hals in de onderliggende weefsels.
Op iets langere termijn kunnen potentieel levensbedreigende complicaties optreden in de vorm van infecties van vitale organen in de buikholte met micro-organismen die vanuit de buitenwereld via het steekkanaal in de steriele ruimte werden gebracht.
Zoals uiteengezet in de paragraaf over gevaarzetting bestaat bij steekletsel op de bij betrokkene beschreven locaties een aanmerkelijk risico op het veroorzaken van (acuut) levensbedreigend letsel.
5. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 5 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 102-103):
Op zondag 5 februari 2023 om 09.40 uur, was ik belast met het doorzoeken van de personenauto welke was voorzien van het Slowaakse [kenteken 2] . Deze auto betrof een grijskleurige Peugeot. De Peugeot is op 4 februari 2023 in beslag genomen nadat [verdachte] was aangehouden.
Ik zag dat in de kofferbak de volgende goederen lagen;
- Een goud/bruin kleurige koffer met inhoud.
Ik zag dat in de koffer onder andere de volgende goederen bevonden;
- Een witte Apple laptop
- Een witte camera
- Twee Iphone telefoons
Ik zag dat zich op de witte camera diverse bloedsporen bevonden.
6. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 4 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 22):
V: In wat voor een voertuig reed jij?
A: Een Peugeot station.
V: En van wie is dat voertuig?
A: Van mijn vriendin [slachtoffer] .
7. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 5 februari 2023, opgemaakt op 5 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 32-41):
V: Je vertelde gisteren dat je een koffer had ingepakt, kun je nogmaals aangeven wat er allemaal in de koffer zat?
A: De kleding. Een laptop, twee telefoons. Het mes.
V: Van wie waren de twee telefoons?
A: van [slachtoffer]
V: Van wie was de laptop?
A: Ook van haar.
V: Kun jij mij meenemen naar het moment dat je besluit om de koffer te gaan inpakken?
A: Dat was na de steekpartij.
V: In de koffer troffen wij een camera aan, aan deze camera zat bloed, van wie is die camera?
A: Van [slachtoffer]
V: Wie heeft de koffer in de auto gedaan?
A: Ik
V: Volgens [slachtoffer] zou jij hebben gezegd dat het op iemand zijn gezicht drukken met een kussen, een makkelijke dood zou zijn. Of in ieder geval woorden van gelijke strekking, wat kun jij hierover verklaren?
A: Ja ze had pijn. Ze wilde eigenlijk blijven zitten. Maar als je pijn hebt dan kun je beter gelijk de pijp uit gaan. Ik dacht in een oplossing.
De hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen zijn - ook in onderdelen - slechts gebruikt ten aanzien van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Feit 1: poging tot moord
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte de aangeefster op de avond van 3 februari 2023 meermaals met een mes heeft gestoken, onder meer in haar gezicht, hals, borst en buik. Aangeefster heeft hierbij letsel opgelopen waaraan zij had kunnen overlijden. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van dodelijk letsel bij aangeefster dat het niet anders kan dan dat de verdachte opzet had op haar dood. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of bij de verdachte sprake was van voorbedachte raad om aangeefster om het leven te brengen.
Juridisch kader voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet vast komen te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat.
Het oordeel van de rechtbank
Op de avond van het steekincident hadden de verdachte en aangeefster ruzie in hun woning. Zij zijn op enig moment in bed beland. Rond 22:21 uur is de verdachte uit bed gestapt, heeft zijn kleren aangetrokken en heeft met zijn zaklamp gezocht naar spullen, waaronder een mes dat naast zijn bed lag. Dit mes heeft hij in zijn broekzak gestopt. Naar het oordeel van de rechtbank kan worden vastgesteld dat vanaf het moment dat de verdachte tussen zijn spullen bewust naar het mes zocht, een voornemen bestond om aangeefster van het leven te beroven.
Dat de verdachte zijn voorgenomen besluit niet heeft verlaten, blijkt uit het feit dat hij omstreeks 22:31 uur daadwerkelijk heeft gepoogd aangeefster om het leven te brengen. Om 22:31 uur is aangeefster opgestaan. Terwijl zij zich naast het bed aankleedde, stond de verdachte naast haar met het mes in zijn broekzak en had hij zijn hand al op het mes. De verdachte stond enkele seconden achter aangeefster te dralen en aaide haar nog even over haar rug. Op het moment dat aangeefster met haar rug naar de verdachte stond gekeerd en haar shirt over haar hoofd trok, heeft de verdachte het mes uit zijn zak gepakt en haar hiermee neergestoken. De rechtbank acht deze handelswijze, gelet op het tijdverloop en de gedragingen en de positie van de verdachte en het moment van steken, niet alleen kalm en vastberaden, maar ook berekenend. Hierna bracht de verdachte aangeefster - in weerloze positie - meerdere messteken op potentieel fatale plekken toe, zoals de zij, de hals, het hoofd en de borst. De rechtbank stelt vast dat de verdachte zich gedurende de periode vanaf het moment van het zoeken naar het mes tot aan de eerste steekhandeling heeft kunnen beraden op zijn voornemen. De verdachte heeft in de genoemde tijdspanne van ongeveer tien minuten de gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Op grond van het bewust zoeken naar het mes, het daaropvolgende tijdsverloop en de berekenende handelwijze stelt de rechtbank vast dat het handelen van de verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
Ook uit het handelen van de verdachte na de steekpartij blijkt dat hij weloverwogen heeft gehandeld hetgeen bevestigt dat hij zich had voorgenomen om aangeefster te doden. Zo heeft de verdachte de gehele nacht en ochtend doorgebracht naast zijn bloedende vriendin, zonder hulpdiensten in te schakelen of medische hulp te bieden. Integendeel, hij heeft de in de woning hangende camera, waarop de beelden van de steekpartij bleken te staan, na het steken direct losgekoppeld. Hij heeft zijn koffer ingepakt met niet alleen spullen van hemzelf en deze camera, maar ook de telefoons en laptop van aangeefster. Dit zijn specifiek apparaten waarmee zij zelf om hulp had kunnen vragen. De verdachte heeft zelfs verklaard dat hij dacht dat aangeefster in de loop van de nacht wel zou sterven en dat hij heeft aangeboden haar uit haar lijden te verlossen. Bovendien heeft de verdachte in de loop van de nacht en ochtend wel uitgebreid WhatsApp-contact gehad met zijn vader en huisbaas, alsook met een vriend, die hij nota bene onder meer vraagt om pleisters voor zijn eigen vingers, terwijl zijn vriendin op dat moment in kritieke bloedende toestand naast hem lag.
Dit alles geeft geen blijk van een door de verdachte gestelde toestand van shock waarin hij zich na het steken zou hebben bevonden, maar wijst, integendeel, op kalm en doordacht handelen.
Er zijn geen contra-indicaties aannemelijk geworden die aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2: Diefstal
Voor wat betreft de ten laste gelegde diefstal merkt de rechtbank op dat het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening blijkt uit het handelen van de verdachte dat hiervoor is beschreven. De verdachte heeft de woning, met de door hem ingepakte spullen van aangeefster en met haar auto, verlaten. De verdachte heeft deze goederen aldus aan de feitelijke heerschappij van aangeefster onttrokken en hier als heer en meester over beschikt.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1
hij op 3 februari 2023 te Bergambacht, gemeente Krimpenerwaard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, [slachtoffer] meermalen (met kracht) met een mes heeft gestoken in de buik en de borst en de romp en het gezicht en de hals, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 4 februari 2023 te Bergambacht, gemeente Krimpenerwaard, een auto (merk Peugeot, [kenteken 1] ) en een laptop (merk Apple) en een camera en meerdere mobiele telefoons (merk iPhone), die aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat aan de verdachte op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een contactverbod wordt opgelegd met betrekking tot de aangeefster voor de duur van vijf jaren, met een week hechtenis per overtreding (maximaal zes maanden hechtenis). De officier van justitie heeft tevens de dadelijke uitvoerbaarheid van dit contactverbod gevorderd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie disproportioneel is. Hij heeft verzocht aan de verdachte, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden en zijn blanco strafblad, een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord op zijn toenmalige vriendin. Hij heeft haar in hun eigen woning vele malen met een mes gestoken en haar een nacht en ochtend aan haar lot overgelaten, voordat hij zelf met haar spullen is vertrokken. Dat het slachtoffer dit heeft overleefd, is een gelukkige omstandigheid die niet aan het handelen van de verdachte te danken is. De verdachte heeft geprobeerd om het slachtoffer, die zich bij hem juist veilig zou moeten voelen, het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, te ontnemen. Vervolgens heeft hij haar gedurende lange tijd aan haar verwondingen laten lijden. Hij heeft hij naar eigen zeggen oplossingsgericht gehandeld maar dacht hierbij echter alleen aan een oplossing voor zichzelf en heeft in dat kader zelfs persoonlijke spullen van het slachtoffer gestolen. Het slachtoffer heeft een nacht en ochtend zwaar gewond in haar eigen woning gelegen. Zij verkeerde al die tijd in doodsangst. Met zijn handelen heeft de verdachte de aangeefster niet alleen lichamelijk letsel toegebracht waarvan zij heeft moeten revalideren, maar ook psychisch leed aangedaan. Het slachtoffer is, zoals zij het in haar slachtofferverklaring verwoordde, letterlijk en figuurlijk getekend voor het leven. De littekens op haar gezicht en haar lichaam zullen haar blijvend herinneren aan hetgeen haar is aangedaan.
Met zijn handelen heeft de verdachte ook de samenleving als geheel geschokt. De verhuurder heeft het slachtoffer bebloed aangetroffen en is met de gevolgen van de steekpartij geconfronteerd. Het handelen van de verdachte zal bij hem, maar ook bij anderen die daarvan op de hoogte zijn geraakt, gevoelens van angst en onveiligheid hebben veroorzaakt. Ook in algemene zin brengt een steekpartij – ook als deze geen dodelijke afloop kent – voor het grote publiek dat gevoel van onveiligheid met zich mee.
Uit de aard en de ernst van het eerste feit volgt dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur. Voor het bepalen van die duur, neemt de rechtbank in acht dat moord tot de zwaarste categorie strafbare feiten die de wet kent behoort. De wetgever heeft voor dit misdrijf als maximumstraf een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf van dertig jaren vastgesteld. Het gedrag dat tot toepassing van de strafbepaling leidt kan vele verschillende vormen aannemen, zodat in ieder concreet geval dient te worden nagegaan welke mate van ernst daaraan uit een oogpunt van straftoemeting moet worden toegekend. Binnen de rechtspraak bestaan voor dit misdrijf dan ook geen landelijke oriëntatiepunten. Dat neemt niet weg dat de rechtbank zich zal beraden op een algemeen vertrekpunt dat als basis kan dienen voor een beslissing over de strafmaat in deze concrete zaak.
Daarvoor is onder meer van belang het kennisnemen van beslissingen over straffen die in het recente verleden zijn opgelegd voor een enkelvoudige moord. Voor een moord in de relationele sfeer worden tegenwoordig gevangenisstraffen van tussen de veertien en achttien jaren opgelegd. De rechtbank zal dit dan ook als algemeen vertrekpunt nemen.
Voor poging tot moord is het strafmaximum vastgesteld op twee derde van de straf op moord, dus uitgaande van het hiervoor genoemde vertrekpunt voor een moord in de relationele sfeer (veertien tot achttien jaren) is het vertrekpunt voor een poging daartoe twee derde daarvan, te weten (afgerond naar beneden) negen tot twaalf jaren.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 9 oktober 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van 9 mei 2023 en de aanvulling hierop van 2 oktober 2023, opgesteld door dr. [naam] , klinisch psycholoog (hierna: [naam] ) en de reclasseringsadviezen van 22 mei 2023 en 13 oktober 2023.
[naam] komt – kort gezegd – tot de conclusie dat de verdachte vanuit een vermijdende coping en een sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand weinig lijkt te herinneren van het hem ten laste gelegde. Dit levert vanuit gedragskundig oogpunt onvoldoende informatie om gefundeerde, op de persoon gerichte uitspraken te doen over het recidiverisico. Over dit risico is ook volgens de reclassering moeilijk een inschatting te maken nu er geen eerder justitiecontact voor een agressief feit is geweest en de verdachte verder onbekend is met agressief gedrag. Uit de rapportages en adviezen blijkt meermaals dat het moeilijk is om tot conclusies te komen doordat de verdachte zich veel details van de bewezen verklaarde feiten niet meer zegt te kunnen herinneren of geen commentaar heeft willen geven. [naam] komt wel tot de conclusie dat het ten laste gelegde volledig aan de verdachte kan worden toegerekend.
Op grond van de rapportages van [naam] komt de rechtbank tot de conclusie dat de bewezen verklaarde feiten verdachte volledig kunnen worden toegerekend.
De rechtbank neemt verder in acht dat de verdachte een jongvolwassen man is. Hij is nu 23 jaar oud, ten tijde van het delict was hij 22, en de jonge leeftijd van de verdachte weegt enigszins in strafmatigende zin mee.
Anderzijds weegt de rechtbank in enigszins strafverzwarende zin mee dat de verdachte op geen enkel moment enige vorm van empathie heeft getoond voor het slachtoffer of van oprecht berouw over wat hij heeft aangericht. Het is hem niet alleen niet gelukt om een doorleefde gevoelsreflectie te geven, maar hij heeft zich op verschillende momenten zelf ook ‘slachtoffer’ genoemd. Ook deskundigen hebben dit gedrag niet kunnen duiden. De verdachte heeft de steekpartij weliswaar bekend, maar heeft vooral benadrukt wat hij zich niet meer kan herinneren en niet meer weet. In zoverre heeft hij geen oprechte verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden.
StrafAlles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Gelet op de lange duur van de gevangenisstraf ziet de rechtbank geen aanleiding om een contactverbod in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 37.500,- bestaande uit € 25.000,- immateriële schade en € 12.500,- materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij toegewezen kan worden voor een bedrag van € 31.000,- bestaande uit € 6.000,- materiële schade en € 25.000,- immateriële schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren voor een deel van € 6.500,00 van de materiële schade. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman bepleit dat dit bedrag gematigd dient te worden tot een bedrag van € 6.000,-.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Hoewel uit het dossier geen onderbouwing van de materiële schade naar voren is gekomen, is bij het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de benadeelde partij en de verdediging met betrekking tot de materiële schade tot een vergelijk zijn gekomen voor een bedrag van € 6.000,-. Dat deel van de vordering zal daarom worden toegewezen. Voor de overige € 6.500,- wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bewezen verklaarde feiten. De benadeelde partij is in haar eigen woning aangevallen met een mes waardoor er een levensbedreigende situatie is ontstaan die nog de hele nacht en volgende ochtend heeft voortgeduurd. De benadeelde partij heeft littekens aan het voorval overgehouden en ervaart nog steeds angstgevoelens. De rechtbank is op grond van de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de gevolgen ervan, – mede gelet op wat in soortgelijke zaken wordt toegekend – van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 25.000,- aan schadevergoeding volledig toewijsbaar is.
Conclusie
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank de vordering zal toewijzen tot een bedrag van € 31.000,-, bestaande uit € 6.000,- materiële schade en € 25.000,- immateriële schade. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 3 februari 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder 3.5. bewezen verklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover het slachtoffer aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 31.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 februari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen bijkomende straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 289 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
poging tot moord;
ten aanzien van feit 2:
diefstal;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (TIEN) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 31.000,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 3 februari 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de veroordeelde op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 31.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 februari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 190 dagen, waarbij de toepassing van gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Diepenhorst, voorzitter,
mr. M.T. Paulides, rechter,
mr. J. Herfkens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. van Beelen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 november 2023.