ECLI:NL:RBDHA:2023:16776
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan geldige ingebrekestelling in asielprocedure
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag. De rechtbank had eerder, op 2 juni 2022, bepaald dat de Staatssecretaris opnieuw moest beslissen op de aanvraag van eiseres. Eiseres stelt nu dat de Staatssecretaris in gebreke is gebleven en dat zij daarom beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft echter geen zitting gehouden, omdat partijen geen behoefte hadden aan een zitting en het onderzoek heeft gesloten.
De rechtbank overweegt dat, voordat een beroep kan worden ingesteld wegens het niet tijdig beslissen, de betrokkene een ingebrekestelling moet indienen. Dit houdt in dat de betrokkene het bestuursorgaan schriftelijk moet verzoeken om binnen twee weken alsnog te beslissen op de aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen geldige ingebrekestelling heeft ingediend. De brief van 8 september 2022, die eiseres als ingebrekestelling beschouwt, bevatte niet de vereiste elementen om als zodanig te worden aangemerkt. De aanhef van de brief sprak over de voortgang van de asielprocedure en niet over het niet tijdig beslissen.
Aangezien er geen sprake is van een geldige ingebrekestelling, voldoet het beroep niet aan de voorwaarden voor ontvankelijkheid. De rechtbank heeft daarom het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 8 augustus 2023.