ECLI:NL:RBDHA:2023:16742

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
23_2845
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om overbrenging vanuit Afghanistan naar Nederland voor coördinator schoonmaakdienst

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een vrouw uit Afghanistan, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor overbrenging naar Nederland. Eiseres heeft van 22 december 2008 tot 30 april 2017 gewerkt als coördinator van de schoonmaakdienst voor de European Union Police Mission in Afghanistan (EUPOL). De aanvraag werd afgewezen door de minister van Buitenlandse Zaken, die stelde dat eiseres niet voldeed aan de criteria voor overbrenging, omdat zij niet onder de groepen viel die in aanmerking komen voor evacuatie. De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2023 behandeld, waarbij eiseres via een telefoonverbinding deelnam. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij structureel substantiële werkzaamheden heeft verricht voor een Nederlandse functionaris van EUPOL en dat haar functie niet voor het publiek zichtbaar was. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag terecht was en dat er geen schending van het evenredigheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel is. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2845

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Afghanistan, eiseres

(gemachtigde: mr. F.W. Verbaas),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Asperen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 29 juni 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 maart 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2023 op zitting behandeld. Eiseres heeft via telefoonverbinding deelgenomen. De gemachtigde van eiseres was aanwezig. Als tolk was A. J. Omarkhel aanwezig. Verder waren [naam 1] en [naam 2] aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [naam 3] .

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft verweerder verzocht om haar en haar familie over te brengen vanuit Afghanistan naar Nederland. Zij stelt dat zij als coördinator van de schoonmaakdienst van 22 december 2008 tot en met 30 april 2017 heeft gewerkt voor de European Union Police Mission in Afghanistan (EUPOL). Het verzoek is afgewezen door verweerder. Verweerder stelt dat eiseres niet valt onder een van de groepen die voor overbrenging naar Nederland in aanmerking komt. Zij is niet opgeroepen in de acute evacuatiefase en ook valt zij niet onder een van de twee groepen waarvoor een speciale voorziening is getroffen. Zij heeft niet aangetoond dat zij structureel substantiële werkzaamheden heeft verricht voor een Nederlandse functionaris van EUPOL. Ook was eiseres volgens verweerder niet werkzaam in een voor het publiek zichtbare functie. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres daarom kennelijk ongegrond verklaard en afgezien van het horen van eiseres in de bezwaarfase.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres stelt dat zij voor overbrenging in aanmerking komt. Zij heeft langer dan een jaar structureel substantiële werkzaamheden voor Nederlandse functionarissen van EUPOL op het hoofdkwartier verricht. Zij coördineerde daar de schoonmaakwerkzaamheden van zowel de kantoorvertrekken als de privévertrekken van de aanwezige Nederlandse EUPOL medewerkers. Omdat zij daar een lange periode heeft gewerkt en omdat Nederland een substantiële bijdrage leverde aan EUPOL, betekent dit dat eiseres per definitie heeft gewerkt voor Nederlandse medewerkers van EUPOL, en eveneens dat dit substantieel was. Volgens eiseres is wel sprake van een voor het publiek zichtbare functie. De schoonmakers die door haar gecoördineerd werden werkten zowel op het hoofdkwartier van EUPOL als op het Police Staff College. Op beide locaties waren regelmatig bezoekers van buitenaf aanwezig. Het Police Staff College werd dagelijks bezocht door honderden studenten. Bovendien is eiseres ook zichtbaar aanwezig geweest bij feestjes die voor EUPOL medewerkers waren georganiseerd en die door een breder publiek werden bezocht. Ook zijn foto’s van diverse ceremonies gepubliceerd op social media accounts van EUPOL en was de Afghaanse media regelmatig aanwezig op de compound. Ook heeft er over haar een artikel gestaan in het EUPOL-krantje. Eiseres stelt daarnaast dat de voorwaarde van publieke zichtbaarheid onevenredig is. [naam 4] stelt in zijn brief van februari 2023 dat de term “voor het publiek zichtbare functie” niet werkt omdat geen van de medewerkers van EUPOL dat in het geheim kon zijn. Deze voorwaarde is ook geen geschikt en noodzakelijk middel om de kring van EUPOL medewerkers die gevaar lopen af te bakenen. Eiseres doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Zij heeft een lijst overgelegd van EUPOL medewerkers die wel zijn geëvacueerd. Daaronder bevinden zich diverse personen die behoren tot een categorie waarvan verweerder nu van mening is dat deze niet een voor het publiek zichtbare functie uitoefenden, bijvoorbeeld schoonmakers en coördinatoren. Eiseres voert aan dat verweerder in het kader van de evenredigheid had moeten meewegen dat over haar een artikel is gepubliceerd in een blaadje van EUPOL, dat zij vroegtijdig een aanvraag heeft gedaan en dat haar man bedreigd wordt door de Taliban. Volgens eiseres is er ruimte voor toepassing van het evenredigheidsbeginsel in het individuele geval. Eiseres doet ook een beroep op het vertrouwensbeginsel. Zij heeft telefonisch de toezegging gekregen dat zij geëvacueerd zou worden. Er is gezegd dat zij moest wachten op een oproep om naar het vliegveld te gaan. Hieruit volgt dat zij op de evacuatielijst stond. Ten slotte voert eiseres aan dat zij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Het beleid en toetsingskader voor overbrenging van personen uit Afghanistan is neergelegd in de Kamerbrief van 11 oktober 2021 [1] . In die brief wordt een speciale voorziening getroffen voor twee afgebakende groepen die, naast personen die ten tijde van de acute evacuatiefase al waren opgeroepen, voor overbrenging naar Nederland in aanmerking komen.
4.1.
Het gaat hierbij om medewerkers (en hun kerngezinnen) van een ten laste van de begroting van Buitenlandse Zaken/Buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking gefinancierd project op het gebied van sociale vooruitgang, vrede en veiligheid of duurzame ontwikkeling.
4.2.
Ook personen (en hun kerngezin) die in de afgelopen twintig jaar hebben gewerkt voor Defensie of EUPOL in Afghanistan in een voor het publiek zichtbare functie komen in aanmerking. Zij moeten kunnen aantonen dat zij ten minste een jaar structureel substantiële werkzaamheden hebben verricht voor Defensie en/of voor een Nederlandse functionaris EUPOL.
4.3.
Over dit beleid heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) twee richtinggevende uitspraken [2] gedaan. Geoordeeld is dat het gaat om buitenwettelijk en begunstigend beleid, waarbij het kabinet veel beleidsruimte heeft. Het stond het kabinet daarom vrij om vereisten vast te stellen zodat de groepen waarop de begunstiging van toepassing is duidelijk konden worden afgebakend. Aan personen die buiten dit beleid vallen, wordt niets onthouden waar zij anders wel recht op zouden hebben. Als de minister de overkomst van personen die buiten dit beleid vallen niet faciliteert, schendt hij niet hun fundamentele rechten. Ook niet als de Taliban dat mogelijk wel doen. [3] Een beroep op het recht op leven en het verbod op een onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in het EVRM en het IVBPR slaagt niet omdat deze verdragen Nederland niet verplichten tot evacuatie van personen. [4] Het beleid is niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. [5]
4.4.
Bij de toepassing van het beleid moet er wel aandacht zijn voor gevallen waarin ‘iemand bijvoorbeeld net niet onder de omschrijving van een groep in het beleid valt, en dit tot een inconsistente toepassing van het beleid leidt waarvoor geen goede motivering gegeven is’. [6]
4.5.
Ook mag de minister niet strikt vasthouden aan de minimumperiode van een jaar als zich bijzondere omstandigheden voordoen. [7] Dat is het geval als gezegd kan worden dat die persoon door de aard van de werkzaamheden (high profile) in een kortere periode zodanig in een voor het publiek zichtbare functie is geweest dat consistente toepassing van dit vereiste meebrengt dat zijn situatie vergelijkbaar is met een persoon die daarin ten minste een jaar heeft gewerkt.
5. De rechtbank zal wat in beroep is aangevoerd beoordelen aan de hand van het hiervoor onder 4. weergegeven kader.
5.1
Eiseres heeft niet aangetoond dat zij ten minste één jaar structureel werkzaamheden heeft verricht voor een Nederlandse functionaris van EUPOL. Zij heeft namelijk niet specifiek voor een Nederlandse functionaris van EUPOL gewerkt. Als coördinator van de schoonmaakdienst werkte zij ten behoeve van alle medewerkers van EUPOL. Dat haar werk ook ten goede is gekomen aan Nederlanders die bij EUPOL hebben gewerkt, is niet voldoende. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de speciale voorziening is bedoeld voor mensen die bepaalde werkzaamheden verrichtten specifiek voor een bepaalde functionaris, waardoor de persoon voor het publiek geassocieerd werd met de missie. Het gaat dan bijvoorbeeld om tolken. Een coördinator van de schoonmaakdienst valt hier, net als een schoonmakers, niet onder. Er was daarom geen sprake van een samenwerking met een Nederlandse functionaris van EUPOL zoals is bedoeld in de Kamerbrief. De verklaringen van medewerkers van EUPOL over de werkzaamheden van eiseres, waaronder die ter zitting door [naam 2] is afgelegd, maken dat niet anders. Ook werkte eiseres niet in een voor het publiek zichtbare functie zoals is bedoeld in de Kamerbrief. Het betoog van eiseres dat de voorwaarde niet evenredig is, omdat geen van de medewerkers van EUPOL dat in het geheim kon zijn en het geen geschikt en noodzakelijk middel is om de kring van EUPOL medewerkers die gevaar lopen af te bakenen, slaagt niet. Het gaat er niet om dat bekend was of bekend kon zijn dat iemand werk voor Defensie verrichtte of voor EUPOL werkte. Niet is voldoende dat mensen konden zien dat iemand bijvoorbeeld een bepaald gebouw binnenging, of dat een bezoeker of andere werknemers iemand mogelijk in het gebouw heeft kunnen zien. Ook de zichtbaarheid in (sociale) media is niet voldoende om te kunnen spreken over een voor het publiek zichtbare functie. Zoals hiervoor is overwogen moet het gaan om een functie waardoor de betreffende persoon door het publiek geassocieerd werd met de missie. Daarvan is bij de werkzaamheden die eiseres verrichtte geen sprake.
5.2
Uit het voorgaande volgt dat niet gezegd kan worden dat eiseres net buiten de omschrijving van de doelgroep valt waarvoor de speciale voorziening is getroffen, zodat er geen sprake is van een inconsistente toepassing van het beleid. Dat eiseres zwaarwegende belangen heeft, dat over haar een artikel is gepubliceerd in een blaadje van EUPOL, dat zij vroegtijdig een aanvraag heeft gedaan en dat haar man bedreigd wordt door de Taliban, heeft verweerder gezien het beoordelingskader niet hoeven meewegen. Uit de uitspraak van de Afdeling [8] volgt dat de mate van gevaar die een aanvrager stelt te lopen niet kan worden meegewogen. Dat geldt ook voor andere aangevoerde bijzondere individuele omstandigheden. Het betoog van eiseres dat deze uitspraak hier niet van toepassing is, omdat in zekere mate sprake is van een werkgeversrelatie, volgt de rechtbank niet.
5.3
Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Eiseres stond niet op de evacuatielijst, wat betekent dat de evacuatie niet is geaccordeerd. Uit het feit dat zij en haar gezin mogelijk wel zijn gevraagd hun paspoort gereed te houden, zodat zij snel zouden kunnen handelen als er toestemming voor evacuatie kwam, kan geen concrete toezegging worden afgeleid.
5.4
Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel slaagt ook niet. Eiseres heeft met het overleggen van de lijst met namen van personen die zich inmiddels in Nederland bevinden, niet onderbouwd dat sprake is van gelijke gevallen. Daarbij is van belang dat deze personen kunnen zijn geëvacueerd tijdens de evacuatiefase, of zijn overgebracht na de evacuatiefase omdat zij tijdens de evacuatie al waren opgeroepen. Verder kunnen personen naar Nederland zijn gekomen op basis van de zogenoemde tolkenregeling.
5.5
De rechtbank is van oordeel dat de hoorplicht in de bezwaarfase niet is geschonden, omdat verweerder op basis van alle beschikbare informatie die hij ten grondslag heeft gelegd aan zijn besluit, tot het oordeel heeft kunnen komen dat eiseres niet voldoet aan de criteria. Op de zitting zijn er geen nieuwe omstandigheden naar voren gekomen die dit anders maken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder zich niet hoeft in te spannen om eiseres en haar gezin over te brengen naar Nederland. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Kamerbrief 11 oktober 2021, Kamerstukken II 2021/22, 27925, nr. 860.
2.Uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, van 22 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:718 en ECLI:NL:RVS:2023:719.
3.ECLI:NL:RVS:2023:718 overweging 4. en 4.2.
4.ECLI:NL:RVS:2023:718 overweging 4.4.
5.ECLI:NL:RVS:2023:718 overweging 4.2 en ECLI:NL:RVS:2023:719 overweging 5.1.
6.ECLI:NL:RVS:2023:719 overweging 5.1.
7.ECLI:NL:RVS:2023:718 overweging 4.3.