ECLI:NL:RBDHA:2023:16717
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na ongegrondverklaring aanvraag verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, maar wiens aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 11 oktober 2023 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De staatssecretaris heeft daarbij ook bepaald dat de verzoeker niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning, dat hij geen uitstel van vertrek om medische redenen krijgt, en dat hij Nederland onmiddellijk moet verlaten. Tevens is er een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Tegen deze afwijzing heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend, maar met toestemming van partijen is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Het onderzoek is op 2 november 2023 gesloten. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL23.32898) die betrekking heeft op het beroep van de verzoeker. Hierdoor is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier A.P. Kuiters, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.