ECLI:NL:RBDHA:2023:16678
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, dat op 1 augustus 2023 werd genomen, verklaarde de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting die op 27 oktober 2023 plaatsvond in Breda. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser per 3 augustus 2023 met onbekende bestemming is vertrokken, zoals bevestigd door de vreemdelingenpolitie. Dit vertrek, samen met het feit dat eiser niet ter zitting is verschenen en eerder ook al met onbekende bestemming is vertrokken in andere asielprocedures, leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming. Hierdoor heeft eiser geen belang bij de beoordeling van zijn beroep, wat resulteert in de niet-ontvankelijkheid van het beroep.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 oktober 2023 door mr. H. Remerie, in aanwezigheid van griffier mr. W. van Loon. Tegen deze uitspraak kan binnen één week na bekendmaking hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, conform artikel 30b van de Vreemdelingenwet 2000.