ECLI:NL:RBDHA:2023:16672

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
09/031715-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met (bedreiging van) geweld in vereniging

Op 2 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld, gepleegd op 30 januari 2023 in Amsterdam. De verdachte, geboren in 1997 en op dat moment gedetineerd, was betrokken bij een ripdeal waarbij undercoveragenten F975 en F976 onder bedreiging van een vuurwapen werden beroofd van een geldbedrag van € 5.200. Tijdens de zittingen op 10 mei, 24 juli en 19 oktober 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. I.G.M. Oostrom, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. A.M.G. Wolffs, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van het plan om de undercoveragenten te beroven en dat hij een actieve rol speelde in de uitvoering van dit plan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk geweld heeft gebruikt of daarmee heeft gedreigd, wat leidde tot de bewezenverklaring van de diefstal met geweld. De verdachte werd vrijgesproken van het voorhanden hebben van een vuurwapen, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij feitelijke macht over het wapen had. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en kende schadevergoedingen toe aan de benadeelde partijen F975 en F976.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/031715-23
Datum uitspraak: 2 november 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire [inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 10 mei 2023 en 24 juli 2023 (pro forma) en 19 oktober 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.G.M. Oostrom en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.M.G. Wolffs naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 30 januari 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van 5200
euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan de
opsporingsambtena(a)r(en) F975 en/of F976, in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die opsporingsambtena(a)r(en) F975 en/of F976, gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of
(vervolgens) door te laden en/of op en/of in de richting van die
opsporingsambtenaar F975 te richten en/of houden en/of
- ( daarbij) dreigend tegen die opsporingsambtena(a)r(en) F975 en/of F976 te
zeggen: ‘Stap nu die auto uit of ik schiet je door je kankerhoofd’ en/of ‘Jij ook
instappen, anders druk ik deze tegen je aan en schiet ik je’, althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 januari 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met
geweld de opsporingsambtena(a)r(en) F975 en/of F976 heeft gedwongen tot de
afgifte van een geldbedrag van 5200 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan die opsporingsambtena(a)r(en) F975 en/of F976
en/of een derde toebehoorde(n) door:
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of
(vervolgens) door te laden en/of op en/of in de richting van die
opsporingsambtenaar F975 te richten en/of houden en/of
- ( daarbij) dreigend tegen die opsporingsambtena(a)r(en) F975 en/of F976 te
zeggen: ‘Stap nu die auto uit of ik schiet je door je kankerhoofd’ en/of ‘Jij ook
instappen, anders druk ik deze tegen je aan en schiet ik je’, althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking
3
hij op of omstreeks 30 januari 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met anderen, althans alleen, een wapen van categorie II onder 2
en/of categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (semi)
automatisch pistool van het merk Glock, type 17 Gen 4, kaliber 9x19 mm, zijnde een
vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of een vuurwapen in de vorm van
een geweer, revolver en/of pistool, voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en onder 3 ten last gelegde feiten.
Op verdere standpunten van de officier van justitie zal de rechtbank — voor zover van belang — hieronder nader ingaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.
Op verdere standpunten van de raadsvrouw zal de rechtbank — voor zover van belang — hieronder nader ingaan.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage I opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4
Bewijsoverwegingen
Inleiding
Op 30 januari 2023 zijn in Amsterdam twee undercoveragenten van de politie, verbalisant F975 (hierna: F975) en verbalisant F976 (hierna: F976), bij een pseudokoop onder bedreiging van een vuurwapen beroofd van een geldbedrag van € 5.200,-. Kort na deze ‘ripdeal’ werden er vier personen aangehouden op verdenking van betrokkenheid hierbij, waaronder de verdachte.
De handelingen van de verdachte ter plaatse
De ripdeal kan grofweg verdeeld worden in twee ontmoetingsmomenten. Uit het dossier volgt dat de verdachte bij het beide ontmoetingen aanwezig is geweest. Voorafgaand aan de deal hebben de pseudokopers met, naar later blijkt de [medeverdachte 1] , een afspraak gemaakt om vuurwapens te kopen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en verdachte zijn degenen die als eerste verschijnen in de taxi. De verdachte blijft dan in de auto zitten. [medeverdachte 2] heeft de pseudokopers aangesproken en getracht om hen te laten instappen in zijn taxi, zodat ze het geld konden tellen. De pseudokopers gingen hier niet in mee. [medeverdachte 3] heeft vervolgens het geld ‘onderzocht’ en gaf aan [medeverdachte 2] te kennen dat hij het wel gelooft. [medeverdachte 2] heeft hierop contact opgenomen met [medeverdachte 1] en vertrok daarna. Vervolgens start het tweede ontmoetingsmoment. Met de verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] verscheen nu ook [medeverdachte 1] op de ontmoetingsplek. De verdachte en [medeverdachte 1] hebben hierna het voortouw genomen en zijn met de pseudokopers in hun auto gestapt. De verdachte heeft het geldbedrag geteld waarop [medeverdachte 1] zijn meegebrachte vuurwapen heeft doorgeladen waarna vervolgens de ripdeal plaatsvond. De verdachte en [medeverdachte 1] zijn hierop naar de taxi gerend waarin [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] nog steeds zaten te wachten en zijn met hoge snelheid weggereden. Kort hierna zijn de verdachten aangehouden.
De vraag die nu voorligt is of de verdachte kan worden gezien als medepleger van de diefstal met geweld op de verbalisanten.
Juridisch kader medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Rol van de verdachte
De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over zijn betrokkenheid. Aanvankelijk wist hij van niets en is hij ongelukkigerwijs in deze situatie beland, aangezien hij dacht dat de taxichauffeur hem naar familie zou brengen. Later past hij zijn verklaring aan. Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat hij niet wist wat er ging gebeuren en dat aan hem werd gevraagd om in de auto te stappen en geld te tellen. Ook tijdens de zitting blijft hij bij zijn verklaring dat hij niet wist van een plan voor een ripdeal.
De rechtbank is echter van oordeel dat de verdachte wel degelijk op voorhand wetenschap had van wat er stond te gebeuren en overweegt hiertoe als volgt.
Uit de snapchatgesprekken in het dossier komt naar voren dat de verdachte deel neemt aan gesprekken die gaan over de ripdeal. Zo neemt hij deel aan het Snapchat gesprek van 30 januari 2023 tussen 13.17 en 16.21 uur. In dit gesprek wordt een screenshot van ander snapchat gesprek met als titel Scorp en Glock gestuurd. De rechtbank constateert dat dit erop duidt dat dit gesprek gaat over de pseudokoop in deze zaak want die had betrekking op een Skorpion vz. 61machinepistool en een Glock handvuurwapen. In het screenshot staat onder meer vermeld “
me neefje stapt in. Hij telt met jou dat geld”.In het snapchat gesprek zelf reageert de verdachte met “
Hoeveel is het”, waarop [medeverdachte 1] een foto stuurt van een rol geld met de mededeling dat de helft van deze 5200 naar hem moet, omdat hij deelt met 2 boys. Even later stuurt de verdachte meerdere berichten zoals “
Ja faka hij is er” en “
Ja we zijn Holy”, waarop vervolgens door [medeverdachte 1] wordt gereageerd.
Ook neemt hij deelt aan het Snapchat gesprek tussen 14.14 uur en 15.07 uur. In dit gesprek wordt weer een screenshot gestuurd van het snapchat gesprek met als titel Scorp en Glock. In dat snapchat gesprek stuurt ‘ [username] ’ naar F975 “
Hij komt met die taxi dus stap gewoon netje is. Kijk die ding tel die geld en ga door meld me als is gelukt.
In het snapchat gesprek zelf zegt [medeverdachte 1] “
broer/wat rijden jullie weg man/faka”en vervolgens “
ze hebben niks man, hij zweer in het hindoestaans”, waarop de verdachte antwoord met “ik weet”. Waarna [medeverdachte 1] weer reageert met “
jer moet instapen en dan tellen en dan gnw uitstappen en zeggen wacht die torie komt eraan”. De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 1] met ‘ [verdachte] ’ de verdachte bedoelt, aangezien zijn voornaam “ [verdachte] ’ is. De rechtbank constateert dat de verdachte bij de eerste ontmoeting het geld niet heeft geteld maar dat hij dat bij de tweede ontmoeting dat wel gedaan.
Tot slot is de verdachte kort na de ripdeal aangetroffen met in zijn bezit een deel van de buit, te weten €1.100,-. Dat past bij het hiervoor genoemde snapchat gesprek waarin wordt aangegeven dat de buit wordt gedeeld.
De verdachte heeft hierover in eerste instantie verklaard dat het zijn eigen geld was en vervolgens dat hij dit van die “kale Hindoestaanse jongen” heeft gehad. Tijdens de zitting geeft de verdachte aan dat hij hiermee [medeverdachte 1] bedoelde. De verdachte kan echter niet uitleggen waarom hij dit geld zomaar van [medeverdachte 1] zou hebben gekregen. De rechtbank gaat daarom aan deze verklaring voorbij.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte op voorhand wist dat er een plan was om de kopers van de wapens te rippen en dat de verdachte ook een eigen rol had in dat plan.
Opzet
Om te kunnen spreken van het medeplegen van diefstal met geweld moet er bij de verdachte ook sprake zijn van opzet op het geweld. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, door zijn wetenschap van het plan om de kopers te beroven van hun geld en zijn handelingen ter plaatse, opzet heeft gehad op het gebruik van geweld bij de beroving. Het is onwaarschijnlijk dat personen die voor een substantieel geldbedrag vuurwapens komen kopen zich dat geld zomaar afhandig laten maken. Het ligt dan ook voor de hand dat daarbij geweld zou worden gebruikt, in ieder geval zou worden gedreigd met geweld, en, gelet ook op het karakter van de gemaakte afspraken met F975, dat een vuurwapen daarbij gebruikt zou worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte in de gegeven omstandigheden op z’n minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op de geuite bedreigingen, inclusief het dreigen met het vuurwapen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld zoals primair ten laste gelegd.
Voorhanden hebben van een vuurwapen
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie allereerst is vereist dat de verdachte een wapen of munitie bewust aanwezig heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad.
Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] het wapen in de tas heeft meegenomen naar de ontmoetingsplaats en doorgeladen om de druk op te voeren en het geld daardoor makkelijker afhandig te maken. Bij zijn aanhouding is het wapen doorgeladen en wel bij hem aangetroffen. [medeverdachte 1] lijkt daarmee het wapen de gehele tijd bij zich te hebben gehad. Hij heeft daarmee de feitelijke macht over het wapen gehad in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken, maar de rechtbank kan niet vaststellen dat dat ook voor de verdachte heeft te gelden.
Daarom zal de verdachte van hetgeen hem onder 3 ten laste wordt gelegd worden vrijgesproken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 30 januari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van 5.200 euro, dat aan de opsporingsambtenaren F975 en F976 toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die opsporingsambtenaren F975 en F976, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door:
- een vuurwapen te tonen en vervolgens door te laden in de richting van die opsporingsambtenaar F975 te richten en/of houden en
- daarbij dreigend tegen die opsporingsambtenaren F975 en F976 te zeggen: ‘Stap nu die auto uit of ik schiet je door je kankerhoofd’ en ‘Jij ook instappen, anders druk ik deze tegen je aan en schiet ik je’.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 51 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit en doet subsidiair een verzoek om bij een veroordeling een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich als medepleger schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, een zogenaamde `ripdeal', waarbij twee undercoveragenten van de politie zijn bedreigd met een doorgeladen vuurwapen. De verdachte heeft aan deze beroving een belangrijke intellectuele bijdrage geleverd. De verdachte zou een deel van de buit krijgen. Kennelijk wilde hij snel geld verdienen en heeft hij niet nagedacht over de gevolgen van zijn handelen. Het is een feit van algemene bekendheid dat een bedreiging met een vuurwapen een grote impact heeft op de slachtoffers, ook als die slachtoffers politieagenten zijn. Dat geldt zeker als het gaat om een doorgeladen vuurwapen in een auto De verdachte heeft verder geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De rechtbank rekent hem dit aan.
Het strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 24 oktober 2023, waaruit volgt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een diefstal met geweld.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Deze omstandigheden zijn echter niet van dien aard dat zij in positieve zin invloed hebben op de op te leggen straf.
De straf
Gelet op de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, is de rechtbank van oordeel dat vanuit het oogpunt van vergelding en ter bescherming van de maatschappij niet kan worden volstaan met een andere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank komt tot een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, omdat zij anders dan de officier van justitie de verdachte vrijspreekt van het hem onder 3 ten laste gelegde feit en meer dan de officier van justitie laat meewegen dat de verdachte niet degene is geweest die daadwerkelijk het wapen heeft vast gehad, doorgeladen en in de richting van de pseudokopers heeft gehouden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend en geboden is. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
De vorderingen
Verbalisanten F975 en F976 hebben zich ieder afzonderlijk als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Zij vorderen beiden een schadevergoeding van € 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat volledig uit immateriële schade. Tevens hebben zij verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot schadevergoeding voldoende zijn onderbouwd en daarom hoofdelijk integraal kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om de vorderingen van de benadeelde partijen te matigen. Tevens vraagt zij de rechtbank om een onderscheid te maken tussen het geldbedrag dat wordt toegekend aan F975 en F976.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Het is een feit van algemene bekendheid dat een bedreiging met een vuurwapen een grote impact heeft op de slachtoffers, ook als die slachtoffers politieagenten zijn.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partijen rechtstreeks immateriële schade hebben geleden door de bewezenverklaarde feiten. Wel is de rechtbank van oordeel dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen de benadeelde partijen. F975 is bedreigd met een vuurwapen, terwijl hij in de auto zat en de bedreiging met een vuurwapen van F976 heeft plaatsgevonden buiten de auto. Dit maakt dat F975 nog minder dan F976 zich kon onttrekken aan de situatie. Deze omstandigheid leidt er toe dat de gehele situatie, objectief gezien, voor F975 als nog dreigender kan worden beschouwd. Gelet hierop acht de rechtbank het passend om aan hem een hoger bedrag aan schadevergoeding toe te kennen.
Gelet op wat door de benadeelde partijen ter toelichting op hun vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen. Aan F975 wordt een bedrag van € 2.000,- toegewezen en aan F976 een bedrag van € 1.500,-. De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 30 januari 2023, omdat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskosten
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen F975 en F976 tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partijen F975 en F976 heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partijen hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partijen F975 en F976 aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hen is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van respectievelijk € 2.000,- en € 1.500,-,
vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 januari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van respectievelijk F975 en F976.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voorts dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
(beslaglijst) onder 3 genoemde voorwerp zal worden verbeurdverklaard.
De officier van justitie vordert voorts dat het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer.
De officier van justitie vordert voorts dat het op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerp, dat aan de verdachte [medeverdachte 1] toebehoort, zal worden verbeurdverklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit en verzoekt in het verlengde daarvan om teruggave aan de verdachte van alle in beslag genomen goederen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 en 3 genoemde voorwerpen, verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen het bewezenverklaarde feit is voorbereid.
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerp, verbeurdverklaren. Dit voorwerp is per abuis opgenomen op de beslaglijst van verdachte, terwijl het voorwerp aan [medeverdachte 1] toebehoort Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan [medeverdachte 1] toebehoort en met behulp van dit voorwerp het bewezenverklaarde feit is voorbereid.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 33, 33a, 36f, 47, 312 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld, tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vorderingen van de benadeelde partijen
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen deels toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om te betalen een bedrag van € 2.000,- aan F975 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 30 januari 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, en een bedrag van € 1.500,- aan F976 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover tevens vanaf 30 januari 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald.
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van respectievelijk € 2.000,- en € 1.500,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 januari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van F975 en F976.
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van respectievelijk 30 dagen en 25 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen.
de inbeslaggenomen goederen
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK Telefoontoestel, zwart, merk: Apple Iphone 7;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK Telefoontoestel, rood, merk: Apple Iphone 8;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 3 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK Telefoontoestel, grijs, merk: Apple Iphone.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. D.L.S. Ceulen, rechter,
mr. B. Sahebali, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. I.C. Melieste en I. Verhagen, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 november 2023.
Mr. I.C. Melieste is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.